Obama nu al bekend als groot orator
Barack Obama mag dan op veel punten onervaren zijn, als redenaar heeft hij zich al ruimschoots bewezen. Met zijn stem als wapen veroverde hij de harten van de hele wereld.
Velen vergelijken Obama met de Amerikaanse zwarte ds. Martin Luther King. Die werd onsterfelijk door talloze speeches waarin hij stem gaf aan de nood van de zwarten. Beroemd werd de rede ”I have a dream” uit 1963. De 200.000 man die Obama afgelopen zomer in Berlijn op de been kreeg met een speech in de openlucht had wel wat van de redevoeringen van King.De kunst van het spreken werd al 25 eeuwen geleden gezien als een hoeksteen van de staat. In het oude Griekenland verwoordde Aristoteles de eisen voor een goede toespraak. In de eerste eeuw na Christus werkte Quintillianus dit uit in een lijvig boek, dat in het Nederlands de titel ”De opleiding tot redenaar” kreeg.
„Ik beloofde mijn studenten een fles wijn als ze konden aanwijzen wat er nog niet in dit boek staat”, vertelt oud-hoogleraar communicatie dr. Anne van der Meiden. „Die kerels wisten toen alles al over stijlvormen en intonaties.”
Door de eeuwen heen hebben veel politieke leiders van zich laten horen. De Amerikaanse president Woodrow Wilson oefende zich al jong om met verheven woorden zijn publiek in vervoering te brengen. Zijn biograaf J. W. Schulte Nordholt stelt dat hij „in de eerste plaats groot werd omdat hij een redenaar was.”
Een andere bekende orator is de Britse staatsman Winston Churchill. Met ijzeren discipline overwon hij zijn spraakgebrek en vervolgens was hij vaak voor de spiegel te vinden om zich te oefenen in de welsprekendheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog boden zijn redevoeringen hoop in de wanhopige situatie in Engeland.
De Nederlandse oud-premier Zijlstra haalt in zijn memoires herinneringen op aan „het machtige stemgeluid” van Abraham Kuyper. Hij had eens gehoord dat een „oud vrouwtje” uit Kuypers mond alleen maar de naam Kirjath Jearim hoefde horen en „zij de voelde de zegen al op zich neerdalen.”
Van der Meiden liet eind jaren zeventig eens enkele Amerikaanse collega’s kijken naar een video van de politici Wiegel, Van Agt en Van Thijn. „Zij verstonden geen Nederlands, dus letten alleen op voordracht en gezichtsuitdrukking. Mijn vraag was: Wie van hen is de beste president van Nederland? Het antwoord was verrassend en beslist: Geen van hen. Spreekstijlen hangen blijkbaar sterk samen met de cultuur. Laten wij daarom ook alstublieft geen Obama gaan spelen.”
Dit verschil in culturen valt op bij een internationale organisatie als de NAVO. De vorige secretaris-generaal, de Brit Lord Robertson, was een begaafd spreker en gaf zijn toespraken kleur door al improviserend buiten zijn tekst te treden. De huidige NAVO-topman, de Nederlander De Hoop Scheffer, is veel meer aan papier gebonden. Daar staat tegenover dat de De Hoop Scheffer even makkelijk Frans of Duits spreekt, terwijl Robertson door zijn Schotse accent zelfs in het Engels slecht verstaanbaar was.
Van der Meiden herkent in Obama’s stijl de zwarte predikanten uit het zuiden van de VS. „Hij spreekt in lange halen, afgewisseld met korte slagzinnen. Ginds krijg je nog les in retorica. In Nederland wordt dat sterk verwaarloosd. Predikanten weten er niets meer van en ook advocaten kunnen in de rechtszaal geen pleidooien meer houden. Onder zwarte Amerikanen zie je veel natuurtalent. Net als bij de Surinaamse ds. Bottenbley in Drachten.”