Samengaan
„O, Heere, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.” Psalm 6:2
Het schijnt onmogelijk dat twee zulke tegenstrijdige hartstochten als vrees en hartelijk vertrouwen in een mens samen kunnen bestaan. Maar wat bij de natuurlijke mens onmogelijk is, is bij de uitverkorene, door Gods genade, wel mogelijk.De Heere laat bij hen een licht van Zijn eeuwige genade opgaan in hun hart. Zij zuchten en klagen dan nog wel onder de last van hun zonden en straf, maar verstaan nochtans in hun hart de stem van de vertrooster, die hen van de liefde Gods in Christus Jezus verzekert. Die stem is nog klaarder dan de stem van de aanklager, die ook klinkt (de consciëntie). Zij zitten gelijk als in een tijdelijke hel en genieten nochtans de hemelse blijdschap en zaligheid. Daardoor roepen en zien zij beter en geloviger uit de diepte van hun tijdelijke ellende dan die rijke man uit de afgrond van de verdoemenis waar hij Lazarus in Abrahams schoot zag.
De Heere hun God openbaart zich aan hen als de Vader der barmhartigheid, Die meer barmhartigheden bezit dan alle vaders in de gehele wereld. Dat kan uit het voorbeeld van de profeet Jona bewezen worden, die in zijn gebed tot God zei: „Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere.” Mensen als Jona kunnen aan de Heere denken en hun toevlucht tot Hem nemen, terwijl zij in de buik van de hel liggen.
Johan Lodewijk Langhans, hofprediker van de Palts (”Davids boetvaardigheid”, 1725)