Recht op vrijheid van opvoeding moet blijven
De overheid moet de vrijheid van opvoeding niet inperken, stelt mr. Jurg van der Vlies in reactie op plannen om het personeelsbeleid van scholen minder vrij te maken. Christenen moeten ook een front vormen, en daarbij samenwerken met moslims.
Het is onzin om mensen wel het recht op gewetensvrijheid toe te kennen, maar hen het recht te ontzeggen om dat geweten ook zelf te vormen. En als dat geldt voor ons als volwassenen, dan geldt dat toch zeker ook voor degenen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd?Als wij vrij zijn om volgens ons geweten te handelen dan moeten wij ook vrij zijn om onze kinderen volgens ons geweten op te voeden. En wie een bepaalde godsdienst of levensovertuiging heeft, is dan ook vrij om zijn of haar kinderen daarin groot te brengen.
Pacifistische ouders bijvoorbeeld, mogen hun kinderen pacifistisch opvoeden. Daarbij mogen ze erop vertrouwen hierin niet te worden tegengewerkt door bijvoorbeeld de school die het kind bezoekt. Gelijkgestemde ouders kunnen dan ook gezamenlijk scholen oprichten waarin hun eigen signatuur, geloofsrichting of overtuiging terugkomen en actief doorklinken. Als ouders vervolgens hun kinderen toevertrouwen aan die school, dan mogen zij erop vertrouwen dat de opvoeding van hun kinderen op die school in dezelfde geest plaatsvindt als hun eigen overtuiging. De school moet ervoor zorgen dat hij niet in strijd komt met de intenties waarmee de ouders die school oprichtten. De staat kan, zonder de bovengenoemde vrijheid aan te tasten, de school daarom niet verplichten om leerkrachten aan te nemen die een heel andere mening zijn toegedaan.
AWGB
Toen de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) werd aangenomen, werd instanties de mogelijkheid gegeven om personeel te weigeren op grond van bovenstaande redenering. In deze wet wordt immers in één adem gesproken over enerzijds discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging en anderzijds op grond van seksuele geaardheid en beide zullen dus moeten worden gerespecteerd. De Commissie Gelijke Behandeling werd ingesteld om als scheidsrechter op te treden in gevallen waarbij het evenwicht moest worden gevonden tussen het recht om niet te worden gediscrimineerd en het recht om te handelen conform de eigen beginselen. Het evenwicht tussen beide rechten is echter zienderogen aan het afnemen. Leerkrachten met een afwijkende overtuiging kunnen steeds moeilijker worden geweerd door een schoolbestuur en thans staat ter discussie of bij aanname van een leerkracht de seksuele geaardheid een rol mag spelen in de afweging.
Front
Het zal duidelijk zijn dat een reformatorische of een islamitische school de homoseksuele praxis zonder meer afwijst op grond van Bijbel of Koran. Het lijkt dan ook logisch dat dit soort scholen een (praktiserend) homoseksuele leraar of lesbische lerares moet kunnen weigeren. Niets is echter minder waar. De nimmer aflatende homolobby lijkt ook dit bolwerk binnen afzienbare tijd te slechten. Het is verbazend en beangstigend tegelijk hoe een relatief kleine groep mensen overal in de wereld de wetgeving naar zijn hand probeert te zetten, en in veel gevallen lukt dat ook.
Tot nu toe werd geaccepteerd dat, als een leerkracht een afwijkende mening had of zich die vormde in de loop van de tijd, hij die niet actief naar buiten mocht uitdragen. Deed hij of zij dat toch, dan kon dat reden zijn voor ontslag. En een reformatorische of islamitische school kon al helemaal niet worden gedwongen om een (praktiserend) homoseksuele kandidaat voor een vacature te accepteren. In onze tijd worden we steeds meer gedwongen om gepraktiseerde homoseksualiteit te accepteren. Deze drang naar volledige acceptatie begint iets zieligs te krijgen. Er zijn voor de (praktiserend) homoseksuele leerkrachten tal van scholen die voor hen openstaan. Dat is echter niet genoeg. Ook reformatorische en islamitische scholen zullen en moeten hen accepteren, zo vinden verschillende regeringsvertegenwoordigers, met minister Plasterk voorop. Er is door de regering advies gevraagd aan de Raad van State op dit punt omdat de verschillende politieke partijen er onderling niet uitkomen. Als de Raad van State positief adviseert is dit de volgende aantasting van onze vrijheid van geweten en godsdienst.
Waar het gaat om het accepteren van het verschijnsel homoseksualiteit of het accepteren van die persoon moeten we ons nog laten leiden door naastenliefde. Voor wat betreft de homoseksuele praktijk moeten wij echter de vrijheid behouden om deze onverkort af te wijzen op grond van onze overtuiging en met verwijzing naar onze Bijbel. Wij kunnen niet gedwongen worden om de homoseksuele praxis te aanvaarden als een alternatief voor het huwelijk. Maar als dat geldt voor ons, dan geldt dat toch zeker ook voor de opvoeding van onze kinderen! Vrijheid van godsdienst houdt ook in vrijheid van opvoeding. Ik ben me ervan bewust dat in veel discussies een venijnig beeld wordt gegeven van de reformatorische gezindte op dit gebied. Ons wordt verweten dat het inconsequent is dat men wel „homo mag zijn, maar het niet mag doen.” Geen enkel mens kan zich hierboven verheffen. Ook de christen niet, zeker ons past nederigheid in de wetenschap dat we allen zondaars zijn, maar de zonde niet mogen doen.
In een democratisch bestel als het onze worden vooral die overtuigingen beschermd die ook door een meerderheid worden gedragen. Daarom is het voor ons christenen, als minderheid, des te belangrijker dat onze overtuigingen hecht en consequent zijn. Toch hoeven christenen zich niet te laten ontmoedigen; de meerderheid heeft vaak geen gelijk. „De waarheid”, zegt de Franse filosoof Descartes, „is vaak als een diamant. En zoals wij weten worden deze kostbare stenen eerder door een enkeling gevonden dan door de massa.”
Maar wellicht zijn christenen te veel verdeeld over principiële zaken en maken we daarom geen front? De toekomst zal het leren, maar ik durf te voorspellen dat de eerste problemen op bovengenoemd gebied niet op islamitische scholen maar op reformatorische zullen plaatsvinden. Het zou goed zijn als christenen op ethisch terrein meer zouden samenwerken met moslimorganisaties, want één ding is duidelijk: er wordt beter geluisterd naar verontruste moslims dan naar verontruste christenen, en samen zouden ze misschien veel sterker staan.
De auteur is afgestudeerd in het internationaal recht en wil promoveren op de juridische reikwijdte van godsdienstvrijheid.