Rapport over urennorm biedt vertrouwen
Het rapport van de commissie-Cornielje over de onderwijstijd heeft oog voor een aantal belangrijke punten, oordeelt ir. Chr. J. Flikweert.
„Scholen voldoen niet aan de wettelijke onderwijstijd.” „Boze scholen vechten boetes aan.” „Afschaffen, die ophokuren.” Krantenkoppen die laten zien dat de discussie over de onderwijstijd vele gemoederen in beweging brengt. Het laatste woord is er nog niet over gezegd.De politiek verwijt de scholen dat ze niet voldoen aan de wettelijke normen voor onderwijstijd. Scholen verwijten de politiek dat de gehanteerde norm niet haalbaar is en er geen rekening wordt gehouden met de schoolpraktijk. Een sfeer van wantrouwen bepaalde de discussie. Al met al reden genoeg om -zoals dat in Nederland gebruikelijk is- een commissie in het leven te roepen. De commissie-Cornielje was geboren.
Dinsdag heeft de commissie haar rapport met een groot aantal aanbevelingen gepresenteerd. Als directeur van een van de scholen die een ”forse boete” hebben gekregen, zit je dan op het puntje van je stoel om te horen wat de commissie ervan vindt.
Een dapper rapport, is mijn eerste reactie na het lezen van de conclusies en aanbevelingen. De commissie heeft, onafhankelijk van wat politici en schoolleiders roepen, een gedegen onderzoek gedaan naar de gang van zaken.
De conclusies liegen er niet om. Zo zegt de commissie: „De berekening van de hoogte van de huidige norm voor onderwijstijd is gebaseerd op een aantal niet-correcte aannames over het aantal beschikbare weken en dagen waarop onderwijs in de praktijk van scholen geprogrammeerd kan worden.” Dat is duidelijke taal, dat voelt goed.
Belangrijker is of de voorstellen van ’Cornielje’ duidelijkheid geven voor de leerlingen en ouders en of ze werkbaar en haalbaar zijn voor de scholen. Zonder op alle details in te gaan, heeft de commissie twee essentiële punten goed gezien.
Zomervakantie
Als eerste en belangrijkste wordt uitgegaan van vertrouwen. Geef de school de ruimte om aan direct betrokkenen (ouders, leerlingen enzovoort) te laten zien dat de onderwijstijd op een verantwoorde manier wordt ingevuld.
Als tweede geeft de commissie aan dat de norm voor onderwijstijd alleen realistisch is als er ook aandacht is voor andere factoren. Er moet ruimte zijn voor bijscholing. Rapportenvergaderingen moeten gepland kunnen worden zonder dat daardoor lessen uitvallen. Er moet voldoende geld zijn voor de benodigde voorzieningen. De commissie zegt het onomwonden: „De materiële bekostiging is niet toereikend.”
De norm van duizend uur per jaar is nog steeds een forse opgave, maar als er voldoende aandacht is voor de huidige knelpunten is hij haalbaar.
De commissie heeft wel een essentieel punt over het hoofd gezien. Als landelijk het ziekteverzuim gemiddeld 5 procent is en er wordt maar 2 procent vergoed, moet de school de rekening betalen om vervanging te regelen.
Ook zal de aanbeveling om de zomervakantie van zeven naar zes weken terug te brengen nog het nodige stof doen opwaaien binnen de scholen. Deze reductie maakt het mogelijk om noodzakelijke vergaderingen te plannen, zonder dat dit tot uitval van lessen leidt. Of elke docent dit zal ervaren als een werkdrukverlaging is nog maar de vraag.
Al met al een dapper rapport dat spreekt van vertrouwen. Ik zet me er graag voor in om dit ook waar te maken.
De auteur is algemeen directeur van de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. Hij schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel.