Opinie

Calvijnhype

„Een Nederlandse journalist noemde het eten van een dropje ooit ”calvinistisch snoepen.” Zijn redenering: Een snoepje is zoet, een snoepje is zwierig en een snoepje is kleurig. Het echte dropje daarentegen is zout, ingetogen en zwart: het is een calvinistisch snoepje.” Niemand minder dan onze minister-president toverde eerder deze week dit grapje uit de citatenhoed.

Ds. J. M. J. Kieviet
16 January 2009 16:26Gewijzigd op 14 November 2020 07:06

Direct na de lancering nam hij er echter afstand van. Hij noemde het een van de „hardnekkige stereotypen” die doorbroken moeten worden. Als zou calvinistisch staan voor: „niet uitbundig, sober, rechtlijnig…” Van Dale kan dat in zijn woordenboek wel vinden, maar de heer Balkenende weerspreekt het. Hij vindt: het gedachtegoed van Calvijn is relevant en blijft actueel. Dat geldt voor gereformeerde mensen, en de premier rekent zich daartoe. Het geldt ook breder voor de samenleving als geheel.Deze en andere verstandige woorden waren eerder deze week te lezen in dagblad Trouw. Onze eerste minister, tegelijk ook partijleider van het CDA, leverde daarin een uitvoerige bijdrage. Onder de mooie titel: „Dit land dankt zo veel aan Calvijn.”

Contrast
Kijk, daar wordt een calvinistisch mens nu blij van. Of niet soms? Eindelijk gerechtigheid, denk je. Jarenlang moesten we het over ons heen laten komen. En het ons laten aanpraten dat ieder die zich op Calvijn durft te beroepen wel een benepen mannetje of een zuur en zuinig vrouwtje moet zijn. Mensen zonder enige levensvreugde. Doemdenkers.

De schrijvers Maarten ’t Hart en Jan Siebelink, ieder op eigen wijze, hebben aan deze beeldvorming bijgedragen. En wat denkt u van de Vlaming Ernst van Altena? Hij zingt over de nazaten van Calvijn: „Met hun gezichten stijf als witgekalkte zerken/ en met hun zekerheden uitgemalen fijn,/ als ik ze galmende hun waarheid hoor verkonden/ nooit uit de nette plooi en nimmer uit de band…”

Het contrast met de huidige Calvijnhype is groot. Ja, zo noem ik de nieuwe beeldvorming van de reformator, 500 jaar geleden geboren. Ineens was ze er. Enkele weken geleden. Een Schwung van tijdschrift- en krantenartikelen, Calvijnboeken, -symposia, -concerten en zelfs theatervoorstellingen. Tot en met een glossy, geheten Calvijn! Ja, met uitroepteken. Calvijn is nu ineens van ons allemaal. Tot nationaal bezit verklaard. En iedereen, tot en met Freek de Jonge en Wende Snijders, is bereid om vanuit zichzelf een lijntje naar die strenge maar voorbeeldige man uit Genève te trekken.

Ik heb geen behoefte om het allemaal te weerspreken. Deze krant en deze column zullen nauwelijks buiten refoland worden gelezen. Daarom beperk ik me tot de eigen kring. Dat betekent: tot mezelf en tot degenen die dit lezen. Ik zou willen vragen: wij die naar Calvijn heten en onszelf graag naar hem noemen - zijn we het echt, calvinisten…? We beroepen ons graag op deze voorman. Maar hebben we ons door hem laten gezeggen? Kan het lijden om zijn vermaningen eens naast ons leven te leggen? Doorstaan we de proef op de som?

Barmhartigheid
Ik volsta met twee -zij het ruime- citaten. Het eerste is ontleend aan Calvijns beroemde brief aan kardinaal Sadoletus (1539), de man die een wig wilde drijven tussen hem en de inwoners van Genève. In zijn magistrale antwoord geeft Calvijn aan wat zalig worden betekent. En hoe de Heere dat werkt. Ondertussen zegt hij iets over de Bijbelse prediking. „Wij laten de mensen aanvangen met de zelfkennis, evenwel niet lichtvaardig of oppervlakkig. Maar hij moet zijn geweten voor Gods rechterstoel brengen, en wanneer hij dan overtuigd is van zijn zondige toestand, zal hij ook de strengheid bedenken van het Goddelijk oordeel, dat over alle zondaren is geveld. Zo valt hij vernietigd en verslagen over zijn ellende ootmoedig voor God neer. Hij laat alle zelfvertrouwen varen, en spreekt zijn volkomen verlorenheid uit. Dan wijzen wij hem op de enige grond van behoud, de barmhartigheid van God, zoals zij aan ons in Christus is geopenbaard. Want alles wat tot ons heil dient, is in Hem vervuld. Omdat alle sterfelijke mensen voor God als zondaren veroordeeld liggen, noemen wij Christus onze gerechtigheid. Met Zijn gehoorzaamheid heeft Hij onze overtredingen uitgedelgd. Door Zijn offerande heeft Hij de toorn van God verzoend. Met Zijn bloed heeft Hij onze smetten uitgewist. Door Zijn kruis heeft Hij onze vloek opgeheven, door Zijn dood voor ons genoeg gedaan. Wij zeggen dat op deze manier de mens met God de Vader in Christus verzoend wordt, zonder enige eigen verdienste, zonder waardigheid van de werken, maar door een onverdiende barmhartigheid. Aangezien wij echter Christus door het geloof omhelzen, en als het ware in Zijn gemeenschap komen, noemen wij dit in overeenstemming met de gewoonte van de Schrift de gerechtigheid van het geloof.” (uit: ”Bij Calvijn in de leer”, door W. van ’t Spijker; pag. 92, 144; Houten, 2004).

Koningin
Vervolgens iets uit een brief aan Jeanne d’Albret, koningin van Navarre (1561). „Het is waar dat zij, die zich om God niet bekommeren, zich in hun rust behaaglijk gevoelen. Want zij merken niet dat het een inslapen is tot de dood. Maar indien het God behaagt ons wakker te maken en ons op te wekken tot de vreze van Zijn Naam, en in ons hart een oprecht verlangen te ontsteken om Zijn eer te dienen, dan is een dergelijke onrust gelukkiger en begerenswaardiger dan alle genietingen en lusten, waaraan de arme wereldlingen zich bedrinken. Daarom, mevrouw, bid ik u Gods barmhartigheid naar waarde te prijzen.” (uit: ”Calvijn in het licht zijner brieven”, door W. de Zwart; pag. 187 vv.; Kampen, 1938).

Naar zo’n Calvijnhype zie ik uit!

Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer