Rede van Ahmed Aboutaleb
ter gelegenheid van zijn installatie tot burgemeester van Rotterdam op maandag 5 januari 2009
Leden van de gemeenteraad van de stad Rotterdam, enz.Ik kan u zeggen: naar dit moment heb ik de afgelopen maanden heel erg uitgekeken. Want dit is niet zomaar een functie in zomaar een stad. Het burgemeesterschap van Rotterdam mogen vervullen, is voor mij persoonlijk een groot voorrecht. Dat komt in de eerste plaats door het karakter van de Rotterdammers zelf.
Rotterdammers, dat zijn mensen die durf tonen en alles in het werk stellen om hun ambities waar te maken. Mensen die durven te bouwen aan hun toekomst, en terecht trots zijn op wat ze doen. Mensen met een sterk karakter. Van al die Rotterdammers mag ik de burgemeester zijn. Dat is echt een voorrecht. Het is ook een geweldige uitdaging. Want Rotterdam loopt in veel kwesties voorop. Het is niet de hoofdstad, maar vaak wel de koploper, met een van de grootste havens ter wereld, en met grootschalige dingen die op stapel staan, zoals de start van de Tour in 2010 en de bouw van het nieuwe stadion of de aanleg van de Tweede Maasvlakte.
Rotterdam is een wereldstad die vele werelden herbergt en die zijn inwoners houvast geeft en perspectief biedt. Waar iedereen telt en meetelt, en waar iedereen naar vermogen bijdraagt aan een veilige, stabiele en welvarende samenleving. Die stad heeft een geweldige kracht in zijn jeugdige bevolking. Daarom presenteert Rotterdam zich dit jaar terecht als de Jongerenhoofdstad van Europa. Rotterdammers blijven altijd werken aan de schoonheid van hun stad. Ze weten hoe ze hun krachten moeten benutten en uitbouwen, maar ze zijn ook nuchter en onderkennen de zwaktes van hun stad. En bovenal is Rotterdam de stad van vooruitgang. En ook dat is altijd al zo geweest. Vierhonderd jaar geleden bezocht de Venetiaanse ambassadeur in Engeland Rotterdam. Deze Giorgio Giustiniano noemde Rotterdam „een plaats van grote handel en nijverheid.” Hij schreef: „Wij zagen in deze stad koopvaarders van 100 tot 200 ton. De stad wordt bewoond door kooplieden en menschen, die niet letten op ijdelheden maar op hun eigen zaken.” Einde citaat.
Het waren vaak buitenlanders -handelsreizigers, diplomaten- die de vooruitgang in Rotterdam opmerkten. Dat deed ook de Keulse nuntius Pallavicino in 1676. Hij sprak over Rotterdam als „een stad van nog weinige bekendheid, maar die zeer vooruitgegaan is en zich nog steeds uitbreidt; waar de koophandel bloeit en waar om die reden en naar verhouding ook het aantal schepen vermeerdert.” Ook dit citaat stamt uit het boek van Johan de Vries over de rivaliteit tussen Amsterdam en Rotterdam in historisch perspectief.
Welk boek je over de geschiedenis van Rotterdam ook leest: de inwoners van deze stad worden steevast omschreven als mensen die hun kennis en kunde combineerden met daadkracht en hard werken. En inderdaad, toen en nu waren Rotterdammers geen volk van ijdelheid, maar van zakendoen. Toen en nu was Rotterdam zijn tijd vaak ver vooruit. In de oorlog verloor de stad zijn hart, maar de Rotterdammers wisten dat gemis in korte tijd op te vullen. Ze gaven hun stad een nieuw hart terug. De wederopbouw is het meest zichtbare en tastbare bewijs van de wil van vooruitgang. Het is een groot voorrecht deze erfenis mee te krijgen. Dat sterkt mij in de overtuiging dat de inwoners van deze stad de kracht bezitten om grote uitdagingen aan te kunnen. Dat Rotterdammers zeer wel in staat zijn om de toekomst met vertrouwen tegemoet te treden. Ook in de huidige, onzekere wereld; ook in tijden van crisis. Een grote stad als Rotterdam kan heel veel op eigen kracht. Naast de wijze waarop het kabinet de financiële en economische crisis bestrijdt, zullen we heel goed moeten nagaan hoe wij ons zelf wapenen tegen die crisis, om daar vervolgens zo goed mogelijk ook weer uit te komen. Daar wil ik zo snel mogelijk na vandaag mee aan de slag, met u - college en raad.
Als overtuigd democraat hecht ik sterk aan de rol van de volksvertegenwoordiging. Ik zal mij als uw voorzitter met alle kracht inzetten om ruimte te maken voor het debat. Ik hoop en verwacht dat dat debat inhoudelijk en scherp zal zijn, en bovenal waardig en waardevol. Want uw raad is in mijn ogen bij uitstek het forum waar de maatschappelijke turbulenties worden geagendeerd en waar leiding wordt gegeven aan het maatschappelijk debat. Als de stad pijn voelt, voelen wij dat ook hier. Als Rotterdammers in verwarring zijn, moeten we híér de koers uitzetten. Dat is mijn adagium. Op de schouders van politieke partijen in de raad rust de taak te bevorderen dat maatschappelijke kwesties die ertoe doen, klein en groot, op de agenda worden gezet en niet worden genegeerd. Het debat in deze zaal moet recht doen aan de meningsverschillen die in de stad leven. En die zijn er. Tegelijkertijd is het debat ondersteunend aan de meningsvorming in de samenleving. Dan moet dat debat wel kwaliteit hebben, respectvol gevoerd worden en begrepen worden door de Rotterdammers. Uw raad zal zich daarom binnen en buiten deze zaal moeten laten horen. Daar wil ik, als uw voorzitter, graag mijn bijdrage aan leveren.
De burgemeester van Rotterdam is ook voorzitter van het college: het stadsbestuur dat tot taak heeft het collegeprogramma uit te voeren en daarover verantwoording af te leggen. Ik kijk uit naar een vruchtbare samenwerking met de leden van het college, die ik in de voorbije weken al wat beter heb leren kennen. Ik reken het tot mijn taak de collegialiteit en gezamenlijkheid binnen het college te bewaken en te bevorderen. We zijn een team, dat vraagt om teamwork en een gezonde bemoeienis met elkaars onderwerpen.
Als voorzitter van de driehoek ga ik, samen met de korpschef en de hoofdofficier, de uitdaging aan om Rotterdam nog veiliger te maken. Onder mijn voorganger heeft Rotterdam grote stappen voorwaarts gemaakt. Een richting die mij aanspreekt. Rotterdam is veiliger geworden, en de Rotterdammers zien en merken dat. Ik hecht aan een goede balans tussen preventie en repressie en zal met alle wethouders samenwerken om veiligheid breder te bezien dan alleen de inzet van de politie. Het gaat mij om een aanpak die gebaseerd is op kansen bieden én grenzen stellen. Een goede samenwerking tussen alle partners in de veiligheidsketen is daarbij absoluut noodzakelijk. Evenals voldoende bevoegdheden voor de lokale overheid om op te kunnen treden: of dat nu is tegen geweld achter de voordeur of tegen asociaal gedrag op straat.
Rotterdam is niets zonder de haven; werkgever voor 70.000 mensen. In deze tijden van globalisering is de haven een geweldige magneet om bedrijven aan te trekken en zo de werkgelegenheid te vergroten. Ik zie mij, samen met de verantwoordelijk wethouder en met alle hardwerkende ondernemers, als ambassadeur van de stad én de haven in het buitenland. World Port, World City. Onze geografische ligging is onze grote kracht. Laat ik nog een keer Pallavicino citeren, toen hij eind zeventiende eeuw de ligging van Rotterdam vergeleek met die van Amsterdam. Job, luister goed…Hij zei: „Amsterdam toch, ligt in een hoek op anderhalven dag afstands van Tessel … Rotterdam daarentegen is gelegen aan de Lek, bereikbaar voor elk groot schip met ruimte voor een onbeperkt aantal.” Pallavicino wist natuurlijk dat die gunstige ligging natuurlijke oorzaken had, die er altijd al geweest waren, maar, zei hij: „Tegenwoordig zijn zij van meer uitwerking door het betere bestuur van deze stad en door den grooten ijver, dien men aan den dag legt om den handel hierheen te trekken.” En hij voegde eraan toe: „Een zaak die men in Amsterdam begint te verwaarlozen…”
Dames en heren, Het is mijn ambitie om zo veel mogelijk bereikbaar te zijn voor iedereen: burgers, ondernemers. Dat kan ik niet alleen, en dat hoeft ook niet, want er is een geweldig ingespeeld netwerk, van raad, college, ambtelijke organisatie, de driehoek. En ik kan veel leren van de wijze waarop mijn voorganger zijn werk heeft gedaan: met volle inzet, en met een intense betrokkenheid bij de bewoners van de stad en de regio. We kunnen het samen doen, we moeten het samen doen.Ik zal mij onverwachts mengen met werkers, cafébezoekers, ondernemers, tijdens wandelingen in een wijk of als ik zomaar bij iemand aanbel of een school binnenloop.
Luisteren, inspireren, verbinden en waar nodig optreden, dat is wat Rotterdammers van hun burgemeester verwachten. Ik zal met grote toewijding invulling geven aan deze begrippen. Immers, veel mensen voelen zich op dit moment onzeker in een wereld waarin van alles verandert. Banen voor het leven bestaan niet meer. Geld kan verdampen, is gebleken. Kerken verdwijnen en moskeeën verschijnen. Het geeft mensen een ongemakkelijk gevoel. Deze gevoelens van angst en onzekerheid mogen we niet bagatelliseren. We moeten aandacht hebben voor de worsteling van veel Rotterdammers (oud en nieuw) met de problemen die zich op hun stoep afspelen. De overheid is zeer wel in staat geweldige bruggen te bouwen -deze stad weet er alles van- maar diezelfde overheid moet ook goed zijn in het bouwen van bruggen tussen mensen. Het recept hiervoor is in mijn ogen het werken aan vertrouwen. Dat is geen softe aanpak en is zeker niet vrijblijvend. Werken aan vertrouwen vereist ook in Rotterdam een stevig debat over de fundamenten van onze democratische rechtsstaat: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, gelijkheid van mannen en vrouwen, homo’s en hetero’s en bestrijding van discriminatie en achterstelling.
Vertrouwen is de specie van sociale cohesie, maar het is ook de smeerolie voor onze economie. Werken aan vertrouwen is investeren in economische groei en in welvaart. Een samenleving waarin mensen elkaar vertrouwen, staat er sterker voor. Eén ding weet ik zeker: als in een stad de mensen elkaar vertrouwen, werpt dat vanzelf een dam op tegen mensen die de samenleving willen ontwrichten. Wantrouwen remt de vooruitgang. En dat past niet bij Rotterdam en bij de Rotterdammers. Zoals gezegd: Rotterdammers willen vooruit - en dat is altijd al zo geweest.
De komende maanden staan voor mij in het teken van mijn inwerken. Ik verheug mij op de gesprekken met burgers en hun organisaties en met ondernemers en hun verbanden. Ik verheug mij ook op de samenwerking met collega-bestuurders binnen en buiten de stad. In die gesprekken zal ik luisteren naar wat er leeft en met welke ambities mensen en organisaties aan de slag zijn. Ik zal vooral letten op de mogelijkheden die er zijn om ambities en initiatieven te verbinden en naar samenhang te zoeken. Speciale aandacht zal uitgaan naar de uitvoering van het beleid. Voornemens zijn goed, realiseren is wel waar burgers naar uitkijken.
Dames en heren, Rotterdam heeft in het verleden veel bereikt met veel inzet en creativiteit. Het lijkt een beetje op mijn eigen verleden. Van ver komen en met hard werken je ambities realiseren. Met de steun van lieve ouders, mijn gezin, mijn vrienden Houcine en Jan -mensen die mij altijd beschikbaar waren als dat nodig is- mensen die mij moreel hebben gesteund. Zij droegen en dragen nog steeds bij aan het vergroten van mijn betrokkenheid voor de publieke zaak. Voor mijn familieleden zal er veel veranderen. Ik weet dat ik veel van hen vraag om mij ook bij deze eervolle stap te blijven steunen. Dank u wel.