Cultuur & boeken

De problematische relatie tussen mens en dier

In ”Dierenleven” van de Zuid-Afrikaanse, in Australië wonende schrijver J. M. Coetzee staat de bejaarde Elizabeth Costello in het middelpunt. Zij is een beroemde Australische schrijfster die voor enkele lezingen aan de universiteit van Appleton in de Verenigde Staten wordt uitgenodigd. Die lezingen blijken bepaald niet aan de verwachtingen van haar bewonderaars te voldoen.

Dr. Hans Ester
11 March 2009 13:34Gewijzigd op 14 November 2020 07:29

Het begin van de eerste lezing is ronduit verrassend, wanneer Elizabeth Costello haar academische gehoor het volgende toevertrouwt: „Ik zeg wat ik meen. Ik ben een oude vrouw. Ik heb geen tijd om nog langer dingen te zeggen die ik niet meen.” Dan volgt een hartenkreet die betrekking heeft op de manier waarop de mens in Costello’s ogen met het dier omgaat. Zij gruwt van de onderwerping van het dier aan de culinaire grillen van de onverzadigbare mens. De steen des aanstoots is niet zozeer Costello’s solidariteit met het geknechte dier, maar haar vereenzelviging van de ”fabrieksboerderijen” met de kampen in Nazi-Duitsland: „Laat ik het hardop zeggen: we zijn omgeven door een onderneming in vernedering, wreedheid en moord, die alles waartoe het Derde Rijk in staat was evenaart, sterker nog, nietig doet lijken, in die zin dat onze onderneming er een zonder einde is, zichzelf regenereert, onophoudelijk konijnen, ratten, kippen, vee ter wereld brengt met het doel ze te vermoorden.”Dit is uiteraard uiterst confronterend voor de vleeseters onder Costello’s gehoor en onverteerbaar voor degenen voor wie de moord op de Joden tijdens het Derde Rijk het emotioneel onvergelijkelijke en onaantastbare centrum van hun leven vormt. Door de omgang van de nazi’s met de Joden te vergelijken met het doden van dieren voor menselijke consumptie degradeert Elizabeth Costello naar het oordeel van de toehoorders het lijden tijdens het Derde Rijk.

Een van de protesteerders is de dichter Abraham Stern. Hij schrijft aan Costello een brief en zegt daarin het volgende: „Voor uw eigen doeleinden heeft u de geijkte vergelijking overgenomen tussen de vermoorde joden van Europa en slachtvee. De joden zijn als koeien gestorven en dus sterven koeien als joden, zegt u. Dat is een spel met woorden dat ik weiger te aanvaarden. U interpreteert de aard van gelijkenissen verkeerd; ik zou zelfs zeggen dat u die moedwillig, op het godslasterlijke af, verkeerd uitlegt. De mens is geschapen naar Gods gelijkenis, maar God gelijkt niet op de mens. Als joden als vee worden behandeld, wil dat niet zeggen dat vee als joden wordt behandeld. De omkering is een belediging aan de nagedachtenis van de doden. Bovendien is het een goedkope manier om de verschrikkingen van de kampen te gebruiken.”

Belichaamde ziel

De tweede lezing van Elizabeth Costello gaat over drie gedichten over dieren: ”De panter” van Rainer Maria Rilke en twee gedichten van Ted Hughes die als een reactie op Rilke zijn te beschouwen. Wat de schrijfster in beide lezingen onder woorden wil brengen, is dat de mens in staat is om het dier -een „levende ziel, een belichaamde ziel”- te begrijpen. De mens kan zich volgens Elizabeth Costello inleven in het bestaan van een dier, ja van „elk wezen waarmee ik het substraat [de dragende laag van het bestaan, HE] van het leven gemeen heb.”

In de openbare discussie die na de lezingen volgt, moet Costello op scherpe en scherpzinnige vragen antwoord geven. Een van die vragen gaat over de gemeenschappelijkheid van mens en dier. De vragensteller prof. O’Hearne concentreert zijn vraag op het doodgaan van het dier. Dat doodgaan kan volgens hem tot verzet van het organisme leiden maar niet tot verzet van de ziel. Dieren leven en gaan dood. Een gevoelsmatig surplus is er niet bij. Costello begint haar antwoord met: „Iemand die zegt dat het leven voor dieren minder betekent dan voor ons heeft nog nooit een dier in zijn handen gehad dat voor zijn leven vecht.”

Costello verdedigt zich uitstekend, maar ook de argumenten van haar tegenstanders zijn niet mis. Daarom is het boek van Coetzee niet te vereenzelvigen met de mening van Elizabeth Costello. Haar toon is volstrekt niet triomfalistisch, eerder gepijnigd en af en toe zoekend. Het boek presenteert de interessante en provocerende ideeën van Elizabeth Costello als een uitdaging aan de lezer om partij te kiezen en na te denken over het eigen gedrag naar het dier toe.

Schepsel

Tot de relativering van Costello’s gedachten draagt ook de kritische houding van haar zoon John bij. John doceert in Appleton. Zijn vrouw Norma heeft een gruwelijke hekel aan haar schoonmoeder en spreekt haar haatgevoelens zonder reserve uit. Norma relativeert door haar ongenuanceerde en oneerlijke kritiek op haar beurt de kritiek die op het loodzware denken van de schrijfster vanuit de universitaire geledingen wordt gehoord. Elizabeth Costello heeft het zwaar te verduren, maar die lastige situatie heeft zij voor een belangrijk deel aan zichzelf te wijten. ”Dierenleven” is een zeer interessant en waardevol boek doordat het een vraag aan ons voorlegt waarmee we doorgaans veel te gemakkelijk klaar zijn: wat betekent dat schepsel van God voor je, dat schepsel dat wij ”dier” noemen?

N.a.v. ”Dierenleven”, door J. M. Coetzee; vert. door J. van Helmond en F. van der Wiel; met een inleiding van Rascha Peper; uitg. Cossee, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 5936 235 2; 96 blz.; € 12,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer