Veranderende herinneringen
Titel: ”België. Een parcours van herinnering.” Deel I: ”Plaatsen van geschiedenis en expansie”, deel II: ”Plaatsen van tweedracht, crisis en nostalgie”
Auteur: Jo Tollebeek (hoofdred.)
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2008
ISBN 978 90 351 3305 1, 976 blz.
Pagina’s: € 100,-.
Vraag een gemiddelde Belg naar zijn land en goede kans dat er een antwoord komt in de trant van: „België? Dat is het koningshuis en het voetbal. Verder bestaat het niet.” De ondertoon is vaak minder gekscherend dan het olijke gezicht doet vermoeden. Er blijkt wel iets meer te zeggen over België.Nog zo’n vraag: Is de Brusselse politiek meer dan het regelen van de onderlinge omgang van Walen en Vlamingen? Die indruk ontstaat wel eens. Maar België is in ieder geval ook gedeelde geschiedenis. De Belgen laten die graag teruggaan tot mythische figuren als Ambiorix, een Galliër die de Romeinen versloeg op het grondgebied van het huidige België. Daarmee wordt het gemeenschappelijk verleden een fors eind verder terug in de geschiedenis gelegd dan 1830.
Maar hoe belangrijk is de geschiedenis voor de gemiddelde Belg? Ook die verbindende factor is aan verandering onderhevig. België is niet alleen als natiestaat, maar ook als samenleving minder vanzelfsprekend geworden. Door processen zoals globalisering, toenemende multiculturaliteit en ontzuiling wordt het nationale verleden anders beleefd dan nog maar een paar decennia geleden.
In twee mooi uitgegeven boeken onder de titel ”België. Een parcours van herinnering”, proberen zo’n vijftig Belgische wetenschappers grip te krijgen op dat veranderingsproces.
Herinneringsgeschiedenis
Het project past in de tamelijk recente traditie van herinneringsgeschiedenis, zoals dat in de jaren tachtig op de kaart is gezet door de Franse historicus Pierre Nora. Herinneringsgeschiedenis is een geschiedenis ’van de tweede graad’, de geschiedenis van de herinnering aan het gebeurde. Nora gebruikte nog bestaande ”lieux de mémoire” (plaatsen van herinnering) als aanknopingspunt om een nationale geschiedenis van Frankrijk te schrijven. Dat vond al snel navolging in andere landen. Zo kwam tussen 2005 en 2007 de rondgang langs Nederlandse ”pleisterplaatsen van het geheugen” op de markt.
De Belgische uitgave heeft, net als de Nederlandse, gekozen voor een herinneringsgeschiedenis rond waarneembare plaatsen. Het boek zou daardoor gelezen kunnen worden als een soort historische reisgids. In de Franse en de Duitse projecten was er daarnaast ruimte voor abstracte plaatsen van herinnering, zoals het verschijnsel burgemeester, ”le café”, en de republikeinse schoolboekjes. Duitse historici schreven over de knieval van Willy Brandt in Warschau en het begrip ”Blut und Boden”.
Het Nederlandse ”Plaatsen van herinnering” beschouwt zichzelf als een geschiedenisboek, maar de Belgische variant wil nadrukkelijk meer zijn. „Dit boek is geen klassiek geschiedenisboek, het is door zijn perspectief a trip down memory lane”, schrijft hoofdredacteur Jo Tollebeek in de inleiding. Het gaat primair om de „resonantie van de geschiedenis in het nationale geheugen.”
Tweedracht
De redacteuren van het Belgische ”parcours” hebben ervoor gekozen geen chronologische insteek te kiezen, maar de herinneringsgeschiedenissen te groeperen rond vijf thema’s. De lezer wordt meegenomen langs plaatsen van geschiedenis, expansie, tweedracht, crisis en nostalgie. Soms is die indeling een beetje arbitrair, omdat sommige plaatsen van geschiedenis (de Groeningekouter in Kortrijk, het gedenkteken voor de Boerenkrijg in Turnhout, de Leeuw van Waterloo) bij uitstek ook plaatsen van tweedracht zijn geworden. Duidelijk is dat de redactie keuzes moest maken, omdat de Belgische geschiedenis vol onenigheid is: stonden rooms-katholiek en liberaal niet tegenover elkaar (19e eeuw), dan wel Vlaming en Waal.
Het werk biedt tal van uitwerkingen van die controverses. In een hoofdstuk over de Pacificatiezaal van Gent komt de herdenking van de Pacificatie van Gent (1576) in 1876 aan de orde. Die was nog niet zo gemakkelijk georganiseerd. De liberalen wilden de plechtigheden aangrijpen om een pleidooi voor gewetensvrijheid en verdraagzaamheid te houden. De rooms-katholieken bezagen het verdrag echter door een heel andere bril: voor hen stond de pacificatie aan de wieg „van het harde repressieve regime waardoor het despotische calvinisme in Holland gekenmerkt was.”
Rooms-katholieken en liberalen stonden in de 19e eeuw lijnrecht tegenover elkaar in discussies rond de scheiding van kerk en staat. Liberalen eisten het recht op om burgerlijk begraven te worden. Het -al dan niet christelijk- onderwijs was een ander groot twistpunt. Het komt allemaal aan de orde.
De strijd tussen Vlaming en Waal ging er niet minder fel aan toe. De Groeningekouter in Kortrijk, waar in 1302 de Guldensporenslag tussen de Franse koning Filips de Schone en de de graaf van Vlaanderen Gwijde van Dampierre plaatshad, werd een exponent van de verdeeldheid tussen beide bevolkingsgroepen. Ooit was de plek een nationaal herinneringsoord, maar later werd de plaats toegeëigend door Vlaams-nationalisen. Van een Belgisch saamhorigheidsgevoel op de plek is nog altijd geen sprake, constateert de schrijver.
De Leeuw van Waterloo, herinnering aan de bekende slag in 1815 tussen de Franse keizer Napoleon en onder anderen de Prins van Oranje, blijkt eveneens een voortdurende twistappel te zijn geweest. De Walen bezagen het gietijzeren dier van meet af aan met afschuw als „de bloeddorstige Nederlandse leeuw die ons dreigt te verslinden.” De Walen herdenken de Slag bij Waterloo tot op de dag van vandaag bij hun ’eigen’ monument van l’Aigle blessé, de gewonde adelaar. De Leeuw is voor Vlaams-nationalisten.
Nieuwe religie
De tegenstelling tussen rooms-katholiek en liberaal speelt in de huidige kijk op het verleden nauwelijks meer een rol. De rooms-katholieke zuil verliest in België weliswaar niet aan macht en invloed, schrijft redactrice Gita Deneckere in het tweede deel, maar de levensbeschouwelijke strijd gaat momenteel „over het dragen van een hoofddoek aan de loketten van de stad.” In een hoofdstuk over de grote rockconcerten bij Werchter had Geert Buelens al geconcludeerd dat ”de Wei” de plek is „waar zich de enige communie voltrekt die het seculiere Vlaanderen nog zonder gêne durft te beleven: één worden met tienduizenden onbekenden, samen, als uit één keel ”Sunday Bloody Sunday” of ”Karma Police” meebrullen en voelen - nee, weten dat je het allemaal over hetzelfde hebt en daardoor (…) opgeheven wordt.”
Dat de strijd tussen Waal en Vlaming nog altijd de Belgische politiek beroert, kan niemand die het nieuws volgt zijn ontgaan. In het tweede deel is een hoofdstuk gewijd aan de taalstrijd rond Voeren, in de jaren tachtig het Belgische probleem bij uitstek. Ook de splitsing van de universiteit Leuven in 1968 in een Vlaamstalig (Katholieke Universiteit Leuven) en een Franstalig deel (Université Catholique de Louvain-la-Neuve), wordt uitvoerig belicht. Daaruit blijkt echter ook dat de taalstrijd niet hopeloos hoeft te zijn. Lange tijd golden Leuven en Louvain-la-Neuve al herinneringsplaatsen bij uitstek van communautaire verdeeldheid. Die rol is inmiddels echter overgenomen door plaatsen als Brussel-Halle-Vilvoorde. De 575e verjaardag vierden de Leuvense universiteiten in 2000 gebroederlijk samen. Het kan verkeren.
Léopoldville
De boeken bieden echter meer dan geredetwist. Er zijn de onvermijdelijke hoofdstukken over de opkomst en de teloorgang van de ijzer-, staal- en mijnindustrie. Interessant is de bijdrage over het prestigieuze project Flanders Language Valley in Ieper, dat het Silicon Valley van Europa moest worden, maar in 2001 als een ict-imperium in elkaar zakte. En -iets heel anders- over de multiculturele wijk Borgerhout (”Borgerokko” in de volksmond) in Antwerpen.
De redacteuren beperkten zich niet strikt tot herinningsplaatsen op Belgisch grondgebied. Er worden een paar uitstapjes naar het buitenland gemaakt, waaronder naar de Congolese hoofdstad Kinshasa, waar de Belgische koning Leopold II, vervat in gietijzer, nog altijd hoog te paard zit. Het ruiterstandbeeld is niet zonder reden beland in de categorie ”plaatsen van crisis”. Interessant is dat het grondvlak soms echter wat lichtvoetiger met het pijnlijke (koloniale) verleden blijkt om te gaan. In de Congolese cafés in het Brusselse ”klein Congo”, de wijk Matonge, worden liedjes als ”Léopoldville, c’est la capitale!” nog altijd uit volle borst meegebruld. Alsof er sinds de jaren vijftig niets is veranderd.
Emotie
Levert het lezen van 66 Belgische herinneringsgeschiedenissen een beter zicht op het huidige België op? De boeken garanderen een genoegelijke tijd, dat in ieder geval. En het geeft een bijzondere blik in de keuken van onze zuiderburen. Het tekent de complexiteit van de natiestaat België.
België is meer dan koningshuis en voetbal, dat wordt wel duidelijk. In de woorden van Tollebeek: „België bestaat, niet alleen als een staat, die steeds vaker in vraag wordt gesteld, maar ook en vooral in een herinneringspatrimonium, dat een levende werkelijkheid is.” De herinneringen leveren tweedracht en strijd op, maar ook nostalgie en emotie. Wat is er meer nodig om te bestaan?