Oplossing die geen oplossing kan zijn
Ds. R. van Kooten, ds. P. van der Kraan, ds. W. L. Smelt, dr. P. Vermeer en ds. J. Blom zijn niet blij met de brief die de Veenendaalse hervormde wijkgemeente 1 naar de synode heeft gestuurd. „De brief is niet geschreven vanuit het goede vertrekpunt. Een inzetting van God is geen onderhandelingsmateriaal, en zeker het huwelijk niet.”
Als synodeleden willen wij op open wijze reageren op een open brief die de hervormde wijkgemeente 1 (Noord) te Veenendaal aan de synodeleden van de Hervormde Kerk heeft toegestuurd over het zegenen van andere levensverbintenissen, omdat het synodebesluit een grote groep gemeenteleden in gewetensnood brengt.
Dat er zo snel gereageerd wordt op het onbijbelse besluit van de synode getuigt van grote bewogenheid. Toch maakt de brief ons niet blij, omdat deze ons, zonder dat men zich daarvan bewust was, nu van tegenovergestelde zijde in gewetensnood brengt. Waarom? Hoe kan dat? Omdat de brief niet geschreven is vanuit het goede vertrekpunt. De brief blijkt namelijk vooral ingegeven te zijn door de grote zorg voor de reacties die dit besluit bij vele gemeenteleden losgemaakt heeft en nog losmaken zal. Heel terecht wordt de vrees uitgesproken dat dit besluit ook iets zal doen bij „die gemeenteleden en ambtsdragers die beducht zijn voor scheuring en bezwaard meedenken in alle kerkelijke ontwikkelingen.” Deze groep begint zich nu af te vragen „of we principieel een plaats kunnen hebben in een kerk die in haar orde zaken verwoordt en regelt die tegen ons verstaan van de Bijbel als Gods geopenbaarde Woord ingaan.”
Met andere woorden, het aantal mensen dat nu voelt dat we niet met SoW meekunnen, wordt door dit besluit ineens onrustbarend groter. Daarom moet de synode de gewetensnood van deze mensen erkennen, om hen te bewaren bij de eenheid en de heelheid van de kerk.
Maar wat moet er dan gebeuren? Concreet komt het hierop neer dat de synode bij ordinantie 5 geen formuleringen aanvaardt die de zegening van andere levensverbintenissen positief benoemen. De briefschrijvers weten dat dit op grote bezwaren zal stuiten. Maar dan is er ook nog een andere mogelijkheid. „Mocht dat als consequentie hebben dat dan ook de formuleringen over het huwelijk worden geschrapt dan aanvaarden wij dat. Liever een open einde in de ordinanties dan gewetensnood met niet te overziene gevolgen.”
Gehoorzaamheid
Deze inzet is niet goed. De zorg om een bezwaarde groep mensen niet bij voorbaat voor een fusie van kerken te laten terugschrikken, mag niet de eerste doelstelling zijn. Wat dan?
In de eerste plaats dient het ons te gaan om de eer van God en de gehoorzaamheid aan Zijn Woord. De triosynode heeft een besluit genomen dat dwars tegen de geopenbaarde wil van God ingaat en daarom onteert zij de levende God. Daar hebben we voor óp te komen, welke gevolgen dat ook hebben mag.
In de tweede plaats moet het ons als hervormd-gereformeerde beweging gaan om de verbreiding en de verdediging van de waarheid in de Nederlandse Hervormde Kerk. We hebben op profetische wijze een appèl te doen op héél de kerk om tot Gods eer en tot eigen heil terug te keren naar het Woord van God. We moeten de kerk niet in de eerste plaats aanzeggen dat zij bang moet zijn dat een deel van haar leden niet mee zal gaan, maar voor alles dat zij vuurbang moet zijn dat God Zélf en Zijn Christus niet mee zullen trekken.
In de derde plaats kan dan betuigd worden dat dit besluit voor velen een breuk kan betekenen als de kerk niet terugkeert naar de positie van de kerkorde van 1951. En dan? Punt. Dat wil zeggen, dan biddend de binnenkamer in, met de vurige bede dat de HEERE het appèl zegenen wil.
Bij punt 3 is het de synode die de kosten heeft te overrekenen. Degenen die getrouw willen blijven aan Gods Woord, moeten niet kijken of zij misschien nog wisselgeld kunnen vinden.
Een inzetting van God is geen onderhandelingsmateriaal, en zeker het huwelijk niet. Want het gaat niet zomaar om een levensvorm. Integendeel, het huwelijk is diep geestelijk. Het huwelijk werd in het paradijs immers als een verbónd geschonken aan de mens die naar Gods beeld geschapen is!
Mannelijk en vrouwelijk schiep God de mens. Aan beiden gaf Hij naar Zijn eigen beeld bijzondere eigenschappen mee, opdat ze samen tot één zouden zijn en zo elkaar zouden aanvullen en ontplooien. Dit geheim is zo groot en zo hoog. Het heeft direct te maken met het geheimenis van Christus en Zijn gemeente. Dit door God geschonken en door Christus betaalde verbond kan niet ingewisseld worden om op kerkpolitieke wijze weer een open einde mogelijk te maken. God Zelf is in het geding. En zoals afgoden het wezen van God aanranden, zo doen alle andere levensverbintenissen dat eveneens met het huwelijk als verbond van God en zo met Gods eigen geheim.
Fenomenologisch kan geconstateerd worden dat er geen eenheid is in de kerken, maar die eenheid kan theologisch niet voor het oog kunstmatig hersteld worden door de erkenning van een open einde. Het raakt het wezen Gods. Het raakt het geheimenis van Christus en Zijn gemeente. Het raakt het heil van de mensen.
Bijbels onmogelijk
Het op deze wijze terugkeren tot een open einde is trouwens geen terugkeer tot een open einde. Op dit punt is de brief toch ondoordacht en daarom onbedoeld misleidend. Door middel van de stemmingen hebben de synoden immers allen zonder enige aarzeling duidelijk getoond hoe het ligt. Voor 40 procent van de drie SoW-kerken zijn huwelijk en andere levensverbintenissen zelfs al geheel gelijkwaardig, zoals bleek bij de stemming om het huwelijk en de andere levensverbintenissen in één artikel op te nemen (met 61 voor tegen 98 verworpen). Voor meer dan 50 procent is er geen verschil tussen het inzegenen van een huwelijk en het zegenen van andere levensverbintenissen, vandaar dat men dezelfde aanduiding voor beide wilde (82-78). Alleen op de hervormde synode werd het voorstel verworpen (24-42).
Artikel 4.1 (waarin wordt aangegeven dat ook andere levensverbintenissen van liefde en trouw gezegend kunnen worden) werd aangenomen met 107 tegen 53 stemmen. Bijna 70 procent van de kerken (een meer dan ruime meerderheid!) is dus voor het zegenen van andere levensverbintenissen.
Hoe kun je in zo’n situatie denken aan een terugkeren naar een open einde? Is het doel van het nu geen beslissing nemen dat wij allen werkelijk eerst terugkeren tot het punt van het samen ernstig gaan bestuderen van de Bijbel? Nee, op dat punt gebeurt er echt niets meer en wordt er door de Veenendaalse brief ook niets gevraagd. Het is juist andersom. De argumentatie dat het gaat om het voorkómen van een breuk en het bereid zijn daarvoor desnoods veel wisselgeld in te leveren, maken het onmogelijk werkelijk terug te keren. Het ligt helder hoe de kerk denkt en hoe de kerk wil. Hier wisselgeld aanbieden, kunnen wij alleen uitleggen in deze zin, dat wij allebei ons principiële uitgangspunt en beeld van God laten vallen om allebei zonder veroordeling van de ander het onze vast te kunnen houden. Dit is onzes inziens bijbels onmogelijk. Waar vinden we bij profeten of apostelen een voorbeeld dat op deze wijze de tegenstelling tussen hetgeen bijbels is en wat door God verboden wordt, opgelost wordt?
Kerkordelijk onmogelijk
Ook kerkordelijk is het aanbod onmogelijk. In de Dordtse Kerkorde werd weinig gezegd over het huwelijk. In art. LXX besloot men dat men aan de hoge overheid zal vragen „een generale ordonnantie op te stellen, met advies van de predikanten(!), en dat men zich tot die tijd zal houden aan hetgeen vorige synoden hebben besloten”! Dordt kon nog rekenen op een christelijke overheid en vond de zaak van het huwelijk een zaak van de overheid. Wij weten toch dat dit radicaal veranderd is? Het Burgerlijk Wetboek heeft zelfs een andere inhoud aan het huwelijk gegeven. De Christelijke Gereformeerde Kerken stellen hun bepalingen bij omdat dit juridisch hoogst noodzakelijk is – en zullen wij in zo’n situatie alles verwijderen? Wie de kerkorde met Van Ruler als een zeer geestelijke zaak ziet, kan zich dit niet voorstellen. Wie de tijd kent, kan dit niet menen. Als iemand de zaak voor de burgerlijke rechter brengt, kan dit voor hervormd-gereformeerde en confessionele gemeenten die besluiten mee te gaan, nog gevaarlijker blijken te zijn dan hetgeen nu in de ordinanties verwoord staat.
Het voorstel om de artikelen 3 en 4 beide te laten vallen is ook formeel onmogelijk. In ordinantie 5.1 lid 2 vinden we namelijk een opsomming van erediensten waarin de gemeente kan samenkomen buiten de zondagse. Hierbij vinden we naast de bid- en dankstond onder andere ook trouwdiensten en zegenvieringen. Zonder nadere definiëring kunnen trouwdiensten vanuit het Burgerlijk Wetboek uitgelegd worden zowel in de richting van een huwelijk tussen man en vrouw als ook tussen twee leden van hetzelfde geslacht. En waar moeten we bij zegenvieringen aan denken? Ds. B. Wallet zei bij zijn inleidende toelichting dat het onder andere (!) gaat om zegenen van kinderen, ziekenzalvingen én zegening in verbintenissen. Hij zei ook heel expliciet dat we deze aanduidingen nodig hebben voor het geval de artikelen 3 (huwelijk) en 4 (andere levensverbintenissen) komen te vervallen! Wat betekent dit? Dat met het schrappen van de artikelen 3 en 4 de zaak zelf niet verwijderd wordt, maar alleen de regelingen van de zaak. Wat wordt het enige resultaat? Chaos, waarbij een ieder doet wat goed is in eigen ogen. Daar komen vele problemen van en de nieuwe kerk kan niets toetsen, want er zijn geen regelingen (bijvoorbeeld als termijn huwelijksaanvraag, maken van bezwaren). Als straks de fusie een feit is, zal als vanzelf de roep om regelingen komen. En dan? Dan heeft de kerk geen politiek meer te bedrijven en beslist de kerk gewoon bij meerderheid (het aantal bonders ter synode zal zonder meer minder worden als de verenigde classes gaan afvaardigen!). En welke regelingen er dan komen, hoeft niemand te raden. Hoe groot zal dan het schuldgevoel zijn, omdat blijken zal dat wij onszelf zand in de ogen gestrooid hebben?
Echt probleem
Het echte probleem is dat hier de kwestie van de ondeugdelijke grondslag speelt. De Leuenberger Konkordie spreekt over een ander verstaan van de Schriften. Daarom kan de Verenigde Kerk met een beroep op het Evangelie en de liefde gaan zegenen wat God verbiedt. Er is maar één weg: profetisch de kerk terugroepen van deze goddeloze weg. De kerk moet geen geld gaan wisselen, maar de kerk moet bewust de wissel terugzetten. En zo niet? Dan kiest de kerk ervoor om een kerk te worden met valse trekken.
Als synodeleden kunnen we het principieel niet verantwoorden voor een voorstel te kiezen dat alleen de artikelen 3 en 4 laat vallen. Als de zaak op verborgen wijze aanwezig blijft, is dat zo mogelijk nog gevaarlijker dan wanneer dat op duidelijke wijze gebeurt. Wat wij niet op duidelijk bijbelse wijze aanpakken, zal ons aanpakken.
Misschien werpt iemand tegen dat het toch bij het hervormd zijn behoort om het uiteindelijk wel te accepteren dat er onbijbelse zaken in de kerk worden ingevoerd. Dat is toch bij meer zaken gebeurd, denk aan de kwestie van de vrouw in het ambt. Hoewel wij op grond van ons verstaan van Gods Woord duidelijk stelling nemen tegen het openstellen van de ambten voor de vrouw, geloven wij toch dat het gaat om twee verschillende zaken. Als het gaat om het ambt zelf, geloven wij dat de kerk een verkeerde ontwikkeling heeft gevolgd, maar als het om de personen gaat, durven wij niet de stelling te formuleren en te hanteren dat geen vrouwelijke ambtsdrager zalig zal worden. Als er een oprecht geloof is in de Heere Jezus Christus, dan wordt zij zalig, ook al dwaalt zij op het punt van het ambt. Maar in deze kwestie schrijft de apostel Paulus (en dat niet alleen van deze zonde, maar ook van overspel, laster, roven, et cetera) dat „degenen die deze dingen doen, het Koninkrijk van God niet zullen beërven” (1 Kor. 6:10). Het gaat om een zaak die hemelscheidend is. Zullen wij dan via ’wisselgeld’ aanvaarden dat de zaak niet kerkscheidend is?
Wij roepen de kerkenraden op in deze zin de synode ernstig te waarschuwen van deze weg terug te keren. Als synodeleden uit eigen kring verklaren wij u dat wij geen wisselgeld kunnen meenemen naar de synode, maar coram Deo tegen zullen stemmen, ook al zullen wij de gram over ons als ’spelbrekers’ afroepen. Wij zijn ervan overtuigd dat wij op deze wijze niet stemmen vóór handhaving van artikel 4.1 maar wel voor duidelijkheid. Als de kerk in de ambtelijke vergaderingen in meerderheid tegen Gods Woord wil ingaan, laat het dan duidelijk worden dat en hoe zij dat doet. God geve dat dit getuigenis gezegend worde en werkelijk dienen mag om een hervormde en in deze zin een nieuwe, een door Gods Geest vernieuwde kerk te worden.
De auteurs zijn lid van de hervormde synode.