Einsteins koelkast jankte als een jakhals
Titel: ”Einsteins koelkast, en andere vergeten ontdekkingen van grote wetenschappers”
Auteur: René Schils
Uitgeverij: Veen Magazines, Diemen, 2008
ISBN 978 9085 711 57 5
Pagina’s: 208
Prijs: € 18,50.
De stoom komt James Watt nog lang niet uit zijn oren als hij zijn kopieermachine uitvindt. Alexander Graham Bell ligt na een telefoontje nog niet eens aan de kunstmatige beademing. En na de oerknal is er de genetische code, volgens de Oekraïener George Gamow. Absurde combinaties van uitvindingen komen bij elkaar in ”Einsteins koelkast, en andere vergeten ontdekkingen van grote wetenschappers”. René Schils, wetenschappelijk medewerker aan de Wageningen Universiteit, beschrijft in dat boek 25 wetenschappers en hun minder bekende uitvindingen.
Einstein hield zich bijvoorbeeld niet alleen bezig met zijn relativiteitstheorie, maar ook met de ontwikkeling van de koelkast. Die is rond 1920 een bron van problemen; giftige koelvloeistof kan zomaar weglekken, met alle nare gevolgen van dien. Einstein lost dat op met een koelkast die geen bewegende delen heeft, waardoor lekkages uitgesloten zijn. Daarnaast is zijn koelkast geluidsarm en zeer betrouwbaar.
Toch is de koelkast niet in productie genomen. De Zweedse koelkastfabrikant Electrolux koopt in 1927 de octrooien, maar doet er verder niets mee.
Ook ontwikkelen Einstein en zijn medewerker Szilard een koelsysteem dat stroomdraden in de koelkast overbodig maakt. AEG wil in 1928 een prototype bouwen. Het apparaat blijkt uitstekend te koelen, maar maakt daarbij veel herrie. „De koelkast produceerde een geluid dat varieerde tussen het geklater van stromend water en het gejank van een jakhals.”
De Engelsman Joseph Priestley experimenteert in een brouwerij met prikwater. „Als ik niet naast die brouwerij had gewoond zou ik nooit aan lucht begonnen zijn”, blikt hij terug. Een schaaltje water dat een nacht boven een vat gistend bier hangt, levert water op met een aangenaam prikkelende smaak. Priestley weet dat koolzuurgas dit veroorzaakt. Na wat onhandig geknoei mag hij zijn experimenten in de brouwerij niet voortzetten.
Koolzuurhoudend bronwater zou helpen tegen een lange lijst aandoeningen zoals een zwakke maag, slechte spijsvertering, zenuwafwijkingen en hartaandoeningen. De belangstelling voor de vinding van Priestley is daarom groot. Jacob Schweppe uit Genève produceert algauw kunstmatig ”seltserwasser”. Andere productielocaties van Schweppes mineraalwater volgen al snel.
Financieel heeft Priestley -als ’vader van de frisdrank’- nooit van zijn vinding kunnen profiteren. Wel ontvangt hij in 1773 de Copley Medal van de Royal Society. Die baseert de prijs op de foute veronderstelling dat koolzuurhoudend water scheurbuik helpt voorkomen en genezen.
Felrode kousen
Een wetenschapper die per ongeluk achter zijn kleurenblindheid komt, is John Dalton, de man die het atoommodel van Dalton bedacht. Hij is van huis uit quaker en moet zich daarom hullen in eenvoudige, sober gekleurde kleding. Maar Dalton schokt de gemeenschap als hij zijn moeder op haar verjaardag een paar felrode kousen geeft. Dalton begrijpt daar niets van en ook zijn broer bevestigt dat de kousen gewoon grijs zijn.
Jaren later choqueert Dalton de aanwezige anglicaanse bisschoppen door in scharlakenrood tenue te verschijnen bij de uitreiking van een eretitel aan de universiteit van Edinburgh. Van een wetenschapper, en zeker van een quaker hadden ze ingetogener kleding verwacht.
Dalton denkt zelf dat zijn kleurenblindheid komt doordat zijn oogvocht blauw is, en dat de ziekte alleen bij mannen voorkomt. Het eerste idee is fout. Ondanks dat wetenschappers aantonen dat het niet klopt, blijft Dalton eraan vasthouden. Het tweede klopt wel, want 8 procent van de mannen heeft er last van, tegen 0,5 procent van de vrouwen.
Het sterke punt van ”Einsteins koelkast” is dat Schils serieuze en soms ook lachwekkende anekdotes over wetenschappers aan de vergetelheid ontrukt. Maar ook dit boek is niet perfect. Het foto- en andere beeldmateriaal is bijvoorbeeld uitgevoerd in grijstinten. De illustraties zijn duidelijk, maar iets meer kleur zou het boek goed hebben gedaan. Bovendien had de uitgever het boek voor deze prijs best van een hard kaft kunnen voorzien.
Hoogmoed
Ook geeft de auteur -vanuit zijn positie terecht- bijvoorbeeld geen waardeoordeel over de uitspraak van de wetenschapper Gamow. Deze Oekraïense geleerde -en bedenker van de oerknal- beweerde dat de ordening van aminozuren in het genetisch materiaal, zoals ’de natuur’ dat had gedaan, maar een slordig geheel was. Dit lijkt op gespannen voet te staan met: „En God zag, dat het goed was.” Als zodanig is het een voorbeeld van typische wetenschappelijke hoogmoed, omdat nog niet bekend is of de ’slordige’ ordening van de aminozuren misschien wel een functie heeft.
Gamows waarneming kan ook niet los worden gezien van de situatie na de zondeval. Dan is het niet de natuur die schuld heeft aan de zogenaamde slordigheid, maar de mens zelf.