EnergieNed terughoudend over nut dubbel netwerk
Grote stroomstoringen in Nederland zijn meestal het gevolg van een toevallige samenloop van omstandigheden. In die gevallen helpt het niet dat de netwerken, zowel voor elektriciteit als gas, dubbel zijn uitgevoerd.
Dat zei vrijdag een woordvoerder van EnergieNed, de branchevereniging van energiebedrijven in Nederland. „In de regel merk je er weinig van als er iets kapot gaat, omdat de stroom dan via het andere circuit kan worden omgeleid”, zei hij in reactie op de stroomstoring die Rotterdam en omgeving gistermorgen trof.
Zonder kennis te hebben van de precieze toedracht van het incident in het schakelstation in de Waalhaven, stelde de woordvoerder vast dat er sprake moet zijn geweest van een uitzonderlijke en ernstige situatie. Hij wees er in dat verband ook op dat er twee gewonden zijn gevallen.
De Nederlandse stroomnetwerken zijn „waarschijnlijk de beste ter wereld”, aldus de EnergieNed-woordvoerder. Dat komt vooral omdat ze onder de grond liggen. Bovengrondse netwerken zijn kwetsbaarder, bijvoorbeeld bij extreme weersomstandigheden zoals zware storm.
Bovendien vormen de netwerken in Nederland een compact geheel als gevolg van de hoge bevolkingsdichtheid. Dat scheelt bijvoorbeeld aan leidingen en transformators, wat de kans kleiner maakt dat er iets stuk gaat.
De zogenoemde ”onderbrekingsduur” in Nederland is laag, volgens de gegevens van EnergieNed. Per klant per jaar komt het aantal storingsminuten gemiddeld neer op ongeveer een halfuur. Daarmee staat Nederland internationaal aan de top, aldus de woordvoerder.
Volgens EnergieNed doen de elektriciteitsbedrijven in Nederland veel aan het onderhoud van de netwerken. Juist het onderhoud en de daarvoor benodigde investeringen vormen een van de geschilpunten in de discussie over de privatisering van de regionale energiebedrijven.
In de politiek bestaat de opvatting dat de netwerkbeheerders, de bedrijfsonderdelen van de elektriciteitsbedrijven die ervoor zorgen dat de stroom ook uit het stopcontact komt, niet volledig moeten worden geprivatiseerd.
Daarbij speelt de vrees dat de betrouwbaarheid van de energievoorziening in het geding raakt als de vitale netwerken geheel in private handen terechtkomen. Onderhoud en investeringen zouden daardoor ’speelbal’ kunnen worden van bedrijfseconomische overwegingen.