Wetenschappelijke pioniers en wankelende zekerheden
Kennis is gevaarlijk, je kunt er gek van worden. Dat is de ondertoon van het populairhistorische boek van Luuc Kooijmans. Dat de hoofdpersonen, leidinggevende medici en natuurwetenschappers uit de zeventiende eeuw, vreemde dingen deden, verklaart de bevlogen historicus vooral uit de angst die voortvloeide uit de spanning tussen wetenschap en geloof.
De zeventiende eeuw was niet alleen de tijd van grote bloei voor de Hollandse handel, wetenschap en kunst, het was ook een periode van geestelijke verwarring. Naast de gereformeerde kerk, waarin voetianen en coccejanen om de voorrang streden, waren er sektarische groepen. Een daarvan werd geleid door de profetes Antoinette Bourignon, die met haar boodschap dat het einde der tijden nabij was, poogde ”ware christenen” om zich heen te verzamelen. Zij moesten dan wel bereid zijn tot volkomen zelfverloochening, en dat betekende in de praktijk vooral onderwerping aan Antoinette.In 1675 sloot de befaamde natuurwetenschapper Jan Swammerdam, schrijver van de ”Bijbel der natuure”, zich bij haar commune aan. Kooijmans wijdt zijn boek aan de vraag hoe veelbelovende wetenschappers ertoe kwamen om hun carrière op te geven en zich over te geven aan een religieus leven. Onder Bourignons invloed kwam de bioloog tot het inzicht dat het bestuderen van insecten onverenigbaar was met een leven tot eer van God. Hij moest kiezen tussen de wetenschap en het ware christenleven. Uiteindelijk haakte hij ontgoocheld af.
Wespennest
Het boek is met vaart geschreven doordat de auteur verschillende verhaallijnen met elkaar verweeft. De biografie van Swammerdam wordt verbonden aan die van de Deense anatoom Niels Stensen. Deze lutheraan twijfelde meer en meer aan het nut van zijn wetenschappelijke kennis en carrière en ging over naar de kerk van Rome om als bisschop zijn laatste krachten te verteren door aan God te geven wat hem toekwam.
Andere prominente figuren zijn de rooms-katholieke arts Reinier de Graaf, Anthonie van Leeuwenhoek en de Amsterdamse diplomaat Coenraad van Beuningen, bij wie „de schroef los raakte” - zijn leven eindigde in waanzin. De kleine kring van Europese wetenschappers blijkt een wespennest. Soms zijn de relaties zo ingewikkeld dat de lezer nauwelijks kan bijhouden wie waarom tegen wie polemiseert. Gelukkig is het boek voorzien van een register waarin onder andere de gegevens van de hoofdpersonen beknopt worden samengevat.
Kooijmans won in oktober met dit boek de Grote Geschiedenis Prijs 2008. Hij weet inderdaad op een originele manier de wetenschapsgeschiedenis te beschrijven en het bestaande beeld te doorbreken. Natuurwetenschappers waren geen bezadigde intellectuelen die in een gezamenlijk front het gezag van de christelijke traditie te lijf gingen. Het waren mensen van vlees en bloed, gedreven door kleingeestige en soms irrationele motieven. Kooijmans brengt hen tot leven.
Bronnen
Toch zijn er ook wel enkele kritische kanttekeningen te plaatsen. Het is bijvoorbeeld niet altijd duidelijk wat de precieze bronnen van Kooijmans zijn. Veel lijkt te herleiden tot secundaire literatuur -bijvoorbeeld het vuistdikke proefschrift van Mirjam de Baar over Antoinette Bourignon- maar het wordt niet helder wat er precies aan ontleend wordt.
Het boek geeft blijk van een gedegen kennis van de geschiedenis van de medische wetenschap. Het is overigens ook geschreven in opdracht van het AMC in Amsterdam. Met de kerkgeschiedenis is de auteur minder vertrouwd. Zo schrijft hij over de „ontslagen” predikant De Labadie, terwijl ”geschorst” een betere term zou zijn en plaatst hij orthodoxe predikanten, de rooms-katholieke kerk en leiders van sekten ongenuanceerd op één lijn als tegenstanders van wetenschappelijke vooruitgang. Hier is de vlotte stijl een nadeel.
De moeilijke materie van de geschiedenis van anatomie, biologie en medische wetenschap weet Kooijmans helder en in een pakkende stijl neer te zetten, verlucht met mooie illustraties. De anatomische tekening op de omslag is symbolisch: gebonden handen op de opengewerkte rug van een menselijk lichaam: zo werden de handen van de wetenschap gebonden door religieuze angst.
Lastige hindernis
Na lezing van het boek blijft vooral de vraag open of die boodschap terecht is. ”Gevaarlijke kennis” impliceert de onverenigbaarheid van geloof en wetenschap. De geleerden uit de zeventiende eeuw blijken veel religieuzer te zijn dan werd aangenomen, maar hun godsdienst was een lastige hindernis voor hun wetenschappelijk onderzoek en een belemmering van de vooruitgang.
Die boodschap is goed opgepakt. Zo stelt de jury van de Grote Geschiedenis Prijs in zijn rapport: „Geleerden liepen vast en stapten over naar een intense geloofsbeleving - Swammerdam raakte verzeild in een sekte, zijn Deense collega Niels Stensen werd bisschop.”
Religie is blijkbaar gevaarlijk voor kennis. Kooijmans duidt de hang naar religie als angst, maar het is de vraag of dat uit de bronnen blijkt. Net als altijd waren mensen in de zeventiende eeuw op zoek naar houvast. De pioniers voelden dat door hun ontdekkingen oude zekerheden wankelden. Maar dat betekent nog niet dat wetenschap en geloof zich tot elkaar verhouden als inzicht en angst.
N.a.v. ”Gevaarlijke kennis. Inzicht en angst in de dagen van Jan Swammerdam”, door Luuc Kooijmans; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 351 3250 4; 377 blz.; € 35,-.