Kennedy’s limousine en Lincolns stoel
Amerikanen zijn dol op voorwerpen die geschiedenis schreven. Het Henry Ford Museum in Dearborn in de staat Michigan toont daarom meer dan de historie van auto’s.
Musea in Washington DC staan vol met parafernalia. Bijvoorbeeld een stukje maan in het National Air and Space Museum. De tv-mast die tot 11 september 2001 boven op een van de twee WTC-torens in New York prijkte, is nu tentoongesteld in het Newseum in de hoofdstad.Maar ook elders in het land kan men er wat van. Het Henry Ford Museum in Dearborn betitelt zichzelf als de „grootste historische attractie van Amerika.” En dus is er de stoel te zien uit het Fordtheater in Washington waarin president Abraham Lincoln zat toen hij op 14 april 1865 werd vermoord.
En de zwarte limousine -een Ford Lincoln- waarin president John F. Kennedy op 22 november 1963 in Dallas werd doodgeschoten. Na dit tragische voorval besloot de geheime dienst dat presidentiële auto’s altijd een kogelwerend dak moesten hebben.
Of de stadsbus uit Montgomery waar Rosa Parks op 1 december 1955 in stapte en de geschiedenis van de Verenigde Staten voorgoed veranderde. Ze weigerde om achter in de bus een plaats voor zwarte mensen in te nemen.
Fabriek
Dearborn is een stadje onder de rook van Detroit, de autostad van de Verenigde Staten. Het was in dit plaatsje dat Henry Ford, de legendarische grondlegger van de Ford Motor Company, in 1903 de River Rougefabriek opende.
Destijds betrof het de grootste fabriek ter wereld. Aan de ene kant van het terrein werden per zeeschip ijzererts, hout en rubber aangevoerd en aan de andere kant rolden de Fordjes met honderden per dag van de lopende band. Het verhaal wil dat Henry Ford dit proces afkeek van een slachterij waar de arbeiders stilstonden, de koeien en varkens voorbijkwamen en iedereen zijn ding deed.
Net als de fabrieksarbeiders hadden ook de klerken en boekhouders bij Ford geen stoel. Hun bureau was een schuine plank waaraan ze staande hun werk moesten doen.
In 1908 lanceerde Ford wellicht de succesvolste auto aller tijden, de Ford-T. Van het karretje werden meer dan 15 miljoen exemplaren gebouwd. Toen men Ford eens vroeg of de auto ook in verschillende kleuren leverbaar was, moet hij hebben geantwoord: „Alle kleuren zijn oké, zolang het maar zwart is.”
Toen Henry Ford het uurtarief voor zijn fabrieksarbeiders verdubbelde tot 5 dollar kwamen ruim 100.000 mensen uit alle hoeken en gaten van de VS naar Dearborn om voor Ford te werken. Niet gek, een weekloon van 11 dollar was normaal in die tijd.
Het was Fords ideaal dat alle Amerikanen, en niet in de laatste plaats zijn eigen arbeiders, genoeg geld zouden hebben om een auto aan te schaffen. Een Ford uiteraard.
Filmpje
De Ford River Rougefabriek bestaat nog steeds. Er worden F-150 pick-uptrucks gebouwd, iedere minuut één. De kleine vrachtwagens zijn razend populair op het Amerikaanse platteland. Ford presenteerde het eerste exemplaar kort na de Tweede Wereldoorlog.
De fabriek is vanuit het Henry Ford Museum met een bus te bezoeken. Op weg naar het gebouw wordt in de bus een filmpje getoond waarop is te zien hoe in 1937 kaderleden van de vakbond door knokploegen van Ford tegen de grond werden geslagen.
Het oproer markeert gek genoeg het begin van de lange samenwerking van Ford met de vakbond. „Die samenwerking koesteren we tot op de dag van vandaag”, zegt bestuursvoorzitter Bill Ford, achterkleinzoon van Henry, op het verder brave filmpje.
Zeperds
Het Henry Ford Museum telt honderden auto’s en vliegtuigen, samengesteld uit de privéverzameling van de autopionier Henry Ford. Het laat de ontwikkeling van de vierwieler zien; van de Ford-T via de Club Coupe naar de Thunderbird, de Mustang en de legendarische Ford Taurus.
Maar Ford behaalde ook zeperds. In de jaren vijftig met de Edsel, een benzineslurper die gelanceerd werd tijdens een recessie. In de jaren zeventig met de Pinto, waarvan de benzinetank bij botsingen snel in brand vloog. En in de jaren negentig waren er problemen met de Explorer, waarvan de door Firestone geleverde banden onveilig bleken te zijn.
Dit alles valt in het niet bij de enorme problemen waarin de auto-industrie nu verkeert. Naar verwachting zal er van de Big Three uit Detroit -Ford, General Motors en Chrysler- één het veld moeten ruimen.
De expositie geeft ook een tijdsbeeld van de Amerikanen zelf. Een van de kitscherigste tentoongestelde objecten in het Henry Ford Museum is wel de Wienermobile. Het voertuig stamt uit 1936 en stelt een hot dog op een broodje voor.
De wagen moest reclame maken voor de producten van Oscar Mayer, een Amerikaans bedrijf in vleeswaren. De Wienermobile is de geschiedenis ingegaan als „een nostalgisch voorbeeld van briljante marketing.” Het brengt twee zaken samen waar Amerikanen erg van houden: hot dogs en auto’s
Meer informatie: www.thehenryford.org.