Cultuur & boeken

Publieksprijs voor populariteit

Zeggen verkoopcijfers iets over de kwaliteit van een boek? Dat vraag je je af als je het lijstje nominaties van de Publieksprijs Christelijk Boek bekijkt. Het gaat hier om zes populaire, goedverkochte boeken, dat is een feit. Maar is een plekje in de top tien genoeg verdienste om bekroond te worden met een prijs? Populariteit beloont zichzelf al, in geld en aandacht. Terwijl kwaliteit een onafhankelijke jury nodig heeft.

Enny de Bruijn
4 March 2009 07:53Gewijzigd op 14 November 2020 07:25
Schrijfster Guurtje Leguijt (m.) bij de uitreiking van de Publieksprijs Christelijk Boek 2008, tijdens het Letterfestival in Doorn. Foto Sjaak Verboom
Schrijfster Guurtje Leguijt (m.) bij de uitreiking van de Publieksprijs Christelijk Boek 2008, tijdens het Letterfestival in Doorn. Foto Sjaak Verboom

Groter contrast is nauwelijks denkbaar: aan de ene kant ”Durf te dromen” van Mattheus van der Steen, aan de andere kant ”Tijdgeest” van ds. P. van Ruitenburg. Je hoeft maar naar de eerste bladzijde van beide werkjes te kijken - sterker nog, de beginzinnen zeggen al genoeg. De een begint zijn boek met: „Het wordt er niet beter op. We zien het met eigen ogen en we lezen het in Gods Woord”, de ander met: „Het leven met de Vader, De Heer Jezus Christus en de Heilige Geest en al de engelen is één groot avontuur.” Verdere toelichting is overbodig.Het voorbeeld illustreert hoezeer de zes genomineerde boeken verschillen, qua stijl en toon, qua theologisch gehalte, qua boodschap. Nu is dat niet nieuw: de Publieksprijs Christelijk Boek heeft meer merkwaardige lijstjes opgeleverd. Bijvoorbeeld drie jaar geleden, toen naast een aantal christelijk-meditatieve boeken ineens ook een roman van Jan Siebelink en een bloedstollende thriller van Gerhard Hormann genomineerd stonden.

Daar schrok de organisatie een beetje van, en dus werd er een oplossing bedacht voor het jaarlijks weerkerende probleem van de uiterst willekeurige nominaties. Sinds vorig jaar zijn die nominaties louter en alleen gebaseerd op de verkoopcijfers van de christelijke boekhandel, zonder verder aanzien des persoons, zonder sturing door het stemmende publiek. Dat moet een eerlijk lijstje opleveren. De zes boeken die kans maken op de prijs staan eenvoudig bovenaan in de top tienen van de BCB. Drie titels op het gebied van fictie, drie op het gebied van non-fictie. En geen gezeur met vertaald werk, het moet gaan om oorspronkelijk Nederlandstalige boeken. Dat betekent dat de échte publiekslieveling, Lynn Austin, al op voorhand niet winnen kan.

Eerlijke keus
Wat de genomineerde boeken dus gemeen hebben, is dat ze (a) goed verkopen, (b) een Nederlandse oorsprong hebben en (c) christelijk van karakter zijn dan wel door een christen geschreven. Maar dan beginnen de problemen. Zeggen verkoopcijfers iets over de kwaliteit van een boek? Is het eerlijk om deze zes boeken, die uitgekozen zijn op hun populariteit, ook af te rekenen op ambachtelijkheid? En hoe is het in vredesnaam mogelijk om een roman met een stichtelijk werk, een dagboek of een bundel essays te vergelijken?

Toch is het de bedoeling dat lezers een keus maken: het publiek kan (via leesenluister.nl) nog tot 10 maart stemmen op een van de zes genomineerde boeken. Maar hoe doe je dat op een verantwoorde manier?

Vermoedelijk brengen de meeste lezers een stem uit omdat ze een van de auteurs kennen of zich aangesproken voelen door een van de boeken. Of omdat ze zich verplicht voelen door de uiterst wervende stemcampagnes van sommige schrijvers en uitgevers. Maar waarschijnlijk heeft zo goed als niemand alle zes genomineerde boeken gelezen, om de eenvoudige reden dat de ene titel op een totaal ander publiek mikt dan de andere.

Niettemin zou een eerlijke keus moeten beginnen met een vergelijking van de mogelijkheden. Dan pas kun je een stem uitbrengen die niet gebaseerd is op een vaag gevoel van sympathie of antipathie, maar op argumenten.

Je kunt bijvoorbeeld kiezen op theologisch gehalte: ga je voor de reformatorische ds. P. van Ruitenburg (degelijk en ietwat zwaarmoedig) of voor de evangelische Mattheus van der Steen (vermoeiend-optimistisch)? Je kunt ook kiezen op stijl en schrijfkwaliteit: waardeer je de precieze formuleringen van Marianne Witvlliet of de slordiger geschreven, maar toegankelijker tekst van J. D. Heemskerk? En je kunt kiezen op genre: houd je van meditatieve bespiegelingen (Henk Binnendijk) of van een spannend-psychologische roman (Joke Verweerd)?

Maar in alle gevallen geldt: voel je je aangesproken, vind je de tekst geloofwaardig, roept het boek herkenning bij je op, word je geraakt door de manier waarop de dingen onder woorden zijn gebracht?

Smaak van de massa
Dinsdag wordt de prijs voor de vijfde keer uitgereikt, deze keer door de Amerikaanse auteur Elizabeth Musser. Ging het vroeger om een initiatief van het Nederlands Dagblad en de brancheorganisatie van het christelijke boekenvak (BCB), nu blijkt ineens ook de EO bij de organisatie betrokken. Je zou zeggen, dat moet een tamelijk gezaghebbende prijs opleveren - maar niets is minder waar.

Waarschijnlijk wint Joke Verweerd, voor de tweede keer, of misschien Marianne Witvliet. Dat zou terecht zijn, want hun boeken steken absoluut boven de rest van het lijstje uit. Dat past ook in de lijn van de afgelopen jaren. Steeds zijn er tamelijk goede prijswinnaars komen bovendrijven: Joke Verweerd, Janne IJmker, Guurtje Leguijt. Maar dat is bijna per ongeluk, gezien de rest van de nominaties.

Dát deze schrijvers winnen, is waarschijnlijk slechts te danken aan het feit dat het christelijke lezerspubliek meer voor romans valt dan voor non-fictie. Bovendien zijn alle concurrerende Amerikanen buiten spel gezet. Maar gezien de gemiddelde samenstelling van de boekentoptienen hoeven we ons geen illusies te maken. Het mag ontbreken aan een originele verwoording, aan diepgang in gedachten, of aan allebei - een boek verkoopt toch wel als het maar, makkelijk voortkabbelend, inspeelt op het gevoel en de smaak van de massa. Hetzij ter linker-, hetzij ter rechterzijde.

Op zichzelf is daar natuurlijk niets mis mee, dat is het mechanisme van de markt. Maar of het meten van populariteit ook het doel van een boekenprijs is? Boeken die in de top tienen staan krijgen tóch wel aandacht, en leveren tóch wel inkomen voor de schrijver op. Waarom moet zo’n boek dan nog extra in het zonnetje gezet worden, wat is de toegevoegde waarde?

Toegegeven, er zijn meer publieksprijzen (waaronder die van de NS), en er zijn meer publieksverkiezingen (zoals die van de Dichter des Vaderlands). Maar de geschiedenis leert dat er altijd veel gesteggel is over voorkeursacties, over het geringe aantal mensen dat een stem uitbrengt, over de uiteindelijke (vaak tegenvallende) uitslag. Bij de Dichter des Vaderlandsverkiezingen heeft dat zelfs geleid tot een noodmaatregel: een deskundige jury nomineert zes dichters, en dan pas mag het publiek stemmen.

Tussenoplossing
Misschien moet de organisatie van de Publieksprijs Christelijk Boek eens over zo’n tussenoplossing gaan nadenken. Een juryprijs is in het algemeen betrouwbaarder, wordt serieuzer genomen en is eervoller dan een publieksprijs. Hét bewijs is de christelijke kinderboekenprijs Het Hoogste Woord, die sinds 1996 zijn waarde bewezen heeft. Uit onderzoek bleek een paar jaar geleden immers dat deze prijs de kwaliteit van de christelijke kinderboeken een enorme impuls heeft gegeven. Waarom zou dat niet kunnen bij boeken voor volwassen lezers? Een prijs is toch dé kans om eens een boek onder de aandacht te brengen dat anders zou verdwijnen onder het schreeuwerige verkoopgeweld van andere titels.

Een boekverkoper heeft een ander belang dan een leesopvoeder, dat is duidelijk, maar waarom zouden bij het toekennen van een prijs de idealen niet boven de commercie gaan? Schrijfkwaliteit, dankzij diepgaande studie en tijdrovend geworstel met woorden, mag best eens beloond worden. Kwaliteit genereert immers kwaliteit, terwijl het bergafwaarts gaat met de beschaving als de smaak van de massa regeert.

Het afgelopen jaar zijn er, ook op de christelijke markt, boeken verschenen die misschien minder goed verkopen, maar waar ontzettend veel zorg en vakmanschap uit spreekt. Neem de gedichten van Hilbrand Rozema, de Calvijnbiografie van Herman Selderhuis, de dagboeknotities van Willem Barnard, de verhalen van Jakob van Bruggen. de spirituele cultuurkritiek van dr. C. A. van der Sluijs - om maar wat te noemen. Geen goedverkopende snelschrijvers, maar vakmensen die boven de middelmaat uitsteken. Waarom zou een jury hén niet nomineren, naast Verweerd en Witvliet, waarna het publiek eventueel alsnog zijn stem kan uitbrengen? Of, nog beter, waarom wordt het hele proces niet in handen van zo’n jury gelegd?


Voor mijn verjaardag kreeg ik dit jaar van mijn kinderen een box met negen cd’s. Het waren de pianowerken van Liszt, vertolkt door Jorge Bolet. Ik was er heel blij mee en elke avond beluisterde ik een cd. Toen ik de zesde cd draaide en rustig voor de open haard zat, werd ik gegrepen door een voor mij onbekend stuk. Het ontroerde me enorm. Wat een hemelse muziek. Verrukkelijk! Toen ik later het hoesje van de cd pakte om te kijken hoe het stuk heette, bleek de titel te zijn: ”Bénédiction de Dieu dans la solitude”, wat betekent: de zegen van God in de eenzaamheid. En meteen was daar die herkenning. Want Liszt zag kans om het verrukkelijke van omgaan met God in die muziek te leggen en aan mij over te brengen. Toen begreep ik mijn ontroering. De zegen die God kan geven als we in de stilte zijn met Hem, is verrukkelijk.
Henk Binnendijk, ”Dichtbij God” (uitg. Voorhoeve)
Martiena Philipse kijkt mistroostig uit de trein naar buiten. Hij staat zeker al twintig minuten stil op een hoge spoordijk, in de brandende zon. Een paar minuten geleden heeft de conducteur omgeroepen dat de oorzaak van hun vertraging een botsing is van een vrachtwagen met een eerdere trein op een enkele kilometers verder gelegen spoorwegovergang. De baan is dus versperd en waarschijnlijk zal de trein terugkeren naar het vorige station. Vandaar zullen ze dan met bussen verder worden vervoerd. Maar een trein laten terugrijden schijnt ook de nodige voorbereidingen te kosten en daar wachten ze nu op.
J. D. Heemskerk, ”Beslagen vensters” (uitg. De Banier)
Het wordt er niet beter op. We zien het met eigen ogen en we lezen het in Gods Woord. De wereld wordt oud en de mensheid verloedert. Het is net als met kleding. De jas wordt kaal, er zijn dunne plekken en uiteindelijk vallen er gaten in. Het wordt steeds duidelijker dat deze wereld aan het ten onder gaan is. Ik denk daarbij niet eens zozeer aan de milieuvervuiling en het tekort aan water. Ook in geestelijk en moreel opzicht gaat het niet goed. Het komt uit wat er over deze wereld en de mensheid voorspeld is. De geest van onze tijd verandert. De mentaliteit van de mensheid verwereldlijkt meer en meer. Ook in de kerk.
Ds. P. van Ruitenburg, ”Tijdgeest” (uitg. Den Hertog)
Het leven met de Vader, de Heer Jezus Christus en de Heilige Geest en al de engelen is één groot avontuur. De Heer riep me toen ik 14 jaar oud was. Vanaf mijn vroege kinderjaren kan ik me niet veel meer herinneren dan dat ik naar de kerk ging op zondag en dat we regelmatig verhuisden naar andere plaatsen omdat mijn vader voorganger was. (...) Ik was al op jonge leeftijd met God bezig en ik weet nog dat ik op tienjarige leeftijd mensen in de supermarkt waarschuwde dat ze naar de hel gingen als ze Jezus niet wilden aannemen, dit vaak tot grote ergernis van mijn moeder en zus. (...) Maar echt mijn leven, mijn hart aan Jezus geven had ik nog nooit gedaan. Ik had geen persoonlijke relatie met de Heer.
Mattheus van der Steen, ”Durf te dromen” (uitg. Highway Media)
Nu wil het niet meer uit zijn gedachten. Hij kan niet blijven uitstellen. Wessel trekt de onderste lade open, waar de envelop met de in het oog springende postzegels ligt. Langer dan twee weken inmiddels.
Els, zijn secretaresse, heeft keurig de briefopener gebruikt en er een geel memootje met een vraagteken op geplakt. Wat had het voor zin zichzelf zo lang te treiteren? Hij had de inhoud toch even vluchtig kunnen doornemen? Die andere optie, ”ongelezen door papiervernietiger”, is niets voor hem.
Met een fors gebaar trekt hij de map uit de bruine envelop. Breeduit waaieren de papieren over zijn bureau. De sprekerslijst zeilt naar de grond.
Joke Verweerd, ”Pareloester” (uitg. Mozaïek)
Het was nog altijd dezelfde sleutel. De voordeur moest intussen bijgeschaafd zijn, want ik hoefde er niet meer tegenaan te duwen, zoals vroeger, toen ik een kind was.
In het kleine halletje draaide ik me om en duwde met mijn rug de deur achter me dicht. Ik keek omhoog. Naar de kale houten trap, naar de leuning waarlangs nog altijd een touw liep zodat je van bovenaf de voordeur kon opentrekken.
Langzaam liep ik de trap op naar de woonverdieping. Net als toen telde ik de treden. Het zeil was verdwenen. Op de planken vloeren zag ik langs de randen resten ondertapijt van vorige bewoners. Het rook muf, het huis moest lang hebben leeggestaan.
Marianne Witvliet, ”Kind van het water” (uitg. Mozaïek)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer