Binnenland

De bravoure van de meester

Hij heeft een speciale band met Rembrandt. De meester schilderde een van zijn voorvader, de Amsterdamse koopman en burgemeester Jan Six I, een portret dat in kunstkringen geldt als een van zijn mooiste werken. Zelf was jhr. drs. Jan Six XI (30) nog maar nauwelijks begonnen aan zijn loopbaan als hoofd oude meesters bij veilinghuis Sotheby’s in Amsterdam, of hij maakte nationaal en internationaal naam met de ontdekking van een nieuwe Rembrandt. „Ik laat mij op geen enkele manier voorstaan op mijn afkomst. O nee, ik zie mijzelf als een gewone jongen die met hard werken zijn brood wil verdienen.”

Ben Tramper
30 January 2009 10:45Gewijzigd op 14 November 2020 07:12
Jhr. Jan Six XI, als kunstexpert werkzaam bij veilinghuis Sotheby’s in Amsterdam, ontdekte vorig jaar een nieuwe Rembrandt. „Ik heb daardoor een fantastische vliegende start gemaakt. Eindelijk kon ik bewijzen dat ik iets van oude meesters afweet, niet omd
Jhr. Jan Six XI, als kunstexpert werkzaam bij veilinghuis Sotheby’s in Amsterdam, ontdekte vorig jaar een nieuwe Rembrandt. „Ik heb daardoor een fantastische vliegende start gemaakt. Eindelijk kon ik bewijzen dat ik iets van oude meesters afweet, niet omd

Jan Six XI was elf jaar oud toen zijn vader, Jan Six X, het beheer over de kunstcollectie van de familie in handen kreeg. Het gezin verhuisde naar het eeuwenoude patriciërshuis aan de Amstel in Amsterdam, dat van generatie op generatie door de stamhouder wordt bewoond. Het pand, dat meer dan vijftig vertrekken telt, herbergt een schat aan antiek en kunst. In de kamers hangen werken van Rembrandt van Rijn, Frans Hals, Gerard Terborch en Pieter Saenredam.Hoe is het om als tiener in zo’n huis te wonen?
„In het begin was het voor mij en mijn jongere broer Bas erg wennen. Wij vonden het spannend, ook een beetje eng. Als we door de kamers en gangen liepen, met plafonds van wel 4 meter hoog, zagen we overal portretten van onze voorouders hangen, meer dan 270 stuks. Soms bekroop ons het gevoel dat al die mensen ons voortdurend aanstaarden en ons achtervolgden.

Mijn ouders bewonen slechts een klein gedeelte van het huis. Eén verdieping is min of meer ingericht als museum. Als kind mochten we overal komen, al konden we in huis natuurlijk niet gaan voetballen. Maar mijn vader en moeder vonden het geen probleem als we met onze vriendjes en vriendinnetjes de collectie bezochten. Zij leerden ons op een natuurlijke manier met de spullen om te gaan.”

Al die portretten vertelden u over uw voorname afkomst. Uw voorgeslacht heeft in Amsterdam de eeuwen door veel betekend op economisch, politiek en cultureel gebied. Wanneer werd u zich dat bewust?
„Vrij laat. Het kwam vooral doordat de ouders van vriendjes met wie ik mee naar huis ging, vragen stelden. „Heet jij Six? Dat is toch de familie die in het verleden bevriend was met Rembrandt?” Dan dacht ik: Huh? Is dat nu zo bijzonder?”

„Thuis spraken we zelden over onze roots. Het is niet zo dat mijn ouders mij steeds voorhielden: „Joh, Jan, wat ben je toch belangrijk.” Integendeel. Mijn moeder zei altijd: „Ik wil dat mijn kinderen een normale opvoeding krijgen. Ze mogen niet naast hun schoenen gaan lopen, moeten als iedereen hun stinkende best doen en ervoor zorgen dat ze credits verdienen door wíé ze zijn en niet door wát ze zijn.” Voor die opstelling ben ik haar ontzettend dankbaar.”

Is uw moeder daarin geslaagd?
„Ik hoop het. Ik zal mij in elk geval nooit laten voorstaan op mijn afkomst. Dat zou nergens op slaan. Zeker, mijn vader heeft een mooi familieverhaal. Ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen. Maar dat van mijn moeder is niet minder mooi. Natuurlijk, het is heel leuk om te midden van zo veel moois te zijn opgegroeid. Ik ervaar dat als een groot voorrecht. Toen ik tijdens mijn studie kunstgeschiedenis colleges over Frans Hals kreeg, kon ik thuis zijn schilderijen aanraken, omdraaien en onderzoek doen. Dat is weinig mensen gegeven. Maar het is ook heel leuk om een normale jongen te zijn, een mens van vlees en bloed.”

U bent van adel. Gebruikt u uw titel van jonkheer?
„Alleen op mijn paspoort, dat is verplicht. Niet op mijn visitekaartje, o nee. Een kunstenaar zet zijn naam toch ook niet op een bordje op zijn schilderij? Wie verstand van zaken heeft, weet wie de schilder is. Vinden mensen het belangrijk dat ik jonkheer ben, dan weten ze dat wel. Zo niet, dan vind ik het niet nodig hun dat te vertellen. Waarom zou ik?”

Een van de beroemdste schilderijen uit de familiecollectie is Rembrandts portret van Jan Six I. Wat ziet u als u voor het kunstwerk staat: een Rembrandt of uw voorvader?
„Ik zie het schilderij altijd anders, de ene keer is het voor mij een Rembrandt, de andere keer een polaroid van Jan Six. Telkens als ik er objectgericht naar kijk, als ik dus vooral op Rembrandt let, raak ik onder de indruk van de kracht van het werk, van de bravoure van de meester. Alleen al de manier waarop Rembrandt weergeeft hoe Jan Six zijn handschoen aantrekt, dat is echt een creatieve uitspatting van weergaloos niveau.

Ga ik naar het schilderij om naar mijn voorouder te kijken, dan gebeurt er iets heel merkwaardigs. Rembrandt heeft Jan Six zo geschilderd dat ik niet naar hem, maar hij wel naar mij kijkt. De blik in Six’ ogen, vanonder zijn hoed schuin naar beneden gericht, lijkt dwars door je heen te gaan. Dat is werkelijk geniaal. Ik krijg er altijd weer kippenvel van. Rembrandt kende het menselijk gevoelsleven door en door. Hij wist dat als geen ander over te brengen op het doek.”

Hoe close waren Jan Six I en Rembrandt?
„Moeilijk te zeggen. We weten dat de mannen elkaar tutoyeerden. We weten ook dat Jan Six een lening van 1000 gulden van Rembrandt renteloos overnam. Rembrandt heeft het portret niet gesigneerd, maar wel als voltooid beschouwd. Dat getuigt van een goede vriendschap, al moet je de relatie wel in het licht van de gouden eeuw zien. Mensen gingen anders met elkaar om dan tegenwoordig.”

Hoe close zijn Jan Six XI en Rembrandt?
„Rembrandt hoort bij de top drie van beste schilders ooit in de geschiedenis van de mensheid. Niemand kan om hem heen. Die man is fenomenaal. Ik ben er nog lang niet, maar toch geloof ik dat ik steeds dichter bij het hart, de geest, de ideeënwereld van Rembrandt kom. Hij was een realist. Op een vooruitstrevende en baanbrekende manier was hij bezig met het vastleggen van emoties, mimiek, gevoelsuitingen.”

Rembrandt had een nauwe omgang met de Bijbel. Herkent u dat bij zichzelf?
„Rembrandt was gelovig, zeker. Toch ben ik van mening dat de humaniteit bij hem boven het geloof uitging. Zijn werk verraadt een grote voorliefde voor de mens. Iedereen kent het portret van Titus, zijn zoon, voorovergebogen op de lessenaar, een vinger in het gezicht. Dat is een schilderij recht uit het vaderhart van de meester. Relatief gezien besteedde hij weinig tijd aan het schilderen van Bijbelse voorstellingen.”

„Zelf weet ik genoeg van de Bijbel om mijn werk te kunnen doen. Ik ben een humanist en een empirist. Persoonlijk geloof ik vooral in het doen van observaties en het zoeken naar bewijzen om delen van de waarheid op het spoor te komen. Ik hang geen geloof aan, al vind ik het helemaal niet erg om een preek te beluisteren of een overpeinzing mee te maken.”

Een kunsthistorisch tijdschrift ontdekte parallellen tussen Jan Six I en Jan Six XI: beiden hebben donkere ogen en een romaanse neus.
„Haha, het klopt dat wij beiden een deukje in de neus hebben. Dat van die ogen, dat kan ik niet bevestigen. Walter Vaillant heeft Jan Six met blauwe ogen geschilderd. Als dat terecht is, en dat weet niemand, dan is dat een verschilpunt. Laten we het erop houden dat ik vooral op mijn eigen vader en moeder lijk.”

Wat is de waarde van het schilderij? Een taxateur noemde een bedrag van 150 miljoen euro.
„Geen idee. Het werk is van onschatbare waarde, financieel, emotioneel en cultureel. Tegelijk moeten we nuchter zijn: als er morgen brand uitbreekt, is alle waarde weg. En gaat het leven gewoon door.”

Uw familie wordt verweten het portret van Rembrandt al te zeer voor zichzelf te houden. Het komt sporadisch het huis uit. Is dat zo?
„Het portret van Jan Six kan worden uitgeleend, zij het onder condities. Met de overheid hebben we vorig jaar afgesproken dat het portret van tijd tot tijd in het Rijksmuseum wordt opgehangen. De familie biedt bovendien volop gelegenheid om bij haar thuis van de collectie te komen genieten. Dat is al sinds het begin van de negentiende eeuw het geval.”

Minister Plasterk van Cultuur betaalt mee aan de renovatie van het woonhuis, in ruil voor meer bezoekmogelijkheden voor het publiek. Is daarmee een slepend conflict tussen de overheid en uw familie van tafel?
„De overheid wil het culturele erfgoed veiligstellen, de familie Six wil de collectie bijeenhouden. Voor de samenleving, maar zeker niet minder voor de familie zelf. Uiteindelijk gaat het om ónze collectie. Stelt u zich voor dat u een theepot erft en dat vervolgens de minister bij u op bezoek komt en zegt: „Die pot is zo belangrijk, u mag er niet meer uit schenken.” Dan zou u toch raar op uw neus kijken?

Wij zijn een voorstander van samen delen en samen plezier hebben. Mijn vader gaat daarin voorop. Maar er zijn grenzen. De kunstverzameling is privé en blijft privé.”

U werkte na voltooiing van uw studie kunstgeschiedenis nog maar een blauwe maandag bij Sotheby’s in Amsterdam, toen u 2007 een schilderij van Jan Lievens, vriend van Rembrandt, aan de man bracht. Het zorgde meteen voor de beste veiling ooit.
„Heel leuk. Pure adrenaline.”

Wat gebeurde er?
„Een klant had mij gebeld om langs te komen voor een taxatie van een van zijn schilderijen. Ik zag na enig onderzoek dat het om een Lievens ging, een uiterst waardevol schilderij. Tijdens de veiling, de eerste die ik zelf helemaal had georganiseerd, kwam het ene bod na het andere. Uiteindelijk ging een handelaar uit Londen met het schilderij naar huis: hij bood 1,7 miljoen euro.

Nog voor de afloop deelde de veilingmeester mee dat deze veiling de beste in de geschiedenis van het Amsterdamse veilinghuis was en dat Sotheby’s alle aanwezigen champagne zou schenken. Waarop de nieuwe eigenaar ook een rondje aanbood. Het was fantastisch. Zo’n dag maak je in je leven zelden mee.

De man van wie het schilderij was, zat in de zaal. Terwijl de prijs omhoogschoot, gleed hij op zijn stoel steeds verder onderuit. Hij wist niet wat hem overkwam. Na afloop kwam hij naar me toe. Ik kreeg drie dikke kussen. „You’ve made my life”, zei hij. „Meneer, ik doe ook maar mijn best”, zei ik.”

Kort daarna stond u in de schijnwerpers van de internationale media: een nazaat van Jan Six die met een nieuwe Rembrandt op de proppen kwam.
„Van een klant hoorde ik van een schilderijtje dat zou worden aangeboden op een veiling, georganiseerd door een veilinghuis in Engeland dat zich vooral richt op tractors en landbouwmiddelen. „Zou dit wat zijn?” vroeg hij mij. Dat was op maandag, de veiling zou vrijdags plaatshebben. Ik was meteen onder de indruk en belde een collega in Londen om voor mij detailfoto’s te maken.

Alle gegevens wezen erop dat het werk van Rembrandt was. Maar ik kon niets met 100 procent zekerheid zeggen. Dag en nacht heb ik gezocht naar informatie. De enige die uitsluitsel kon geven, was Ernst van de Wetering, dé Rembrandtkenner van Nederland. Wegens vakantie was hij onbereikbaar. Donderdag nam ik contact op met mijn klant in Engeland. „Zekerheid heb ik niet”, zei ik, „maar ík denk dat het een Rembrandt is.””

„De inzet op de veiling was 1000 pond. Mijn cliënt bood hoog, maar een ander nóg hoger. Het ging voor 2,2 miljoen pond weg. Een bevriende journalist vroeg mij: „Wat denk je dat er is gebeurd?” Daarop zei ik opnieuw: „Zekerheid heb ik niet, maar ik denk dat er een Rembrandt is verkocht.” Wat er daarna gebeurde, laat zich nauwelijks beschrijven. Ik verwachtte een klein berichtje in een dagblad, maar de media kwamen massaal op me af.”

Enkele maanden later trok prof. Van de Wetering na minutieus onderzoek de finale conclusie: het werk is een klein zelfportret van Rembrandt. Hoe oordeelde hij over uw actie?
„Hij belde me op en zei: „Jan, toen je nog studeerde, vond ik dat je weinig deed. Maar nu heb het idee dat je mijn boeken helemaal begrijpt. Je hebt precies gedaan wat je had moeten doen om je vermoedens te kunnen funderen.” Er waren meer mensen die wisten dat het om een belangrijk kunstwerkje ging. Maar niemand durfde te beweren dat het om een Rembrandt ging. Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik mijn mening heb gegeven.”

U hebt het schilderij zelf in handen gehad?
„Dat moment zal ik nooit vergeten. Ik hield het in het zonlicht - wat een kracht, wat een prachtwerk.”

Lievens bracht meer dan 1,5 miljoen euro op, de nieuwe Rembrandt ook. Wat houdt u eraan over?
„Doelt u op een bonus? Zo werkt het niet, ik werk op basis van een jaarsalaris. Voor mij is de verkoop van deze schilderijen van grote betekenis. Ik heb daardoor een fantastische vliegende start gemaakt. Eindelijk kon ik bewijzen dat ik iets van oude meesters afweet, níét omdat ik Jan Six ben, maar omdat ik een jongen ben die verzot is op schilderijen en daarmee, als ik niet oppas, dag en nacht bezig ben.”

Hoe groot is de kans dat u een nieuwe meester opspoort?
„Het gekke is: als je er heel erg naar op zoek bent, kijk je eroverheen. De grootste ontdekkingen worden gedaan op het moment dat niemand erop rekent. Het kan zijn dat je ergens een broodje eet, een blik werpt in een etalage en denkt: Hé, daar staat iets moois.”

Nog even over de collectie-Six. Die wordt tot nu toe beheerd door de stamhouders van de familie. Toen u werd geboren, was uw toekomst dus al bepaald.
„Hoezo?”

U mag straks het stokje van uw vader overnemen.
„O ja?”

Iedereen zegt het.
Hij lacht. „Weet ik. De aannames zijn mij bekend. Maar uiteindelijk ligt de sleutel in handen van een heel klein groepje mensen. De beslissing wie het beheer krijgt, is aan mijn vader en de familie. Ik vind het bovendien wel zo leuk om zelf mijn toekomst te bepalen. Als het op mijn pad komt, dan zie ik wel wat ik doe. Mijn vader is bovendien gezond, hij beheert de collectie met veel vreugde en liefde.”

Niemand kan zich voorstellen dat aan een eeuwenlange familietraditie een einde komt.
„Dat begrijp ik. Maar wij leven vandaag de dag in een moderne samenleving, gevormd door weldenkende mensen die allemaal in vrijheid hun besluiten mogen nemen. Mijn vader heeft zich aan niets vastgepind, hetzelfde geldt voor mij.”

Er is nog zo’n traditie waarop journalisten u keer op keer wijzen: de eerste zoon krijgt steevast de naam Jan.
„Ik ga er helemaal niets over zeggen. Stel dat ik en mijn vriendin kinderen zouden krijgen, en ik hoop van harte dat dat geluk ons ooit ten deel valt, dan bepalen wij zelf in alle vrijheid de naam.”

Irritant, dit soort vragen?
„Nog niet zo lang geleden had ik een gesprek met een journalist van een omroep in de Randstad tijdens een rondgang door de grachten van Amsterdam. Voorafgaand aan de uitzending zei ik: „Doe mij een lol en begin nu eens niet over die zoon.” Afgesproken. Wat vraagt die man in de laatste minuut? „Dus wordt het Jan?” Ik zei: „Wie weet.” „We kunnen uitgaan van Jan?” Ik zei: „Wie weet.”

Natuurlijk snap ik best wat die man beweegt. Maar op de keper beschouwd vind ik het toch al te vrijpostig. Zulke vragen stel je toch niet? Kom op zeg, we leven in een moderne tijd. Wat heb ik ermee te maken welke naam u uw baby geeft?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer