Kapuscinski bleef langer dan de honden in Luanda
In de aanloop van de Angolese burgeroorlog (1975-1976) vluchtte ieder die kon zo snel mogelijk weg uit het West-Afrikaanse land. De Poolse journalist Ryszard Kapuscinski ging er juist heen. Kapuscinski maakt in ”Nog een dag” de verstikkende dreiging van de oorlog voelbaar en haast tastbaar.
Het belangrijkste decor van het boek ”Nog een dag” van Kapuscinski vormt het hotel Tivoli in de Angolese hoofdstad Luanda. Vlak na Kapuscinski’s aankomst is het hotel volgestouwd met mensen, zwetend van hitte en angst. „Er heerste een apocalyptische stemming, van wachten op het ogenblik van de ondergang”, beschrijft Kapuscinski de sfeer.Naarmate de weken verstrijken, verdwijnen steeds meer mensen uit het hotel, veilig naar Europa. Een enkeling blijft achter, waaronder een oude diamanthandelaar met zijn doodzieke vrouw en de werkster doña Cartagina, een oud, maar kras vrouwtje: in Kapuscinski’s woorden de „beschermgeest” van Tivoli. Kapuscinski beschrijft haarscherp de sfeer in het gebouw en de stemming van zijn bewoners. Met deze lage insteek wordt de verstikkende dreiging van de oorlog voelbaar en haast tastbaar.
Kapuscinski beschrijft weergaloos hoe de omringende stad langzaam tot stilstand komt. Er is bijna geen water meer, want het pompstation is vernield. De ene na de andere koopman sluit zijn winkel. De politie verdwijnt. De brandweer vertrekt. De vuilnismannen pakken hun biezen. Ten langen leste houden zelfs de honden het voor gezien. „Na de exodus van de meute honden zonk de stad definitief weg in verstarring”, schrijft Kapuscinski.
De journalist verblijft echter niet alleen in de stad, maar gaat ook regelmatig naar het front. Daar spreekt hij met commandanten over strategieën en kansen, maar hij beschrijft ook hoe bewakers van de ene factie levendige discussies voeren met gevangenen van de andere factie. Er is een voetbalwedstrijd geweest in het stadion van Luanda. De club van Luanda, Ferroviario, had kunnen winnen, vindt de een. Hij had niet kunnen winnen, zegt de ander. De scheidslijnen lopen niet langs de facties, maar verenigt gevangen en bewakers. De andere kant van de oorlog.
Wie in oorlogsgebied reist, stuit op wachtposten. Hoe passeer je die? Kapuscinski kan er bladzijden over volschrijven. Een tocht naar het front met een Portugese cameraploeg krijgt een al even gedetailleerde beschrijving. De ploeg wordt begeleid door een soldaat van de communistische MPLA-rebellen, een meisje nog maar, Carlotta. Op de heenweg flirt iedereen met haar. „Ons meisje was een mulattin, ze was onbeschrijflijk innemend en ook -leek ons toen- heel knap, hoewel ik toen ik later haar foto’s ontwikkelde -de enige foto’s die er van haar zijn- moest vaststellen dat ze niet erg knap was”, vat Kapuscinski het algemene gevoelen samen. Ze was voor de mannen die middag een mythe, de ideale vrouw. Bij terugkomst van het front, later die dag, is Carlotta er niet meer. Gesneuveld.
Het zijn dit soort verhalen die een duistere oorlog in een ver land dichtbij brengen. In het vertellen van het ’kleine verhaal’ ligt onmiskenbaar de kracht van Kapuscinski. Daarmee geeft hij een bijzondere inkijk in een complexe Afrikaanse burgeroorlog, die de schrijver zelf aan het begin van zijn boek „smerig, hardnekkig en wreed” noemt.
N.a.v. ”Nog een dag”, door Ryszard Kapuscinski, vert. Gerard Rasch; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2008; ISBN 9789 0295 6674 2; 190 blz.; 16,95.