Complete keten jeugdzorg moet beter functioneren
De problemen in de jeugdhulpverlening mogen niet worden afgeschoven op het Bureau Jeugdzorg, stelt Anne Floor Erdman. De problemen betreffen de hele keten van de jeugdzorg en moeten dan ook integraal worden aangepakt.
Duizend-en-een oplossingen zijn reeds verzonnen om de sector jeugdzorg beter te laten functioneren. Recent is weer een impuls gegeven aan de verwijsindex risicojongeren. Deze verwijsindex, die landelijk gebruikt gaat worden, stelt hulpverleners in staat bepaalde gegevens in te zien omtrent hulp die jongeren reeds ontvangen.Toch zal blijken dat de impuls aan de verwijsindex de problemen in de jeugdzorg niet oplost. Zodra er immers weer een incident plaatsvindt, buitelen critici en politici over elkaar heen om de schuld voor problemen in de jeugdhulpverlening vooral bij Bureau Jeugdzorg te leggen.
Maar als we willen dat de sector echt beter gaat werken, dan moeten wij hulpverleners ook in staat stellen om te professionaliseren, door hen op de juiste manier te trainen, en van de juiste hulpmiddelen te voorzien. Om problemen in de jeugdzorg het hoofd te bieden moet de gehele keten beter gaan functioneren:
de (rijks)overheid moet de keten van jeugdhulpverlening beter regisseren;
hulpverleners van verschillende organisaties uit de ke-ten moeten leren samenwer-ken;
hulpverleners moeten leren hun werkprocessen binnen de keten op elkaar af te stemmen.
Verantwoordelijkheid
Onlangs heb ik, ten behoeve van een afstudeerscriptie, een literatuurstudie gedaan naar de problemen in de jeugdzorg. De conclusies waren onder meer dat problemen in de sector jeugdhulpverlening, die leiden tot soms dramatische incidenten met kinderen, niet worden veroorzaakt door alleen maar slecht functioneren van Bureau Jeugdzorg.
Het helpen van kinderen wordt uitgevoerd door een keten van partijen met elk een eigen verantwoordelijkheid. Die keten is dermate groot en complex dat hij feitelijk onbeheersbaar is geworden. Problemen die ontstaan in de hulpverlening worden niet opgelost door steeds één partij, Bureau Jeugdzorg, onder vuur te nemen.
Wat moet er dan wel gebeuren om de problemen het hoofd te kunnen bieden? De sector en de (rijks)overheid moeten drie aandachtsgebieden oppakken.
In de eerste plaats moet de overheid de keten beter regisseren. Op dit moment zijn te veel instanties en personen verantwoordelijk voor onderdelen uit de keten van jeugdhulpverlening. De verantwoordelijkheden binnen de keten strekken zich uit over diverse departementen en ook nog over gemeenten en provincies.
Afspraken tussen alle betrokkenen over kwaliteitsbewaking en coördinatie moeten verbeterd worden. De overheid kan leren van bedrijven zoals computergigant Dell. Dell is in staat alle onderdelen uit het productie-proces, uitgevoerd door verschillende leveranciers, maar uitstekend geregisseerd, efficiënt te laten verlopen.
Beter afstemmen
In de tweede plaats moeten betrokken instanties en hulpver-leners beter gaan samenwerken. Samenwerken is een vaardigheid die hulpverleners zich eigen moeten maken. Hiervoor bestaan specifieke trainingen, die rekening houden met de aard en achtergrond van de doelgroep, en met het feit dat hulpverleners professionals zijn met bijbehorende kennis en ervaring.
Het streven zou moeten zijn om hulpverleners te leren van-uit een intrinsieke behoefte gezamenlijk binnen de keten de best mogelijke hulp te verlenen.
Ten slotte moeten werkprocessen beter binnen de keten worden afgestemd. Omdat jeugdzorg vanuit een keten wordt geboden, is het van cruciaal belang dat de verschillende ketenpartners van elkaar weten welke organisatie en welke hulpverlener verantwoordelijk is voor welk onderdeel van het hulpverleningsproces.
Op dit moment beschikken hulpverleners over onvoldoende middelen en instrumenten om elkaar van juiste en tijdige informatie te voorzien en om duidelijke afspraken te kunnen maken. Door werkprocessen (met behulp van daartoe ontwikkelde modellen en methoden) her in te richten en te professionaliseren én door de juiste instrumenten voor informatie-uitwisseling aan te bieden kunnen werkprocessen goed op elkaar worden afgestemd.
De auteur is consultant bij Van Assem & Partners.