Het onderscheid tussen waar en vals
Vanwege de evangelisch-charismatische beïnvloeding zijn de reformatorische kerken de laatste jaren gedwongen zich te bezinnen op de gaven van de Heilige Geest. Met het oog op deze bezinning heeft ds. C. G. Geluk een boek geschreven, met als titel: ”Echt & Onecht”. De vraag is immers: wat is van de Geest en wat van de geesten?
In de eerste hoofdstukken wordt, uitgaande van Efeze 6:11-12, de strijd met de boze geesten besproken. Ds. Geluk laat zien dat er boze geesten, machten en overheden zijn in de hemelse gewesten. Ook het occultisme krijgt hier aandacht. Er worden zowel oudtestamentische als nieuwtestamentische gebeurtenissen en teksten belicht, die over deze zaken handelen. Het is daarom voor de christen noodzakelijk om strijdbaar te zijn.Het geloofsleven moet in de strijd groeien en weten dat in Christus de overwinning is behaald. Het boek handelt in dit licht over onmondige en mondige kinderen van God. Er wordt door de schrijver niet aan voorbijgegaan dat je eerst als kind geboren, dus wedergeboren moet worden. Geestelijke gezondheid staat in verband met gezond geestelijk voedsel. Het Woord van God moet ons voedsel zijn. De geesten onderscheiden kan alleen wanneer wij, naar het woord uit 1 Joh. 2:20 „de zalving van de Heilige bezitten.”
Onverstaanbaar
Het negende hoofdstuk bevat een goede en eenvoudige uitleg van Markus 16. Vanaf hoofdstuk 11 wordt gesproken over de gaven van de Geest. 1 Korinthe 12 vormt voor het verstaan van de Geestesgaven de leidraad. Jakobus 5 wordt naar zijn inhoud en betekenis uitgelegd in verband met de ziekenzalving. Dit is een zeer leerzaam hoofdstuk. De schrijver wijst niet alleen op de gevaren van het opgaan in het bijzondere, maar wijst terecht ook op Gods gewone weg om genezing te werken, namelijk door artsen en medicijnen.
Er wordt ook gewezen op het feit dat in Jakobus 5 de schuldbelijdenis en het met God in het reine komen meer aandacht krijgen dan de lichamelijke genezing. Kortom, ik vind dat hier enkele ontsporingen en verkeerde uitleggingen worden ontmaskerd. De gave van de profetie wordt in hoofdstuk 13 besproken. Terecht wordt eerst gewezen op Gods belangrijkste spreken, namelijk door Zijn Woord. Ds. Geluk stelt: „Als het gaat om het spreken van God hebben wij aan de Bijbel genoeg.” Er zijn nu geen openbaringsprofeten meer. De gave van de profetie ziet nu meer op de gave van de uitlegging van Gods Woord.
De tongentaal wordt besproken in hoofdstuk 14. De gedachte van een extatisch gebeuren, waarin men in trance allerlei klanken uit, wordt afgewezen. „Deze uitingen hebben niets met de Heilige Geest te maken.” De schrijver waarschuwt dan ook voor misleiding van de christelijke gemeente. Het is on-Bijbels te zeggen dat de vervulling met de Heilige Geest het spreken in tongen met zich meebrengt. Door de eeuwen heen zijn gelovigen vervuld geweest met de Geest, maar hebben niet in tongen gesproken. Spreken in tongen is een gave. Ds. Geluk bespreekt op een verhelderende manier verschillende Bijbelgedeelten die over dit spreken in een vreemde taal handelen. Jes. 28, Deut. 28 en 1 Kor. 14 komen aan de orde. Het spreken in tongen kan, volgens hem, wel voortvloeien uit een diep geraakt zijn door de Geest. Zo wil hij er ook vandaag ruimte voor laten.
Hij is echter bevreesd voor ongecontroleerde extase. Hij schrijft: „In dit licht is veel van wat vandaag ’spreken in tongen’ wordt genoemd geen ware manifestatie van de Geest maar een valse expressie daarvan. Het is niet meer dan een psychologisch fenomeen, een kinderlijk gebrabbel, een uiting van onvolwassen gedrag.”
Gave voor vandaag
Toch kan ik de schrijver in de uitleg van de tongentaal niet helemaal volgen. Ik vind zijn opstelling hier enigszins dubbel. Hij stelt dat God Zich niet meer buiten Zijn Woord openbaart en dat wat tegenwoordig voor het spreken in tongen wordt gehouden niet overeenkomt met 1 Korinthe 14. Maar toch acht hij het spreken in tongen ook een gave voor vandaag. De Heere zou het nodig kunnen keuren om de ogen van ongelovigen voor de waarheid van het christendom te openen. Hij voegt er wel direct aan toe: „Maar -eerlijk gezegd- vraag ik me af of wij in de huidige context van ons gemeente-zijn in onze westerse cultuur kunnen verwachten dat wij deze gave nodig hebben” (blz. 135).
De liefde moet de meeste zijn in de gemeente van Christus. Dit leert ons 1 Korinthe 13. Het boek besluit met het gevaar van beïnvloeding en een oproep om bij de Schrift te blijven. Het is een boek dat veel zaken omtrent de Geestesgaven duidelijk maakt. In dit opzicht ben ik blij met de verschijning ervan. Het is goed toegankelijk voor onze jonge mensen. Er zijn gespreksvragen bij ieder hoofdstuk gevoegd. Een laatste opmerking is dat de naam Heere, niet altijd met drie e’s geschreven wordt.
N.a.v. ”Echt & Onecht. De geesten onderscheiden”, door ds. C. G. Geluk; uitg. Voorhoeve, Kampen, 2008; ISBN 978 90 297 1895 0; 158 blz.; € 13,50.