Williamson (II)
Dat ds. G. de Fijter schrijft (RD 9-2) over een open doel, is kenmerkend. Waar zijn binnen de Protestantse Kerk in Nederland de dorpelwachters? De doelverdedigers? Als ambtsdragers moeten we toch misstanden in de kerk aan de kaak te stellen?
Waar mensen bij elkaar komen is onenigheid, zeker in deze tijd, waarin ieder zijn eigen visie wil verdedigen. Echter, dat er in de PKN dominees God loochenen is geen visie, maar een feit dat we niet kunnen ontkennen. We bemoeien ons eerst met een ander, voordat we ons eigen straatje schoonvegen. Ons eigen straatje zit zo onder de modder, dat er nog van alles aan blijft kleven. Er moet harder geveegd worden en zo nodig geschrobd en geschraapt. Dat kost veel inspanning. Kortom, ik ben het eens met ds. D. J. Budding en anderen die ervoor pleiten dat we eerst eens hard gaan schrobben op onze eigen straat, voordat we ons druk maken over de straat van de buren.
C. de Jong
M. Trappenburgstraat 17
4225 RM Noordeloos
Williamson (III)
Het blijft voor mij ontoelaatbaar de kerk met een augiasstal te vergelijken, zoals ds. D. J. Budding in zijn eerste artikel (RD 7-2) deed. Ik zie de kerk als het Lichaam van Christus. Voor de helderheid: een ”augiasstal” is de benaming voor een stal waar de mest van 3000 runderen zich dertig jaar lang heeft opgestapeld, zonder dat er ooit is schoongemaakt. Dit soort taal kan ik niet accepteren, ook niet voor een deel van de kerk, zoals ds. Budding in zijn reactie van 14-2 nu zegt te bedoelen. Ds. Budding stelt de tuchtoefening in de Protestantse Kerk onder kritiek. Dat mag hij doen. Maar de brief van ons moderamen aan de bisschoppen over het antisemitisme van Williamson daarvoor als opstap te gebruiken, is onjuist. Dat doet tekort aan het leed aan Joodse zijde. Hij zegt nu dat het moderamen zich niets gelegen laat liggen aan „een predikant die openlijk Gods bestaan ontkent.” Daarmee schaart hij het moderamen duidelijk niet onder de „vele ambtsdragers en leden die hierover diep verdriet hebben en lijden aan de kerk.” Opmerkelijk!
Collega Budding weet dat het belijden van de Protestantse Kerk helder is. Ook weet hij dat de kerkorde regels heeft gesteld voor het opzicht. De daarvoor kerkordelijk voorgeschreven weg is vaak moeilijk en lang. Het is de weg die in de kerkgeschiedenis Hoedemaker –tot mijn dankbaarheid– heeft gekozen tegenover Kuyper. En inderdaad, ‘Jan Rap en zijn maat’ zijn altijd nog onder ons. Met collega Budding deel ik het verlangen naar een kerk die midden in de samenleving „een pilaar en vastigheid der waarheid” zal zijn (1 Tim. 3:15). Je zou bijna zeggen dat we ‘vorderen’, terugkijkend naar het Algemeen Reglement van 1816. Wat een ellende toen, in de oude liberale Hervormde Kerk. Het blijft een wonder dat de Protestantse Kerk er als belijdende kerk is te midden van ons volk. Laten we in liefde en waarheid elkaar dragen.
Ds. G. de Fijter
Wilgenstraat 4
8266 AS Kampen
Darwinjaar (IV)
De vragen rondom Genesis 1 (RD 14-2) zijn niet nieuw. Vele jaren geleden werd een leraar aan een vrijgemaakte school ontslagen omdat hij anders dacht over de schepping dan het bestuur. De Vrijgemaakte vereniging van leerkrachten bereikte op een conferentie geen eenstemmigheid: dagen van 24 uur of perioden. Ik citeer wijlen prof. dr. Klaas Schilder: „Zolang een christentheoloog en een christengeoloog het niet met elkaar eens zijn, moeten beiden blijven studeren.” Elders herinnert hij eraan dat God op de eerste dag het licht schiep maar pas op de vierde dag de lichtdragers. Maar waardoor werd dan aanvankelijk de lengte van de dag bepaald? Merkwaardig is ook de parallellie tussen de dagen 1 en 4; 2 en 5; en 3 en 6. Blijkens de kanttekeningen laten de vertalers vaak de mogelijkheid van een andere vertaling open. En als mensen die grondig Hebreeuws kennen, zeggen dat ”dag” ook gelezen mag worden als ”licht”, wat moet een leek dan? Heeft God de fossielen in de grond gestopt als raadseltjes voor mij? Ik durf dit niet veronderstellen, uit vrees mijn Vader te beledigen. Maar ook voor mij blijven er veel vragen. Laten zij die geloven in een Schepper en een schepping, elkaar niet verketteren. Een mix van evolutie en schepping acht ik onmogelijk. Er zijn vele ongelovigen die niet geloven in een evolutie, vanwege de vele hiaten. Maar ik kan heel goed leven met het geloof in een Schepper Die wat overliet aan zaken waarop ik geen antwoord heb.
B. J. Koolstra
Louise Henriëttelaan 71
6713 MG Ede