Het lukt Bram niet volwassen te worden
De schrijver van het Boekenweekgeschenk is vrij in zijn onderwerpskeus; hij is niet verplicht over het thema van de Boekenweek te schrijven. Tim Krabbé (1943) zegt zelf niet zo’n ”dierenman” te zijn. ”Een tafel vol vlinders” is een psychologische novelle waarin volwassenwording centraal staat. Of beter gezegd, de mislukking ervan.
”Een tafel vol vlinders” begint aan het eind van de verhaalgebeurtenissen, post rem. Het is gedeeld in twee hoofdstukken; tijdens het eerste volgt de lezer Fred. Fred is aan het eind van zijn kunnen tijdens een klimpartij als hij de onbedwingbare neiging krijgt om zijn vriendin te bellen. Op het moment dat hij de telefoon aanzet, belt zij. Er is iets grondig mis. Dat weet hij. De eerste aan wie hij denkt is Bram.Bram is de zoon van zijn vorige vriendin Nicolien, die hij leert kennen als Bram drie jaar oud is. Hij voelt zich aangetrokken tot het ventje en zijn liefde gaat zo ver dat hij de zorg voor Bram mede op zich neemt als Nicolien hem verlaat en met een tandarts trouwt. De ene helft van de week zorgt hij dus voor Bram. „En Bram was zijn zoon. Juist omdat hij het niet was - van je eigen zoon zou je verplicht zijn te houden, waardoor je altijd moest twijfelen of je het wel echt deed; van Bram hield hij omdat het Bram was.”
Fred probeert zijn idealen op het kind over te brengen. Hij ziet een schrijver in hem. De huidige man van Nicolien, de tandarts, is elitair en heeft heel andere idealen; hij is van mening dat zakelijk succes op veel studie en inspanning berust. Ondanks de verschillende persoonlijkheden is ”zingeving” het kernwoord in beider opvoedingsidealen.
In het tweede hoofdstuk maakt de lezer kennis met Bram zelf. Vanuit het ik-perspectief vertelt hij zijn verhaal in dagboekvorm. Voor Bram is zingeving een woord dat zijn gezicht verbrand heeft en hij blokkeert. In contacten, keuzes, studierichting, in zijn keus voor zijn ’vader’ (welke van de drie? zijn eigen vader is door zelfdoding gestorven) en moeder. Hij is niet in staat zijn eigen identiteit te ontwikkelen en blijft „een vijverspook.” Deze benaming wordt hem door Fred gegeven nadat Bram tijdens een vakantie weigert met Fred mee te gaan. Fred meent hem tijdens de wandeling als wazige gestalte bij een vijver (”vijverspook”) te zien staan, maar Bram geeft dit niet toe. Bram blijft dus schimmig en onttrekt zich aan de uitgezette kaders. Hij is een onthechte jongen die zoekend ronddoolt. Een relatie brengt hierin tijdelijk verandering en Bram lijkt zich te kunnen binden. Totdat de vervreemding de kop weer opsteekt en hij de uiterste consequentie daarvan neemt.
”Een tafel vol vlinders” is een onthutsend Boekenweekgeschenk. Vooral vanwege het haarscherp weergegeven gevoel dat rondom heerst. Met steeds meer verfijnde technieken en kundes van alle opvoeders, regeerders en -gogen zou het bedje van de jongere generatie gespreid moeten zijn. En alle inspanning ten spijt lijkt de kloof soms eerder breder dan smaller te worden. Omdat een sterke basis ontbreekt.
Dat laatste wordt in deze novelle helemaal duidelijk. Wat wordt er van mij verlangd? Door wie? Bij wie hoor ik? Van wie ben ik? Bram slaagt er niet in zich harmonieus te ontwikkelen, alle kwaliteitstijd door zijn opvoeders aan hem gespendeerd ten spijt. ”Een tafel vol vlinders” laat zien wat gebrokenheid kost. Te veel.
Onthutsend is ook Krabbés taalgebruik. Krabbé is in zijn woordkeus soms platvloers en mist daarbij de antenne om kwetsingen te voorkomen. Ook Jezus’ naam moet het één keer ontgelden.
De vorm van het verhaal heeft Krabbé goed gekozen, de boodschap is helder. Helaas kan de verwoording ervan een belemmering vormen om die op te pakken.
N.a.v. ”Een tafel vol vlinders”, door Tim Krabbé; uitg. Stichting CPNB, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90; 90 blz.; gratis tijdens de Boekenweek bij besteding van € 11,50 aan boeken.