Islamitisch
Op welke manier gaan islamitische ouders bij het opvoeden van hun kinderen om met hun levensbeschouwelijke overtuigingen? Hans van Crombrugge, docent pedagogiek aan het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen te Brussel, deed daar onderzoek naar (Pedagogiek in Praktijk, februari 2009).
Net als andere ouders kampen jonge islamitische ouders met tal van vragen over de opvoeding van hun kinderen. Deze onzekerheid wordt versterkt doordat de omstandigheden waarin zij hun kinderen hier in het Westen opvoeden anders zijn dan de opvattingen die ze van hun (groot)ouders meekregen. Zo gaan de ouders ervan uit dat de zorg voor de kinderen in wezen een taak is voor de moeder, die thuisblijft voor de kinderen en het huishouden op zich neemt, terwijl de vader gaat werken. De realiteit in veel gezinnen in Nederland en België is dat de vaders feitelijk meer tijd met de kinderen samen zijn dan de moeders, aangezien vrouwen gemakkelijker werk vinden dan mannen.Terwijl vaders zichzelf graag zien als bewakers van het gezin tegenover de buitenwereld, blijkt de wereld in het gezin vooral te worden binnengebracht door de vrouw en nog meer door kinderen en jongeren. Het doorgeven van gewoonten en tradities blijkt niet vanzelfsprekend meer.
Jonge islamitische ouders ervaren spanningen tussen de wereld waarin ze leven en die waarin ouders en zijzelf zijn opgevoed. Zelf interpreteren ouders deze spanningen als spanningen tussen cultuur en geloof. Herkenbaar voor ouders die niet met de Koran maar met de Bijbel opvoeden!
Steeds meer islamitische kinderen worden geplaatst in een (niet-islamitisch) pleeggezin. Ayen Konijk schrijft daarover in Mobiel, Tijdschrift voor Pleegzorg (maart, 2009). Er is in de islam een groot verschil tussen adoptie en pleegzorg. De islam verbiedt adoptie, omdat de biologische identiteit van een kind duidelijk moet blijven. Bij pleegzorg blijft het kind de banden met de natuurlijke ouders houden. Familienaam en erfenis worden niet aangetast.
Het verschil in opvoedingsstijl kan problemen geven en kinderen kunnen in een identiteitsconflict geraken. De schrijver wijst op specifieke verschillen ten aanzien van feestdagen, de gebedstijden en de eetgewoonten (geen varkensvlees, maar halal vlees). Er is verschil tussen de leefregels die het kind van huis uit meekrijgt en die in een niet-islamitische pleeggezin.
De schrijver pleit voor meer islamitische pleeggezinnen. In de laatste jaren is het aantal islamitische pleeggezinnen gestegen. Het aantal is echter niet genoeg om alle islamitische pleegkinderen op te vangen.
”Islamitische scholen in de knel”. Onder deze titel schrijft Edu Dumasy, voormalig manager van islamitisch onderwijs in de regio Amsterdam, (Pedagogiek in Praktijk, december 2008), over knelpunten en kansen in het groeiproces dat dit onderwijs doormaakt. Islamitische scholen staan niet als goed bekend. Dumasy schetst de problemen als een bekneld raken tussen conservatieve krachten in de islam en de eisen van de Nederlandse samenleving.
Al vanaf de oprichting van de eerste scholen in 1988 komt het islamitisch onderwijs met regelmaat in opspraak. Financieel wanbeheer, verwaarlozing van het onderwijs en identiteitsvragen waren aan de orde van de dag. Verschillende schoolbesturen en zelfs leden van de koepelorganisatie ISBO bleken connecties te hebben met omstreden radicale organisaties in Arabische landen.
Steeds meer zorgen werden ook geuit over de kwaliteit van dit onderwijs. Malversaties met Cito-scores en incidenten met autoritaire schoolbestuurders, die zich meer met interne strubbelingen en financiële zelfverrijking leken bezig te houden dan met hun pedagogische opdracht, wakkerden de maatschappelijke onrust over het islamitisch onderwijs aan. De schrijver wijst op het feit dat landen als Saudi-Arabië trachten invloed te verwerven op islamitische scholen. De deelname aan de jaarlijkse Mekkabedevaart versterkte de onderlinge netwerken, waardoor conservatieve denkbeelden ingang vinden in het onderwijs.
Veel ouders en kinderen ontwikkelden antiwesterse gevoelens. Het lijkt erop dat de invloed van deze orthodoxe groepen toeneemt en vooral hun scholen nog groeien, in tegenstelling tot de minder orthodoxe scholen. Het aantal islamitische basisscholen bedraagt nu 43 en het aantal scholen voor voortgezet onderwijs 2. Het aantal leerlingen stijgt nog wel, maar blijft achter bij de verwachtingen. De prognose dat er behoefte is aan 120 islamitische scholen zal geen werkelijkheid worden, nu veel ouders het laten afweten.
De schrijver noemt enkele voorbeelden van goede scholen die een voorbeeld zouden moeten zijn voor andere islamitische scholen en bepleit dat er strengere scholingseisen aan islamitische schoolbestuurders gesteld worden, dat schoolbestuurders op afstand besturen en dat bestuurders op hun pedagogische motivatie geselecteerd worden.
Drs. M. Burggraaf is voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.