Doodsangst in de ogen van een meisje
„Elke ochtend voel ik weer de schok van de bittere werkelijkheid. Elke keer moet ik me opnieuw realiseren dat Sybine spoorloos is. Ik vergelijk het met een geamputeerd been dat je soms nog denkt te voelen.”
Het is de hartenkreet van Arjen Jansons, de vader van de in 1999 vermoorde 13-jarige Sybine. Hij schrijft het in zijn boek ”In het bos zijn de wilde dieren. De moord op Sybine Jansons”, dat vandaag is gepresenteerd, precies tien jaar nadat het kind werd vermist.De zedenmisdadiger Martin C. werd in het najaar van 1999 opgepakt en uiteindelijk veroordeeld tot 17,5 jaar cel en tbs voor doodslag van Sybine Jansons en verkrachting van twee andere jonge vrouwen. De man was kort voordat hij Sybine ombracht, ontslagen uit de gevangenis. Daar zat hij jarenlang vast voor ernstige zedenmisdrijven.
„Hoe kan iemand zo zijn?” vraagt vader Jansons zich vertwijfeld af. „Woorden schieten tekort. Ik probeer me in te leven in zijn geest, maar ik kan het niet bevatten. Hoe kan iemand zomaar een meisje, ons meisje, vermoorden alleen voor een goed gevoel, een kick?”
Van meet af gaat vader Jansons zelf op onderzoek uit, om een spoor van zijn dochter te vinden. Met anderen zoekt hij op de avond van 19 januari 1999 in de bossen tussen Doorn, waar Sybine op school zat, en haar ouderlijke woning in Maarn. Hij verhaalt hoe de batterijen van de zaklampen van de zoekers dreigen leeg te raken. Hoe hij een verdachte auto met geblindeerde ramen in het oog krijgt. Hoe de lichtkegel van een helikopter in het nachtelijk duister tussen de bomen schijnt. Hoe hij langs de deuren gaat, in de hoop op een snipper informatie over zijn verdwenen dochter. Zijn vrouw raadpleegt diverse paragnosten.
Drie weken na de verdwijning van Sybine gaat vader Jansons op speurtocht op de Amsterdamse wallen. Misschien wordt ze gedwongen in een bordeel te werken. Bij christelijke instanties op de wallen laat hij posters met een foto van Sybine achter. „Ik realiseer me dat ik voor het eerst een hoerenbuurt binnenloop. Ik kom langs de Warmoesstraat en denk aan de keren dat ik met Sybine samen op de bank naar ”Baantjer” zat te kijken.”
Tijdens zijn maandenlange zoektocht spreekt Jansons twee meisjes, die hij via de kerk op het spoor is gekomen. Zij hebben op 19 januari 1999 rond halfvijf in het bos tussen Doorn en Maarn een „angstaanjagende” schreeuw van een man gehoord. Even later zagen ze een meisje voorbij fietsen. „Ze zien grote angst, doodsangst, maar ook iets van woede in haar ogen.” Het meisje op de fiets wordt achtervolgd door een donkere vijfdeursauto. De bestuurder zit voorovergebogen met zijn neus op het stuur. Vader Jansons heeft het sterke vermoeden dat het meisje zijn dochter moet zijn geweest, achtervolgd door haar moordenaar.
Op de avond van 24 februari 1999 vertellen twee politiemensen de familie Jansons dat Sybine niet meer in leven is. Een passant heeft haar lichaam gevonden in de Grote Heicop, een afwateringskanaal dat in verbinding staat met het Amsterdam-Rijnkanaal. „Ik had me erop voorbereid”, schrijft Jansons, „maar nu het blijkbaar echt zo is, word ik overvallen door een gevoel van diepe droefheid. Het laatste sprankje hoop is nu echt verdwenen. Maar wat ook verdwijnt, is de onzekerheid. De onrust omdat we Sybine niet kunnen vinden, is weg.”
Wat er precies met Sybine is gebeurd, zal mogelijk nooit worden opgehelderd. Zelf beweert Martin C. -na jarenlang zwijgen- in 2003 dat hij het meisje heeft ontvoerd naar zijn huis in Nieuwegein. Ook C.’s vriendin zou de hand hebben gehad in de gijzeling van Sybine. Toen het kind hevig tegenstribbelde, zou er een washandje in haar mond zijn gestopt en zou haar mond zijn afgeplakt. Daardoor zou ze zijn gestikt. De politie concludeert na een jaar onderzoek dat er géén sprake is van een tweede verdachte. Ook vader Jansons gelooft helemaal niets van Martin C.’s verhaal en is ervan overtuigd dat hij alleen heeft gehandeld. Net als in andere gevallen waarin hij vrouwen verkrachtte. C. zou Sybine hebben willen verkrachten. Toen ze weerstand bood, heeft hij haar waarschijnlijk gewurgd.
Begin 2007 ontmoet vader Jansons, samen met zijn vrouw Tineke en dochter Hanna, in de Scheveningse gevangenis de moordenaar van Sybine. In het bijzijn van gevangenispredikant ds. C. Donner spreken ze een uur met Martin C. „een gewetenloze crimineel.” De zedenmisdadiger vertelt onder meer dat hij zich als politieagent verkleedde om Sybine om de tuin te leiden.
Vader Jansons noemt C. een „manipulatief, koud en empathieloos.” „Wanneer hij bijvoorbeeld onder politiebewaking naar de verschillende locaties in het bos wordt gebracht, doet hij alleen zijn mond open om te zeggen dat hij een kroketje wil eten.”
De titel van het boek ”In het bos zijn de wilde dieren” slaat op het bos tussen Doorn en Maarn, waar Sybines fiets werd gevonden. Vader herinnert aan het versje van Roodkapje. „Wat een vervelend liedje eigenlijk, terwijl ik het vroeger met plezier voor Sybine zong zonder ook maar één moment stil te staan bij de tekst.”
In het op beheerste toon geschreven boek vertelt vader Jansons, actief betrokken bij de gereformeerde kerk, hoe het geloof voor het gezin van „onmetelijk belang” was. „We zijn dankbaar voor iedereen die voor Sybine en ons heeft gebeden in kerken door het hele land, zowel protestants als katholiek. De dag dat het Koninkrijk van God zal aanbreken en doorbreken op heel de aarde, zal de dag zijn dat er niet meer gelogen, gestolen, verkracht en gedood wordt.”