Hoge Raad: Dubbele giftenaftrek mogelijk
In deze rubriek is eerder een zaak besproken waarin een gulle donateur een periodieke gift aftrok in box 1 onder de giftenaftrek, en die dus als aftrekbare schuld opnam in box 3 (inkomen uit sparen en beleggen). Hiermee bereikte hij dus een dubbele aftrek.
In de bedoelde zaak deed de Hoge Raad op 27 februari een uitspraak en bepaalde dat de belastingplichtige juist heeft gehandeld.Periodieke giften –notarieel vastgelegde vaste giften aan goede doelen die ten minste vijf jaar plaatsvinden– mogen dubbel in aftrek worden gebracht, waarmee dus een dubbel belastingvoordeel wordt behaald; ten eerste in box 1 onder de giftenaftrek, ten tweede in box 3 als jaarlijkse aflopende schuld, die aftrekbaar is van het vermogen.
Ondanks het feit dat een dubbele aftrek wellicht wat raar klinkt, past het precies in de wetssystematiek.
Voor het jaar 2008 is het mogelijk de waarde van de resterende verplichting om de periodieke giften te doen, in de aangifte te verwerken. Voor eerdere jaren geldt dat belastingplichtigen die nog geen definitieve aanslag hebben gehad, kunnen overwegen een aanvullende aangifte in te dienen en alsnog de aftrek in box 3 te claimen.
Een andere optie is het indienen van een bezwaarschrift tegen de reeds opgelegde aanslag. Dit moet dan wel binnen zes weken na dagtekening van de aanslag binnen zijn.
Vrijgestelde bezittingen
Hoe werkt nu eigenlijk de belasting over vermogen en de aftrek van schulden in dit verband? Box 3 is een restcategorie in de inkomstenbelasting waarin over de waarde van bezittingen minus de waarde van schulden belasting wordt berekend.
Bezittingen zijn bijvoorbeeld spaargeld, een tweede woning, beleggingen en waardevolle goederen. Sommige bezittingen zijn vrijgesteld of vallen in een andere box. Hierbij kan worden gedacht aan de eigen woning die als hoofdverblijf dient, de eventuele kapitaalverzekering die hieraan is gekoppeld en aandelen die tot een aanmerkelijk belang (box 2) behoren.
Andere vrijgestelde bezittingen zijn:
Voorwerpen van kunst en wetenschap die niet als belegging worden aangehouden.
Maatschappelijke beleggingen tot een maximum van (in 2008) 54.223 euro (het gaat hierbij om beleggingen in erkende groenfondsen en sociaal-ethische beleggingen).
Beleggingen in durfkapitaal tot een maximum van (in 2008) 54.223 euro (het gaat hierbij om culturele beleggingen en geregistreerde leningen aan beginnende ondernemers).
Spaarloonregelingen of premiespaarregelingen tot een bedrag van (in 2008) 17.025 euro.
Schulden die niet zijn aangegaan voor de aankoop, het onderhoud of de verbetering van een eigen woning, zijn in het algemeen aftrekbaar van het vermogen in box 3. Sinds vorige week is daarbij duidelijk geworden dat ook de waarde van de periodieke giften als een jaarlijkse aflopende schuld in aftrek op het vermogen komt. Er geldt een drempel: de eerste 2800 euro (in 2008) van de schulden is niet aftrekbaar van het vermogen.
Fiscale partners hebben een gezamenlijke drempel van 5600 euro.
Schulden die niet aftrekbaar zijn van het vermogen zijn bijvoorbeeld de hypotheekschuld voor de eigen woning (de rente is aftrekbaar in box 1) en belastingschulden.
Heffingsvrij vermogen
In box 3 geldt een heffingsvrij vermogen. Dit is een vast bedrag van het vermogen dat is vrijgesteld van belasting en bedraagt 20.315 euro per belastingplichtige. Als u 65 jaar of ouder bent en uw gemiddelde vermogen (zie hierna) niet meer bedraagt dan 268.821 euro, wordt het heffingsvrije vermogen verhoogd met de ouderentoeslag.
Om de ouderentoeslag te bepalen, wordt gekeken naar het inkomen in box 1 (AOW, pensioen et cetera). Als dit inkomen 13.744 euro of minder is, bedraagt de ouderentoeslag 26.892 euro.
Als het inkomen in box 1 tussen de 13.744 euro en de 19.119 euro is, is de ouderentoeslag 13.446 euro. Er is geen recht op een ouderentoeslag bij een inkomen hoger dan 19.119 euro.
Ouders met kinderen kunnen het heffingsvrije vermogen verhogen met 2715 euro per minderjarig kind.
Het vermogen dat niet onder een vrijstelling valt, vormt de grondslag voor de berekening van het inkomen uit sparen en beleggen. Wie een fiscale partner heeft, kan in de aangifte het vermogen naar eigen voorkeur verdelen.
Forfaitair rendement
De vermogensbestanddelen (zowel de bezittingen als de schulden) worden twee keer per jaar gemeten: op 1 januari en op 31 december. De twee waarden worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door twee.
Over dit gemiddelde vermogen in een jaar minus het heffingsvrije vermogen (de zogenoemde rendementsgrondslag) wordt een vast ofwel forfaitair rendement van 4 procent berekend. Dit is het inkomen uit vermogen waarover uiteindelijk 30 procent belasting verschuldigd is. Over de waarde van het vermogen wordt dus effectief 1,2 procent belasting betaald.
De auteurs zijn werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl.