Opinie

Crisistijd vraagt om meer vrijhandel

Juist in tijden van crisis is vrijhandel noodzakelijk, stelt dr. Bas ter Weel.

15 January 2009 08:49Gewijzigd op 14 November 2020 07:05

Na iedere economische crisis ontstaat een haast natuurlijke drang naar protectionisme. Teleurstelling en pijn drijven ons richting geborgenheid. Ook in de huidige economische crisis wordt de roep om protectionistische maatregelen steeds luider en worden de grenzen van de internationale handelsafspraken opgezocht of zelfs overschreden. Onder het mom van herbezinning en bescherming van cruciale industrieën is opeens veel mogelijk. Deze reactie is begrijpelijk, maar ook verwerpelijk en zal leiden tot grote welvaartsverliezen, ter hoogte van 4 à 6 procent van het nationaal inkomen. Het is juist nu tijd de onderhandelingen over meer vrijhandel in de wereld nieuw leven in te blazen.Waarom vrijhandel? Vrijhandel zorgt ervoor dat producten worden gemaakt op plaatsen waar dat het meest efficiënt is. Op basis van Ricardo’s principe van comparatieve voordelen is het voordelig voor landen handel te drijven, zelfs wanneer een land efficiënter is in het produceren van alle goederen ten opzichte van een ander land. Wanneer een land een bepaalde industrie gaat beschermen, leidt dat ertoe dat het waarschijnlijk goed gaat met die industrie, maar dat het land als geheel (en de wereld) er geen baat bij heeft doordat het prijsniveau te hoog is. Staatssteun die specifieke industrieën beschermt, is dan ook inefficiënt en duur.

Voorstanders van protectionisme wijzen er echter op dat beperkingen op de handel ervoor zorgen dat bijvoorbeeld bepaalde werkgelegenheid blijft bestaan, die anders naar het buitenland zou verdwijnen. De huidige angst voor het verlies van banen door het uitbesteden van werk aan opkomende economieën zoals China en India is hiervan een goed voorbeeld. Wat wordt vergeten is dat deze nationale arbeid waarschijnlijk in andere sectoren productiever kan worden ingezet, waardoor iedereen beter af is.

Jaren dertig
Wat hebben we van vorige crises geleerd? Van de economische crisis van de jaren dertig hebben we geleerd dat de juiste reactie op een financiële crisis is het ondersteunen van banken, omdat die de bloedsomloop van de economie vormen. Dit hebben we in de jaren tachtig en tijdens de huidige crisis dan ook goed aangepakt. De markt is immers overspoeld met liquiditeit om het financiële systeem aan de gang te houden.

Van de oliecrisis hebben we geleerd dat het kunstmatig opvijzelen van prijzen een sterk negatief effect heeft op de wereldeconomie, met oplopende staatsschulden en krimpende markten. Het gedrag van de OPEC kan ook als een vorm van protectionisme worden gezien.

Ten slotte maakte de Aziatische financiële crisis van 1997 pijnlijk duidelijk hoe internationaal mobiel kapitaal was geworden en dat we het ons niet kunnen veroorloven om niet fitte bedrijven te laten overleven. In combinatie met inmenging van de overheid in de (financiële) markt is dit een explosieve cocktail gebleken. Terughoudendheid past de overheid dus.

Wat vaak naar de achtergrond verdwijnt, is dat in tijden van crisis de internationale handel sterk afneemt. Enerzijds is dit een conjunctureel effect dat verdwijnt zodra de economie zich herstelt; anderzijds is dit het gevolg van protectionistische maatregelen. In de jaren dertig zijn verkeerde keuzes gemaakt, mede door het wantrouwen dat ontstond na de Eerste Wereldoorlog. In 1930 passeerde bijvoorbeeld de Smoot-Hawley Tariff Act in de Verenigde Staten die importtarieven substantieel verhoogde. Dit leidde tot een kettingreactie van tegenmaatregelen en had hogere prijzen en massawerkloosheid tot gevolg. Volgens WTO-directeur Pascal Lamy was het protectionisme zelfs de opmaat tot de Tweede Wereldoorlog.

De les om vrijhandel te handhaven ook in tijden van crisis lijkt echter snel te worden vergeten. Na de terechte redding van banken is nu steeds meer sprake van het redden van andere bedrijfstakken of zelfs hele industrieën. De bail-out van de auto-industrie is wellicht het beste en recentste voorbeeld. De staatssteun verstoort hier het evenwicht op de internationale markten, waardoor geen eerlijke concurrentie plaatsvindt, prijszetting niet efficiënt zal zijn en de prijs die uiteindelijk door consumenten voor een auto zal worden betaald, te hoog is. Op korte termijn zullen de gesteunde delen van de auto-industrie overleven en de werknemers in deze industrie profiteren, maar op lange termijn is iedereen slechter af. De werknemers omdat ze elders productiever kunnen worden benut en de consument omdat auto’s te duur zijn. Daarnaast zal het herstel van de economie langer duren, omdat noodzakelijke reorganisaties op de lange baan worden geschoven. Ook in Nederland is het bijna uit te tekenen welke bedrijven in tijden van een neergang het eerst aankloppen voor steun.

Wat zijn de mogelijkheden vrijhandel te stimuleren? Deze mogelijkheden liggen op een aantal gebieden, en vooral op het gebied van bewustwording van de grote voordelen van vrijhandel en de kosten van protectionisme. Ten eerste kan de moeizame Doharonde een impuls krijgen door importtarieven en exportsubsidies verder af te bouwen en generieke overeenkomsten te stimuleren. Dit is zowel goed voor de derdewereldlanden als voor de westerse economieën. Ten tweede moeten regeringsleiders (vooral de Amerikaanse en de Franse) opnieuw doordrongen worden van de positieve effecten van vrijhandel. Dit levert de burgers veel op. De Nederlandse burger verdient duizenden euro’s per jaar door de Europese eenwording en handel met China en India. Deze opbrengsten zullen alleen nog maar verder stijgen, wanneer vrijhandel toeneemt. Ten derde zijn exporterende bedrijven fitter en innovatiever. De tucht van de internationale markt houdt bedrijven scherp, maakt ze productiever en geeft de juiste prikkels voor innovatie. Hierdoor blijven bedrijven fit en zijn ze beter in staat te overleven wanneer het even wat minder gaat. Ten slotte heeft vrijhandel extra positieve gevolgen voor relatief kleine landen. Beschermde markten leiden niet alleen tot fragmentatie van productie, maar ook tot te veel activiteit in deze markten, waardoor inefficiënties ontstaan.

Waarom dan toch altijd weer die hang naar protectionisme?In theorie zijn er voordelen te behalen voor grote landen. Zij kunnen op internationale markten prijzen beïnvloeden en tarieven zo zetten dat het voor hun rendement opleveren. De rest van de wereld is echter slechter af. Vanuit deze invalshoek is de Amerikaanse en Franse positie wellicht op korte termijn te rechtvaardigen, ware het niet dat het waarschijnlijk zal leiden tot wraak, in de vorm van handelsbarrières, van andere landen waardoor iedereen slechter af is. Een tweede argument is dat binnenlandse markten niet ruimen, waardoor bijvoorbeeld werkloosheid ontstaat. Het opwerpen van handelsbarrières kan het evenwicht herstellen. De optimale oplossing is echter een directe aanpak van het probleem -in dit geval de onevenwichtige arbeidsmarkt- in plaats van een indirecte route via handelsbarrières, omdat dit leidt tot nog meer verstoringen. Ten slotte zijn de opbrengsten van internationale handel wellicht niet altijd evenwichtig verdeeld en zijn politici gevoeliger voor verliezers, zoals de werknemers in bepaalde industrieën, dan voor winnaars, zoals de gemiddelde consument. De meest efficiënte oplossing ligt echter ook hier weer in een directe aanpak van binnenlandse herverdeling door middel van bijvoorbeeld belastingen.

Kortom, protectionisme lijkt een aannemelijke kortetermijnreflex, maar zal slechts tot grote economische schade leiden. Daar zitten we juist nu niet op te wachten.

De auteur is hoofd internationale economie bij het Centraal Planbureau en senior onderzoeker bij Unu-Merit, Universiteit Maastricht. Dit artikel verscheen eerder op de website Me Judice.

Meer over
Recessie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer