Apengedrag
Waar ik altijd al bang voor was, is nu gebeurd. Voordat ik mijn column verzend naar de redactie, lees ik bij de koffie nog even de krant. Tot mijn schrik zie ik dat een andere columnist het rekenonderwijs eens goed bekeken heeft. Laat ik daar net ook mijn column over geschreven hebben. Op dat moment drijven minder goede gedachten je brein binnen.
Dat soort dingen gebeuren. Natuurlijk was mijn column niet exact gelijk. Ik had het zogenaamde nieuwe rekenen op een wat minder fijnzinnige wijze gefileerd, maar in de grond van de zaak was en ben ik het helemaal eens met de schrijver. Geen enkele reden dus om daar nog inkt of papier aan te wijden. Ik moet op de valreep omzien naar een nieuw onderwerp.De kranten bieden weinig aanknopingspunten. Veel stukken bespreken de economische recessie en de maatregelen die de regering neemt, had moeten nemen of juist niet zou moeten nemen. Hoewel ik het probeer te volgen, begrijp ik er maar weinig van. Economie is aan mij niet besteed.
Elsevier heeft een interview met Bob Smalhout. In ronkende bewoordingen geeft hij zijn kritiek op tal van zaken. Hij zoekt altijd de grens op, maar toch oefent hij aantrekkingskracht op mij uit. Toch bevredigt hij niet. Hij signaleert veel problemen, terecht, maar draagt weinig oplossingen aan.
Ik bedenk dat ik gisteren iets nieuws geleerd heb. In het kader van een docententraining volgde ik een intervisiebijeenkomst. Intervisie is een middel om op een gestructureerde wijze ervaringen te delen en van ervaringen te leren. Ik heb dit soort bijeenkomsten altijd weten te vermijden, omdat ik de indruk had dat het middel snel tot doel verheven wordt, zeker als er weinig uit te wisselen is. Praten om te praten wordt al veel te veel gedaan. Hoe dan ook, het viel me alles mee.
Tijdens de bijeenkomst vertelde een collega hoe op zijn afdeling de rollen verdeeld zijn. Het kwam erop neer dat er drie soorten specialisten werken: A, B en C.
Type A heeft een grote mond, deelt de lakens uit en weet voor elk probleem een oplossing. Type B wordt slechts getolereerd omdat hij het leeuwendeel van het werk doet. Type C houdt zich wat stil op de achtergrond, maar zou volgens de type A-mensen eigenlijk van de afdeling moeten verdwijnen. Hij functioneert in de beeldvorming niet optimaal.
De vergelijking werd nog verder getrokken, namelijk naar de apen, waar in groepen dezelfde mechanismen een rol lijken te spelen. Een mannetjesaap is de hoogste baas. Hij maakt zich groot en slaat zichzelf op de borst. Hij wordt de alfaman genoemd. De typen A zijn dus de alfamannen.
Nu ben ik zeer terughoudend om de mens met de aap te vergelijken, maar in dit geval waren er wel degelijk herkenningspunten. Uiteraard was het beeld wat overtrokken, maar een bijzondere waarneming van de betreffende collega was dat tijdens de vakantie van de alfamannen de sfeer tijdens besprekingen stukken beter was en ook de typen C soms op verrassende wijze hun inbreng hadden.
Ik denk dat veel mensen dit zullen herkennen in hun dagelijkse omgeving. Niet alleen in ziekenhuizen, universiteiten en andere ‘wereldse’ organisaties spelen dergelijke groepsprocessen een rol. Ik vermoed dat ook in christelijke en zelfs in reformatorische organisaties bewust, of onbewust, gewerkt wordt volgens lijnen van macht en dominantie. Ook onder ons is het gevaar aanwezig dat een schreeuwende minderheid een zwijgende meerderheid domineert, terwijl een derde groep hooguit wordt getolereerd. Hun soms verrassende standpunten worden daardoor niet opgemerkt.
Ik ben bang dat dit gedrag zelfs de kerk niet voorbijgaat. Juist de plek bij uitstek waar de een de ander uitnemender moet achten dan zichzelf is niet immuun voor apengedrag waar de honden geen brood van lusten. Toch positief dat je zulke dingen leert op een cursus die feitelijk gefundeerd is in de evolutiepsychologie.
De auteur is arts in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.