Schoon, schoner, schoonheid
Wie de 26 soorten shampoo en de 85 soorten antirimpelcrème in de schappen van de gemiddelde drogist bekijkt, zou bijna gaan denken dat het schoonheidsideaal typisch iets is van nu. Maar in de zestiende eeuw konden ze er ook wat van.
Make-up is maar niks, vond Desiderius Erasmus. „Laet een aengebooren en eerbare schaemte, niet het blancketsel of een gemaeckte verve de wangen beschilderen”, schreef hij in het zevende artikel van ”Het boeckje van Erasmus aengaende de beleeftheidt der kinderlijcke zeden” (1530).Hij deed die aansporing in een tijd waarin vrouwen en mannen dikke lagen blanketsel en rouge op hun gezicht smeerden, hun ogen zwart omrandden en hun lippen karmijnrood verfden. Het was de gewoonste zaak van de wereld, maar de Rotterdamse humanist schudde het hoofd over al die kunstmatige bleekheid en cosmetische blosjes.
Niet dat het veel hielp, want zware cosmetica bleven nog lang in de mode, schadelijk als ze waren. Er waren agressieve middelen nodig om het giftige blanketsel van het gezicht te halen. Vaak leverde dat beschadigingen op, die op hun beurt weer vroegen om een nóg dikkere laag crème. Het gebruik van al die smeersels leidde soms zelfs tot de dood. Toch blankette men voort. Gedreven door de dwang van de heersende mode - toen al.
Sputumglas
Voldoen aan het schoonheidsideaal: daar hebben mensen veel voor over. In Erasmus’ dagen, in de negentiende en twintigste eeuw en anno 2009. Gezondheid en schoonheid staan niet zelden in gespannen verhouding tot elkaar, en dat maakt de tentoonstelling ”Lekker fris!” in het Schielandshuis in Rotterdam goed duidelijk.
De tentoonstelling laat zien hoe Nederlanders in de loop der jaren omgingen met hun persoonlijke hygiëne. Hoe dachten zij honderd jaar geleden over tandenpoetsen? Hoe vaak gingen zij onder de douche, herstel, in de tobbe? Hoe gingen vrouwen vroeger om met maandelijkse ongemakken? Wat deden mannen aan roos en haaruitval?
Conservator Mayke Groffen raadpleegde handboeken over persoonlijke hygiëne en verzamelde er allerlei gebruiksvoorwerpen bij. Ook schreef ze een boek met gelijknamige titel over het onderwerp.
De expositie maakt allereerst duidelijk dat nogal wat fatsoensnormen uit vroeger jaren nu totaal niet meer aan de orde zijn. Zo was spuwen begin 1900 echt een probleem. Niet alleen omdat het een vies gezicht was, maar vooral omdat het gevaar op besmetting met longtuberculose op de loer lag. De Duitse medicus Robert Koch ontdekte in 1882 de tuberculosebacterie, waarna allerlei organisaties ten strijde trokken tegen tbc; het begin van een waar beschavingsoffensief. Er kwam een verbod op spuwen in de tram en tuberculoselijders moesten hun opgehoeste slijm opvangen in een zogenoemd sputumglas.
Het sputumglas is niet meer, net zoals andere gebruiksvoorwerpen en gewoonten verdwenen omdat ze werden ingehaald door toenemende wetenschappelijke kennis en welvaart en veranderende opvattingen over wat mooi was en wat niet. Het badhuis verdween, net als de knevelbinder, die ervoor zorgde dat een zorgvuldig gefriseerde snor ’s nachts intact bleef.
Glimmend vettig
Het aardige aan de tentoonstelling is daarnaast dat ze laat zien dat er juist weinig nieuws onder de zon is als het gaat om lichaamsverzorging en de opvattingen daarover. Het is maar de vraag of mensen zich vroeger minder bekommerden om hun uiterlijk dan nu. Het is ook maar de vraag of Nederlanders netter en schoner zijn geworden dan vroeger. Nog steeds kunnen ze zo hier en daar wel een zetje in de goede richting gebruiken. Zo zorgde speciaal toiletpapier met hygiëneboodschappen erop in 2007 voor een duidelijke verbetering van het handenwasgedrag in het Rotterdamse Erasmus Medisch Centrum.
Ten slotte blijkt de verhouding tussen gezondheid en schoonheid in alle tijden conflicten op te leveren. Sunny Bergman was met haar documentaire ”Beperkt Houdbaar” uit 2007, waarin ze de hedendaagse beautyindustrie aan de kaak stelt, niet uniek.
Voor Erasmus was het simpel: puur natuur en anders niet. Maar de Delftse hoogleraar J. G. Sleeswijk kwam daarmee in 1929 toch in conflict. „Verhoogt een glimmend vettige aangezichtshuid de schoonheid eener vrouw? En mogen wij haar veroordeelen, indien zij dien glans met een weinig rijstepoeder wegneemt (…)? - En omgekeerd, wordt het uiterlijk eener vrouw er aantrekkelijker op, indien haar gelaat een strakke, droge en schilferige huid vertoont? En mogen wij haar hard vallen, indien zij aan dit euvel tegemoet komt door het inwrijven van ’n weinig crême?” verzucht hij in het handboek ”Gezond blijven. Hygiënische raadgevingen”.
De mode is machtig. Waren alle geblankette mensen uit Erasmus’ dagen dom? Is de situatie nu zo anders? Het hoeft niet eens te gaan om zoiets ingrijpends als plastische chirurgie. Uit cijfers blijkt dat 80 tot 90 procent van de Nederlandse vrouwen benen, oksels en bikinilijn ontdoet van haar. Maar, schrijft Groffen in haar boek, dat mag dan allemaal mooi, verzorgd en vrouwelijk zijn, gezond en hygiënisch is het niet. Scheren, epileren of harsen leidt tot pijn, ontstoken haarzakjes, ingegroeide haren, wondjes en allergische reacties. Waarom doet iedereen het dan? Nou, waarom?
Mede naar aanleiding van ”Lekker fris!”, Uitgeverij Sun; Amsterdam, 2009; 19,90 euro. De gelijknamige expositie loopt tot en met 25 oktober in Het Schielandshuis in Rotterdam.
Zie ook: historischmuseumrotterdam.nl.
Hygiënische handboeken
Het beschavingsoffensief, dat halverwege de negentiende eeuw op gang kwam, leverde een stroom aan handboeken over lichaamsverzorging op. Ze droegen sprekende titels als ”Baden, wasschen en zwemmen”, ”Aantrekkelijk zijn en blijven” en ”Ik kan jong blijven en oud worden”. Conservator Mayke Groffen citeert veelvuldig uit de handboeken en dat is aardig, omdat juist daarin duidelijk wordt hoezeer fatsoensnormen en schoonheidsidealen samenhangen met de tijdgeest, terwijl ze tegelijkertijd universeel blijven.
Verhoogd gevoel van eigenwaarde
„Wie uwer heeft het niet ondervonden, hoe een frisch bad, een voldoende reiniging van het ligchaam opwekkend en verlevendigd werkt op ons gemoed? Hoe men zich onaangenaam voelt in een vuil pak en eene morsige huid? Ja -laat ik het zeggen- hoe men zich dan min of meer schaamt over zich zelf, terwijl na eene reiniging een verhoogd gevoel van eigenwaarde daarvoor plaats maakt.”
G. D. L. Huet, ”De Huid. Wat zij is, wat zij doet, en wat wij voor haar moeten doen”, 1860
Gedraaide papiertjes
„Zoo straks zagen we een meisje voorbijgaan, het hoofd vol met ineen gedraaide papiertjes, die, zooals ieder begrijpt, het haar moeten dwingen zóó te zitten, als ’t van nature niet wil. De gevolgen van dat krulletjes maken blijven nimmer uit en die daarmee eens heel spoedig kennis wil maken, moet maar eens tweemaal in de week stevig het hoofd vol papiertjes zetten. Die het doet, we zijn er stellig van overtuigd, heeft na een half jaar geen enkel vast haar meer op ’t hoofd. De reden daarvan ligt voor de hand. Door het voortdurend draaien toch worden de wortels der haren losgetrokken.”
H. D. Flik, ”Baden, wasschen en zwemmen. Hygiènische studiën”, 1887
Geleend blosje
„Een verstandig mensch berust in het onvermijdelijke, en de oprechte vertoont zich zooals hij is, blond of rood of bruin of zwart, peper- en zoutkleurig, grijs of wit. Hij verbergt zijn gelaat niet achter een masker, loopt ook niet rond met een geleend blosje en met geverfde haren. Waarvoor zou hij zich schamen, als hij in eere grijs is geworden?”
Van der Tuuk, ”De gezondheid in huis. Hygiënische raadgever voor ’t huisgezin”, 1913
Zelfs in tijden van hongersnood
„Wij moeten onzen kinderen reeds vroeg leeren:
1e dat wij onze vinger niet hebben om er mee in de neus en oor te peuteren en onze tanden er mee van spijsresten te zuiveren;
2e dat de nagels, zelfs in tijden van hongersnood, nooit als voedsel zijn beschouwd, en dat het nagelbijten een vieze en ongezonde gewoonte is;
3e dat de nagels niet te lang moeten zijn, aangepast aan den vorm der vingers en vrij van ’rouwrandjes’;
4e dat het niet noodig is, met het wasschen der handen te wachten tot ze uiterlijk vuil zijn.
Helaas zijn deze raadgevingen ook bij volwassenen nog lang niet altijd overbodig. Het nageltoilet behoort voorts tot die dagelijksche bezigheden, welke men niet verricht ten aanschouwe van het publiek.”
J. G. Sleeswijk, ”Gezond blijven. Hygiënische raadgevingen”, 1929
Op oorlogspad
„Het schijnt dat de meerheid denkt, dat de bedoeling is zich evenals een Comanche-indiaan, die zich op oorlogspad begeeft, in bonte en schrikwekkende kleuren op te verven. En in tegenstelling met den krijgszuchtigen indiaan, die van zijn kleuren verwacht, dat een ieder voor hem op de vlucht zal slaan, verwachten die dames dan, dat men ze attractief zal vinden.”
Edmond Nicolas, ”Verstandig en gezond”, 1941
Plicht of behoefte
„Wie persoonlijke verzorging alleen maar iets vindt, dat ’gebeuren moet’, een plicht, die niet al te lang mag worden uitgesteld, zal nooit kunnen concurreren met wie zelf niet kan leven zonder een voortdurend gevoel van algehele frisheid. De opvoeding op dit punt moet dus niet tevreden zijn met een dril en een ’moet’, maar zal een echte behoefte trachten te kweken aan onberispelijkheid over de hele linie.”
”Levenskunst. Handboek over levensvreugde, dagelijkse dingen van het leven en omgang met medemensen”, 1958
Benen van een holbewoner
„Het is onbegrijpelijk dat boven schoentjes van het laatste model en door nylons in modekleuren, vaak benen te zien zijn die je bij een holbewoner verwacht; nog niet eens bij een holbewonersvrouw.”
A. Mac Gillavry-Verlinden, ”Ik kan jong blijven en oud worden. Wenken voor schoonheidsverzorging”, 1963