Cultuur & boeken

Israëls lijden

Titel:

Dr. G. van den Brink
18 December 2002 14:25Gewijzigd op 14 November 2020 00:01

”De kring om de Messias. Israël als volk van de lijdende Heer”
Auteur: A. van de Beek
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2002
ISBN 90 211 3897 2
Pagina’s: 453
Prijs: € 25,-. Prof. dr. A. van de Beek reikt met zijn studie over Israël een authentiek-christelijke omgang aan met vele uiterst netelige vragen. Het hoofdstuk over de landbeloften wijst een weg waar zowel enthousiaste christenen-voor-Israël als vervangingsdenkers zich eens ernstig op zouden moeten bezinnen.

Toen prof. Van de Beek vier jaar geleden in zijn veelbesproken boek ”Jezus Kurios” aankondigde zijn volgende studie aan Israël te willen wijden, werd daarop van diverse zijde nogal sceptisch gereageerd. Had hij door voor deze volgorde te kiezen de zaken niet op hun kop gezet? Want kan men wel begrijpen wie Jezus is zonder eerst grondig nagedacht te hebben over de betekenis van Israël en het Oude Testament? En moest Van de Beek vanuit zijn sterke nadruk op de godheid van Christus niet onvermijdelijk uitkomen bij een theologie die aan het hedendaagse Israël -dat Jezus immers hooguit als mens erkent- geen boodschap meer heeft?

Nu Van de Beek vorige week zijn belofte ingelost heeft met een vuistdik Israël-boek, blijkt de scepsis voorbarig te zijn geweest. Want hoe men ook aankijkt tegen de Israël-theologie die Van de Beek hier ontwikkelt, niemand kan staande houden dat hij zich gemakkelijk van de vragen rond Israël en het hedendaagse Jodendom afmaakt.

Integendeel, hij blijkt in staat om juist vanuit zijn spreken over Jezus als God in eigen Persoon de blijvende betekenis van het volk Israël in Gods heilsplan in het licht te stellen. Ook de moeilijke politieke vragen rond de staat en het land Israël gaat hij daarbij niet uit de weg: het boek sluit af met een uitvoerig en indringend hoofdstuk over de blijvende betekenis van de bijbelse landbelofte aan Israël. Daarbij tracht Van de Beek niet alleen recht te doen aan de altijd weer benarde positie van de Joden in Israël, maar ook aan de Palestijnen, in het bijzonder aan de christenen onder hen - de ”vergetenen onder de vergetenen”. En dat alles zonder ook maar een moment ontrouw te worden aan het uitgangspunt van zijn vorige boek: slechts vanuit de gekruisigde Christus kunnen we naar Israël kijken.

Kring rond het kruis
We vatten de inhoud van dit rijke boek samen aan de hand van drie bijbelteksten die voor Van de Beek belangrijk zijn geworden. De eerste is Psalm 44:23, een tekst die terugkeert in Rom. 8:36: „Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.” Dit woord heeft in eerste instantie betrekking op Israël. Dat vormt de ”kring om de Messias”. En zoals de Messias vanaf het begin van zijn menswording tot het einde van zijn leven moest lijden, zo geldt dat ook zijn volksgenoten, die zo dicht bij hem staan. Hun verkiezing is dus geen onverdeeld genoegen. Want de kring rond de Messias is de kring rond het kruis. Zó is God kennelijk in deze wereld, als de God van het lijden…

Toch kan Israëls lijden ook niet los gezien worden van zijn eigen zonden. Toen B. Wentsel indertijd een nogal geruchtmakend artikel schreef waarin hij de holocaust als een oordeel van God opvatte, verzette Van de Beek zich daartegen. Maar nu schrijft hij (138): op grond van nadere (bijbel)studie moet ik m’n standpunt herzien, en Wentsel bijvallen… Hij haast zich overigens om erbij te zeggen dat daaruit geen verkeerde conclusies getrokken moeten worden. Want de kerk die in een lange traditie van Jodenvervolging haar vingers uitstak naar Israël, kwam daarmee aan Gods oogappel en draagt zwaarder schuld!

Christus vervult de wet
De tweede bijbeltekst die een grote rol speelt in het boek is Jozua 24:19. Daar voorspelt Jozua het volk: „Gij zult de Heere uw God niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God.” Van meet af aan was dus al duidelijk, dat Israël Gods wet, de thora, niet zou kunnen houden. God vraagt kennelijk te veel van mensen (zonder dat zij zich daarvoor kunnen verontschuldigen!). Levert heel het verdere Oude Testament daar niet de illustratie van?

Van de Beek tekent de weg van Israëls ongehoorzaamheid via de boeken Richteren, Samuël, Koningen en Kronieken. Maar hij verzuimt niet tegelijkertijd zijn oor te luisteren te leggen bij hedendaagse Joodse auteurs (L. Baeck, M. Buber, S. Ben Chorin, A. J. Heschel en anderen), bij wie hij deze gedachte van Israëls niet-voldoen aan de thora bevestigd vindt. Anders dan zij concludeert hij daaruit echter, met Paulus, dat de wet die ten leven was uiteindelijk ten dode voert. Langs de weg van wetsbetrachting valt er voor het volk geen heil te verwachten.

Dat brengt Van de Beek bij zijn derde centrale bijbeltekst, namelijk Gal. 3:13, met daarin een aanhaling uit Deut. 21:23: „Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons. Want er is geschreven: vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.” Het oordeel over de ongehoorzaamheid aan de wet wordt dus door Christus gedragen. En uit Diens opwekking door de Vader blijkt dat dat inderdaad afdoende is.

Redding mogelijk
Door het geloof in Christus is er daarom toch redding mogelijk voor Jood en heiden. Het is alleen in deze context van de wet dat we persoon en werk van Christus kunnen verstaan: Hij is de vervuller van de wet, ja van álles wat geschreven staat (Luk.18:31). Dus niet de kerk, zoals de zogeheten vervangingstheologie wil, maar Christus is de vervulling van de Schriften! En niet in Israël, zoals de ”inlijvingstheologie” wil, maar in Christus worden wij als heidenchristenen ingelijfd.

Allerlei instellingen uit het Oude Testament zijn dus in Christus vervuld, tot hun bestemming gekomen. Dat wil echter niet zeggen dat ze daarmee passé zijn. Immers, vervulling is geen ontbinding! Het betekent blijkens de Bergrede juist intensivering en radicalisering: onder het nieuwe verbond vervalt de wet niet, maar wordt zij met vreugde gedaan, tot op de letter toe - maar vanuit het hart, uit dankbaarheid!

Zorgvuldig gaat Van de Beek in de tweede helft van zijn boek na wat dit concreet betekent voor de verschillende soorten wetten, de offerdienst, de besnijdenis, de sabbat en de landbelofte. Telkens beziet hij deze instellingen vanuit Christus, en gaat hij na in welke zin ze vervuld en in welke zin ze blijvend van betekenis zijn.

Landbelofte
Laat ik me ter illustratie van hoe dit bij hem werkt richten op de spannendste lijn: die van de landbelofte. Daarvan zegt Van de Beek allereerst dat Christus ook hiervan de vervulling is. Daarom kan er geen sprake meer van zijn dat Israël de oorspronkelijke inwoners van het land uitroeit, zoals dat in het Oude Testament was geboden. Dat geweld is namelijk aan het kruis op Christus neergekomen: Hij heeft de agressie van zowel de volken als Israël weggedragen in Zijn dood, en is verrezen in een nieuw leven, waarin voor geweld geen plaats meer is. Voortaan zal Israël dus geen claim meer leggen op het land, maar weten: de Heere is mijn erfdeel!

Vervolgens zegt hij echter: deze vervulling van de landbelofte betekent geen afschaffing! Het gaat dus niet aan haar te vergeestelijken en op de kerk te betrekken. Nee, de landbelofte staat in haar concreetheid nog uit, en zal ooit door God Zelf ingelost worden. Alleen de tijden of gelegenheden daarvan zijn niet aan ons om te bepalen (Hand.1:6). Wanneer Israël dan vandaag toch zijn claim op het land doorzet ten koste van anderen, staat dat -zo zegt Van de Beek ten slotte het orthodoxe Jodendom na- in het kader van het ongeloof. Het is immers een vooruitgrijpen op Gods beloften, in plaats van een gelovig inwachten daarvan. Wat Israël zou moeten doen, is het land in de Geest van Jezus delen met de andere bewoners.

Triomfalisme
Het lijkt misschien betweterig om dat zo van buitenaf te zeggen. Maar onmiddellijk daarna lezen we weer dat we ons als christenen niet primair met Israëls politiek moeten bemoeien, maar ons tot God moeten bekeren, zodat we eindelijk eens gaan doen wat Paulus zei, namelijk: de Joden tot jaloersheid verwekken. Van de Beek kan naar allerlei richtingen scherp uitvallen, zoals we inmiddels van hem gewend zijn, maar zijn felste kritiek geldt de ingezonkenheid van het westerse doorsnee christendom. Het mes gaat van tijd tot tijd diep in eigen vlees, en alle kerkelijk triomfalisme wordt grondig afgebroken. „De grootste zegen voor de kerk zou zijn als haar leden net als de orthodoxe Joden weer beginnen om de bijbel van kaft tot kaft zich eigen te maken en daarin een nieuwe generatie op te voeden. Zolang dat niet gebeurt, is er weinig zegen voor de kerk te verwachten.” (blz. 244)

Van de Beek mag het zeggen, want ook uit dit boek blijkt weer dat hij eenvoudig lééft in de Schriften. Zelden treft men iemand met zo veel bijbelkennis als hij. Grote delen van zijn boek laten zich lezen als één uitgerekte bijbelstudie. En telkens weer weet hij verrassende lijnen aan te wijzen, laat hij verbanden oplichten die je nog nooit opgevallen waren, geeft hij onverwachte doorkijkjes. Soms zijn die overtuigend, soms ook niet omdat het er al te associatief aan toegaat (bijvoorbeeld op blz. 127 over Simeon), maar altijd stemmen ze tot nadenken. Predikanten die zich dit boek eigen maken, ontvangen dan ook heel wat materiaal voor nieuwe preken. En al is het geen eenvoudige kost, het boek is bij vlagen een genot om te lezen.

Geen laatste antwoorden
Daarmee is niet gezegd dat Van de Beek ook niet de nodige vragen oproept. Met zijn nogal ponerende schrijfstijl wekt hij soms de indruk op alle vragen het laatste antwoord te geven.

Allereerst: wanneer men stelt dat Israël wel móét lijden, in het voetspoor van zijn Messias, loopt men dan niet het risico Israëls lijden op een bepaalde manier toch weer te vergoelijken, of althans ”normaal” te vinden? Van de Beek wil dat natuurlijk helemaal niet, prikt ook terecht door oude gedachtegangen heen die dit beogen - maar ligt een gevaarlijk soort lijdelijkheid ten opzichte van het lijden van Israël toch niet op de loer bij zijn visie? In elk geval bedrijft hij, met name als hij de holocaust hierbij betrekt, theologie op de rand (en velen zullen ongetwijfeld zeggen: over de rand).

Ten tweede: kan men werkelijk volhouden dat het lijden van Israël, net als dat van zijn Messias, verzoenend van aard is? Dat Israël in zijn lijden de plaats van de wereld inneemt kan ik nog wel meemaken, maar wat is precies de bijbelse basis om het verzoenend te achten? Een beroep op de Makkabeeën (blz. 137) kan hier toch niet volstaan?

Ten derde: is het werkelijk nodig de omstreden term ”Jodenzending” te herintroduceren teneinde een tweewegenleer te vermijden, dus de gedachte dat er voor Israël een weg buiten Christus om tot God zou zijn (blz. 177)? Gaat het er niet veelmeer om dat de ínzet van het gesprek met Israël duidelijk aangegeven wordt?

In de vierde plaats: Van de Beek verzet zich terecht tegen deze tweewegenleer. Toch lijkt hij het persoonlijke geloof in Christus niet bepalend te achten voor het delen in Gods heil (blz. 266). Acht hij net als bijvoorbeeld K. Barth het verzoeningswerk van Christus zozeer allesbeslissend dat het (on)geloof van de enkele mens er uiteindelijk nauwelijks meer toe doet? Maar elders (blz. 40) ontkent hij dat juist weer. Hier blijft het betoog dus onhelder.

Een soortgelijke tweespalt is er, in de vijfde plaats, ten aanzien van de zogeheten ”dadelijke gehoorzaamheid” van Christus aan de wet, waarvan Van de Beek de betekenis eerst bevestigt (blz. 226) en later (blz. 359) ontkent. Het is jammer dat Van de Beek zich onvoldoende tijd gunt om dit soort inconsistenties -of op z’n minst onduidelijkheden- weg te nemen.

Zo zou er meer door te vragen zijn, bijvoorbeeld over het kerstfeest, dat bij gebrek aan bijbelse basis maar afgeschaft zou moeten worden (blz. 290), of over het sabbatsgebod, dat zo exclusief op Israël betrokken wordt dat onze zondagsviering maar nauwelijks gezien kan worden als de vervulling ervan (blz. 304).

Inzichtrijk boek
Dat alles neemt intussen de grote waardering die ik voor dit boek heb bepaald niet weg. Van de Beek reikt ons een authentiek-christelijke omgang aan met vele uiterst netelige vragen rond Israël. Zijn gedachte van concentrische cirkels om de Messias stelt hem in staat recht te doen aan de eigenheid niet alleen van Israël, maar ook van hedendaagse Jodenchristenen, van Palestijnse christenen, en van moslims als nazaten van Ismaël (waaraan een sterke aparte paragraaf gewijd is). Het magistraal gecomponeerde slothoofdstuk over de landbeloften heeft me persoonlijk zeer geholpen in de doordenking van deze thematiek. Het wijst een hogere weg, waar zowel enthousiaste christenen-voor-Israël als (crypto)vervangingsdenkers zich eens ernstig op zouden moeten bezinnen. Trouwens, de verwerking van dit inzichtrijke boek als geheel -dat ik samen met C. van der Koois boek over Calvijn en Barth als het theologische ”publishing event” van 2002 beschouw- zal ons ongetwijfeld allemaal nog lang bezighouden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer