Op persconferenties in Tokyo, Washington, Londen en Rome, onthulden de wetenschappers details over de genenkaart van de muis, het meest gebruikte laboratoriumdier. De muis bezit ongeveer evenveel genen als de mens. De genetische code is opgeslagen in 2,5 miljard ’letters’, bij de mens is dat aantal 2,9 miljard.

Uit de vergelijking van de kaarten blijkt dat 99 procent van de genen grote overeenkomst vertoont en 80 procent ervan zelfs identiek is. De mens blijkt ook te beschikken over de genen die bij de muis nodig zijn voor het ontwikkelen van een staart.

Slechts 300 genen zijn uniek voor de muis. Vorig jaar, bij de presentatie van de menselijke genenkaart, waren wetenschappers al verbaasd over de geringe verschillen met de genen van een fruitvliegje en een rondworm.

Dankzij de muizenstudie zijn 1200 menselijke genen aan het licht gekomen, waarvan een belangrijk deel te maken heeft met kanker en andere ziektes. De kennis van deze genen kan helpen bij het zoeken naar nieuwe medicijnen.

De onderzoekers overwegen de mogelijkheid om muizen te gebruiken waarin een of meer genen uitgeschakeld worden, om zo de functie ervan te onderzoeken - een type experiment dat niet mogelijk is bij mensen.

Ook lijkt op grond van de kaarten dat het zogenaamde junk-DNA wel degelijk nuttig is. Dit junk-DNA is het deel van de genetische kaart dat geen code bevat voor de aanmaak van eiwitten; het grootste deel van het DNA hoort hiertoe. Nu blijkt dat grote delen van het junk-DNA van mens en muis overeenkomsten bevatten, zodat dit mogelijk een functie heeft voor het reguleren van de activiteit van de tussenliggende genen.