Orakel van de Latijnse christenheid
Een prominent Bijbelgeleerde, hartstochtelijk verkondiger van ascese en verdediger van de orthodoxe leer. Kerkvader Hiëronymus was een veelzijdige geleerde. In zijn brieven kijken we hem in zijn hart, tegelijk geven zij een scherp inzicht in een turbulente periode van de vroegchristelijke kerk. De briefwisseling van Hiëronymus, voor het eerst in het Nederlands vertaald, is een kerkhistorisch monument.

Hiëronymus is moeilijk in één hokje te plaatsen. Hij was op tal van terreinen productief. Hiëronymus is volgens Chris Tazelaar, vertaler van de twee delen brieven, vooral bekend als Bijbeluitlegger, maar hij wordt ook wel ”het orakel van de Latijns-christelijke wereld” genoemd.Hiëronymus, kenner van het Hebreeuws, heeft zich sterk gemaakt op het terrein van het Bijbelvertaalwerk. In een toelichting bij zijn vertaling van het Oude Testament in het Grieks stelt hij dat hij de Hebreeuwse canon „met de grootste nauwgezetheid” heeft verbeterd en aan deskundigen voorgelegd. In een brief legt hij uit wat de mystieke betekenis is van de letters van het Hebreeuwse alfabet. Ook heeft hij het Nieuwe Testament weer op één lijn gebracht met de norm van de Griekse tekst.
Hiëronymus schrijft behartigenswaardige opmerkingen over vertaalprincipes. Een goede en correcte vertaling hoeft volgens hem niet letterlijk te zijn. „Een woordelijke vertaling van de ene taal in de andere dekt de inhoud toe; ze verstikt als het ware het zaaisel met weelderig gras.” Aan de hand van vele voorbeelden toont Hiëronymus aan dat de apostelen en de evangelisten bij het vertalen van oudtestamentische teksten gezocht hebben naar betekenis, niet naar woorden, „en dat ze zich niet bijzonder druk gemaakt hebben over de constructies en de bewoordingen, mits de inhoud helder was.”
Woordenvloed
Schriftstudie is voor Hiëronymus erg belangrijk. Aan een priester schrijft hij dat deze doorkneed moet zijn in de Schrift. „Een onstuitbare woordenvloed produceren en door rap spreken bewondering voor zichzelf opwekken bij het domme volk is iets wat ongevormde mensen doen.”
Allegorische Schriftuitleg komt regelmatig bij Hiëronymus voor, maar dat is gebruikelijk bij kerkvaders. Als de vader de verloren zoon om de hals vliegt, verklaart Hiëronymus dit zo dat God een menselijk lichaam aannam. En het gemeste kalf in deze gelijkenis is de Heiland, Wiens vlees wij dagelijks eten en Wiens bloed wij dagelijks drinken. Hiëronymus kan uitweiden over de mystieke betekenis van de kleding van priesters en hogepriesters en wijdt vele pagina’s -ver vóór ds. G. van Reenen!- aan de geestelijke betekenis van de halteplaatsen van de Israëlieten in de woestijn.
Ascese
Rode draad in het werk van Hiëronymus is het propageren van ascese en eenzaamheid. Hij roept uit in een brief aan een monnik: „O woestijn, die Gods vertrouwelijke omgang geniet! O wildernis, bloeiend met bloemen van Christus”, en stelt vervolgens dat het geloof geen honger kent.
Maar Hiëronymus heeft het zelf als monnik niet kunnen uithouden en bepleit uiteindelijk toch een leven in gemeenschap met anderen. Hij geeft toe dat in de eenzaamheid de hoogmoed snel toeslaat. In de woestijn was Hiëronymus, zo schrijft hij, „niet in staat om de prikkelende verleidelijkheid van ondeugden en de onstuimigheid van mijn natuur de baas te blijven. Ik probeerde ze wel met herhaald vasten te breken, maar in mijn geest bruisten toch steeds de meest verwarrende voorstellingen op.”
Wel blijft de kerkvader hameren op onthouding en ascese. Dat is zelfs de rode draad in zijn brieven. Zijn advies aan de vrouw: Lees veel, vast met beleid, overwin de vleselijke liefde door de geestelijke liefde en ga mannen uit de weg, zeker mannen die zogenaamd ’geestelijk’ contact met vrouwen zoeken.
In een brief aan de abdis Eustochium steekt hij de loftrompet over de maagdelijkheid, die volgens hem te verkiezen is boven de huwelijkse staat, al moet het eerste wel een vrije keuze zijn. De kerkvader betreurt het dat zo veel maagden dagelijks „ten val komen” door voor het huwelijk kiezen; hij stelt dat „veteranen van de maagdelijke kuisheid hun onbetwijfelde krans nog op de drempel van de dood uit hun handen hebben zien vallen.”
Hij spreekt van „de lasten van het huwelijk en de onzekerheden van het echtelijk leven.” De maagdelijkheid is de natuurlijke toestand, het huwelijk is na de zondeval gekomen. „Een maagd wordt in het vlees geboren uit een huwelijk, waarbij ze in de vrucht herstelt wat ze in de wortel had verloren.” Wel heel scherp zegt hij van de oproep van Paulus om „zonder ophouden te bidden”: „Wie evenwel in het huwelijk zijn plichten vervult, kan niet bidden. Derhalve moeten wij ofwel altijd bidden en maagdelijk leven, ofwel ophouden met bidden teneinde aan de huwelijksopdracht te voldoen.”
Celibaat
Als Paulus zegt dat hij zou willen dat allen waren zoals hij was, stelt Hiëronymus dat Paulus hier „openlijk voor het celibaat pleit.” De kerkvader noemt maagdelijkheid goud, het huwelijk zilver. Het huwelijk is toelaatbaar, slechts alleen om het gevaar van ontucht te vermijden, zoals weduwen alleen om die reden mogen hertrouwen. „Het is acceptabeler om zich aan één man te prostitueren(!) dan aan vele.” Het zal je maar gezegd worden. De kerk veroordeelt volgens Hiëronymus het huwelijk niet, maar geeft het zijn eigen plaats, anders gezegd: ze propageert het ook niet.
Hiëronymus kan uitvaren tegen luxe, het zich opmaken van vrouwen, dat wil zeggen „het gezicht mooi maken met rouge, de gelaatstrekken doen uitkomen met blanketsel, het haar opmaken en met behulp van haarstukjes een torenhoge wrong opbouwen, om maar te zwijgen van kostbare oorhangers, matwitte parels waarin de diepten van de Rode Zee glanzen.”
Het is voor de kerkvader het een of het ander. „We willen copieus dineren, door onze vrouwen omhelsd worden, en bovendien in de schare van maagden en weduwen regeren met Christus!” Dat kan dus niet. Hij zegt trouwens ook in het algemeen dat wie veel met bezit en geld bezig is, weinig aan God denkt. Daarin heeft hij gelijk. Maar vervolgens trekt hij de lijnen verder door dan menigeen lief is. Hij roept onbekommerd op het bezit te verkopen en dat niet aan familieleden of vrienden kinderen, broeders of verwanten, maar aan de armen te geven, dat wil zeggen aan Christus, Die in de persoon van de armen wordt gevoed.
Ketters
Hiëronymus keert zich tegen opvattingen van diverse ketters, zoals arianen, origenisten en pelagianen. Is Hiëronymus aanvankelijk met Origenes van mening dat de mannen in het paradijs na hun onlichamelijke opstanding geslachtloze verschijningen zullen zijn, later raakt hij ervan overtuigd dat er een lichamelijke opstanding zal zijn en dat mannen en vrouwen als zodanig herkenbaar zullen zijn.
Toch verwerpt Hiëronymus niet alles van Origenes. Hoe kritisch hij ook is ten opzichte van hem als dogmaticus, hij heeft groot respect voor hem als vertaler en uitlegger van de Schrift. Hij moet zich dan ook verdedigen tegen het feit dat hij op dit punt wat goeds van hem geleerd heeft, wat eigenlijk niet kan of mag. „Ik heb de vertaler geprezen en niet de dogmaticus, zijn intelligentie en niet zijn geloof, de denker en niet de apostel.”
In de jaren 414 tot 419 stelt Hiëronymus zich, evenals Augustinus, streng op tegen de leer van Pelagius. In een vroeg stadium kan hij nog wel schrijven dat God de mens de vrije keuze gaf waardoor de deugd een plaats kon krijgen en wij ons kunnen onderscheiden van de overige levende wezens. Daardoor wordt de zondaar een eerlijk vonnis gegund en ontvangen de heiligen een rechtvaardige beloning.
Later, onder invloed van zijn tijdgenoot Augustinus, trekt hij feller van leer tegen de dwaling van Pelagius die vooral in het Oosten veel aanhang vond. Hij vraagt Augustinus om zich samen met hem teweer te stellen tegen het zich verbreidende pelagianisme. Volgens Hiëronymus moeten we naar de mening van de pelagianen God eigenlijk danken dat Hij ons zo geschapen heeft dat wij door onze eigen wilskeuze het goede kunnen verkiezen en het kwade kunnen vermijden. Hij noemt dit een „onduldbare godslastering”, want als het zo gelegen is hoeven wij ook niet meer te bidden en te vasten.
Hiëronymus distantieert zich ook van de manicheeërs, want de menselijke natuur is naar zijn oordeel niet als zodanig (als schepsel) slecht. Vanuit dat oogpunt keert hij zich tegen de lastering dat hij de vrijewilskeuze zou veroordelen. „Wij verschillen daarin van redeloze dieren dat wij geschapen zijn met een vrijewilskeuze. Echter (…) die vrijewilskeuze leunt zelf op Gods hulp en behoeft in alles zijn steun.”
Dit is conform van opvatting van Augustinus, die gesteld heeft dat de genade de scheppingsvrijheid intact laat, maar deze vernieuwt en herstelt. Hiëronymus is overigens vol lof over Augustinus, zo valt in een brief te lezen: „De katholieken vereren u en zien tegen u op als de nieuwe grondvester van het oude geloof en -en dat is een aanwijzing van nog grotere glorie!- alle ketters verfoeien u.”
Monumentaal
De brieven van Hiëronymus vormen een ”Fundgrube” voor de kennis van de kerkvader en zijn tijd. Een tijd waarin de ascese duidelijk een stempel drukte op de kerk en Hiëronymus tot uitspraken kwam die niet alleen eenzijdig waren maar soms ook niet altijd even Bijbels, met name op het punt van huwelijk en seksualiteit. Dat neemt niet weg dat Hiëronymus een van de belangrijkste kerkvaders is van het Westen. Zijn bijdrage ligt vooral op het terrein van de Bijbelwetenschappen en het Bijbelvertaalwerk, minder op de ontvouwing van de christelijke leer.
De annotatie door Chris Tazelaar is uitstekend en biedt veel informatie over de context van de brieven. Kortom, een monumentaal werk over een turbulente periode van de vroegchristelijke kerk, die we nu van binnenuit leren kennen dank zij een persoonlijke briefwisseling.
N.a.v. ”Brieven, Band I en II”, door Hiëronymus; vertaald uit het Latijn en van aantekeningen voorzien door Chris Tazelaar; uitg. Damon, Budel, 2008; 1472 blz.; ISBN 978 90 5573 897 7; € 84,90.
Leven en betekenis van Hiëronymus
Hiëronymus (ca. 347 420) werd geboren in Stridon in Dalmatië, het huidige Kroatië. Hiëronymus studeerde grammatica, retorica en filosofie in Rome en verwierf grote kennis van de klassieke Latijnse literatuur. In 366 liet hij zich in Rome dopen. Na zijn studie verbleef hij een jaar in Trier, sinds 367 de residentie van keizer Valentinianus I, een stad met goede scholen en bibliotheken. In diezelfde periode bekeerde hij zich tot het christelijk ascetische leven, wellicht door het lezen van de levensbeschrijving van de woestijnheilige Antonius door Athanasius van Alexandrië.
Hiëronymus verbleef tussen 370 en 374 in Stridon waar hij kritiek uitte op het leven van de christelijke gemeente en haar bisschop. Hij raakte in onmin met zijn familie, die met lede ogen aanzag dat de knappe jongeman met zijn goede opleiding in Rome niet bereikte wat ze dacht. In plaats van een zoon met een glanzende carrière in het vooruitzicht keerde Hiëronymus terug naar zijn geboorteplaats als een asceet die de wereld wilde afzweren.
In 374 reisde Hiëronymus met enkele vrienden naar Athene en vervolgens via Constantinopel en Cappadocië naar Antiochië. Daar trok hij zich in de jaren 375 tot 378 terug in Chalcis, 90 kilometer ten oosten van Antiochië. Hij leidde er een leven in eenzaamheid, zij het in milde vorm, want hij leefde niet in een cel en had bovendien een rijke bibliotheek bij zich. Hij voelde weinig voor de strenge afzondering van de heremieten van de Oosterse Kerk en koos liever voor de religieuze gemeenschap die in het Westen gebruikelijk was.
Hiëronymus legde zich toe op de Griekse en Hebreeuwse taal en publiceerde boeken tegen het opkomende arianisme. Hij moest echter erkennen dat hij het aanvankelijk zo bewonderde leven van een solitaire monnik niet kon volhouden. Hij ging in Antiochië theologie studeren en werd daar tot priester gewijd. Hij wilde echter niet in een gemeente werken, maar ging in 380 naar Constantinopel, waar hij zijn studie theologie voortzette bij onder anderen Gregorius van Nazianze.
Hiëronymus woonde in 382 een synode bij waar paus Damasus hem introduceerde in de kring van ascetisch levende vrouwen. Damasus benoemde hem tot zijn archivaris secretaris en gaf hem de opdracht de Latijnse tekst van het Oude Testament vast te stellen, die later de Vulgata werd genoemd. Het Concilie van Trente verklaarde deze tekst in 1546 tot officiële tekst in de kerk.
Hiëronymus maakte zich niet populair vanwege zijn al te vurig geachte prediking van het ascetische leven en van de maagdelijkheid en verliet in 385 Rome. Na een pelgrimsreis langs Jeruzalem, Palestina en Egypte kwam hij aan in Bethlehem, waar hij met anderen een vrouwen en mannenklooster stichtte. Woedende omwonenden, wellicht Pelagianen, overvielen in 416 zijn verblijf. Het klooster werd grotendeels verwoest en Hiëronymus’ uitgebreide bibliotheek ging waarschijnlijk in vlammen op, waardoor zijn wetenschappelijke arbeid in zijn laatste levensjaren ernstig bemoeilijkt werd.
Hiëronymus stierf op 30 september 420. Hij werd begraven onder Christus’ geboortegrot in Bethlehem. Met Ambrosius, Augustinus en Gregorius de Grote wordt Hiëronymus, krachtens een besluit van paus Bonifatius VIII in 1295, als een van de grote kerkleraren van de westelijke kerk beschouwd. Hij wordt afgebeeld als een studerende geleerde in gezelschap van een leeuw (hij zou het dier van een doorn in zijn poot verlost hebben), met een steen (waarmee hij zijn onwillige lichaam kon tuchtigen), een schedel (als teken van vergankelijkheid) en zijn vermagerd lichaam gehuld in een mantel met een anachronistische rode kardinaalskleur.