Kerstverhalen naar beproefd recept
Aan de eerste bladzij van een kerstverhaal kun je meteen álles zien. Wordt het spannend, wordt het stichtelijk, wordt het ontroerend? Ook dit jaar valt er weer genoeg te kiezen, dankzij drie nieuwe verhalenbundels: ”Langverwacht”, ”Zijn spoor volgen” en ”De kleur van Kerst”.
De beste manier om snel een keus te maken tussen verschillende kerstverhalen, of zelfs tussen verschillende verhalenbundels: lees de eerste bladzij, dan weet je meteen waar je aan toe bent. Al aan de eerste zinnen zie je, bewust of onbewust, hoe goed een schrijver zijn vak beheerst. Je voelt de sfeer, je weet of het verhaal diepzinnig of oppervlakkig gaat worden, of het origineel of voorspelbaar zal zijn, of de psychologie, de symboliek of de spanning centraal zal staan.Om dat te illustreren staan hieronder drie fragmenten afgedrukt, fragmenten met de openingszinnen van het eerste verhaal uit drie nieuwe kerstverhalenbundels.
Bij het eerste stukje, dat van Janne IJmker, denk je meteen: O, dit wordt natuurlijk een historisch streekverhaal, ergens in het oosten van het land - zichtbaar aan de baanderdeuren en de brink. Maar het blijft niet steken bij simpele folklore. Het wordt ook een psychologisch-realistisch verhaal voor volwassenen, daarvoor hoef je maar naar die man achter de deur met zijn treurige gedachten te kijken. De tekst roept meteen een heel levendige voorstelling in je hoofd op, dankzij de goedgekozen concrete details: bevorste grond en kale bomen (het is dus winter), paarden en boerenjongens (het is dus op het platteland, en ergens in het verleden), een hoofdpersoon van wie je zelfs de naam nog niet weet, maar die scherp met zijn omgeving contrasteert (en dat maakt heel nieuwsgierig). Als gevorderde lezer kun je zelfs al voelen -bij de zin „Dan pik ik je op, ik hijs je achter op mijn paard”- dat deze schrijfster niet al te omzichtig of preuts in haar taalgebruik zal zijn, als de situatie daarom vraagt.
Ambachtelijk
Het tweede fragment, van R. Hoogerwerf-Holleman, is heel anders. Je ziet al bij de eerste aanblik dat dit verhaal ambachtelijk gezien minder goed in elkaar zit. Het is waarschijnlijk voor kinderen bedoeld, maar het wordt niet voortdurend vanuit kinderen geschreven. Heel vaak richt de schrijfster zich over de hoofden van de hoofdpersonen heen tot haar lezers. Ze vindt het nodig om uit te leggen dat Maarten en Janpieter vrienden zijn, dat het verhaal zich in „de tijd van de Tachtigjarige Oorlog” afspeelt, dat die oorlog gevoerd wordt vanwege „een nieuwe, ketterse leer”, dat kinderen in die tijd alleen in de winter naar school gaan. Het zou allemaal veel spannender worden als ze zulke dingen wegliet, als ze consequent vanuit de gebeurtenissen en de gedachten van Maarten schreef en op die manier de zaak duidelijk maakte. Ook dit wordt een historisch verhaal, maar historisch gezien minder authentiek (zichtbaar aan taalgebruik als „meester Janszoon” en „roomse kerk”). Wél lijkt het erop dat er veel spannende gebeurtenissen langs zullen komen, en ook een heel duidelijke reformatorische boodschap: de schaduw daarvan tekent zich op de eerste bladzij al af in de manier waarop er over Bijbellezen en ketters geschreven wordt.
Nog weer anders is het derde verhaalfragment, van Jakob van Bruggen - alter ego van de Kamper nieuwtestamenticus dr. J. van Bruggen. Je ziet gelijk dat hier een technisch bekwame schrijver, maar geen heel groot literator aan het woord is. Ambachtelijk gezien klopt het allemaal wel, maar er staan te veel overbodige woorden en zinnen in („Nu kwam Alexei in beweging”) en de gevoelens worden wat te nadrukkelijk ingevuld („ontevreden grijns”, „verveeld”). Maar wat óók meteen duidelijk is: de thema’s en ideeën die hier verwoord gaan worden zijn waarschijnlijk heel origineel. Een Russische monnik als hoofdpersoon, bespiegelingen over waarneming en waarheid, symboliek en mythologie. Dit wordt een verhaal dat tot nadenken stemt, zonder dat er nadrukkelijk gepreekt gaat worden - dat is knap, dat kunnen niet veel schrijvers.
Bijzondere voorzienigheden
Daarmee is meteen het nodige gezegd over het karakter van deze drie nieuwe kerstverhalenbundels in hun geheel. Natuurlijk, de ene schrijver is de andere niet, er zijn allerlei nuances aan te brengen, en binnen elke bundel geldt dat sommige verhalen beter zijn dan andere. Maar een paar heel algemene typeringen zijn toch wel mogelijk.
”Langverwacht” is een bundel voor volwassen én kinderen, ”Zijn spoor volgen” is vooral op kinderen gericht. Beide bundels bieden traditionele verhalen, volgens beproefde recepten. De arme kindjes en zielige oudjes, de sinaasappels en de chocolademelk mogen dan achterhaald zijn, nog steeds gaat het gemiddelde kerstverhaal over mensen die verloren raken en gevonden worden, over bijzondere voorzienigheden, over eenzaamheid die opgeheven wordt, haat die verbroken wordt, over geliefden die bij elkaar komen en problemen die -soms op een wonderbaarlijke manier- opgelost worden.
Steeds weer blijkt de geest van Kerst zich te uiten in liefde, vergeving, uitredding, in onderling helpen en geven en delen. Mensen leren zich om elkaar bekommeren, ze komen tot inkeer, belijden hun zonden, maken een nieuw begin. Inhoudelijk allemaal niet heel verrassend of nieuw, maar dat past wel bij de gebruikelijke context: een kerstviering van familie, vereniging of zondagsschool. Zo’n context vraagt om traditie, misschien zelfs om voorspelbaarheid.
Verschillen tussen deze twee bundels zijn er ook. De verhalen uit ”Langverwacht” zijn gemiddeld iets beter geschreven, en ook met meer psychologisch inzicht en realisme - al geldt dat niet voor elk verhaal uit de bundel. Daar staat tegenover dat de verhalen uit ”Zijn spoor volgen” meer aandacht hebben voor spannende gebeurtenissen en voor stichtelijke noten, waarbij de lezer niet bang hoeft te zijn voor incidenteel opduikende kerststallen en kerstbomen - de gebeurtenissen worden hoogstens af en toe opgehouden door een preekje tussendoor.
Herstel en genezing
De verhalen van Jakob van Bruggen ten slotte zijn van een kaliber apart. Verstild, symbolisch, diepzinnig. Veel oude overleveringen, middeleeuwse kastelen, mythen en legenden. Niet geschikt voor nuchtere lezers die graag met twee benen op de grond staan en van een verhaal vooral verlangen dat het „levensecht” en „realistisch” is, maar bij uitstek geschikt voor meer mystiek ingestelde lezers.
Deze verhalen zijn inhoudelijk verrassender, onvoorspelbaarder, maar ook moeilijker dan het gemiddelde kerstverhaal. Net als al hun soortgenoten kennen ze een happy end, maar dan niet op de goedkope manier die veel kerstverhalen nogal onverteerbaar maakt voor minder gelukkige mensen. In de verhalen van Van Bruggen vinden herstel en genezing meer innerlijk dan uiterlijk plaats. Niet de omstandigheden hoeven te veranderen, maar het menselijk hart. Soms ligt de nadruk zelfs volledig op de eeuwigheidsdimensie: een glorieus einde is mogelijk ondánks lijden en dood. Dat maakt dat de lijn naar het grote heilsfeit waarom alles draait, hier heel zichtbaar is, zonder dat er ook maar één moment gepreekt wordt - en dat is toch het ultieme doel van ieder kerstverhaal.
N.a.v. ”Langverwacht. Kerstverhalen om voor te lezen”, door Janne IJmker e.a.; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2008; ISBN 978 90 239 9275 2; 156 blz.; € 16,90;
”Zijn spoor volgen. Kerstverhalen”, door R. Hoogerwerf-Holleman e.a.; uitg. Gebr. Koster, Barneveld, 2008; ISBN 978 90 5551 495 3; 88 blz.; € 3,95;
”De kleur van Kerst. Kerstverhalen”, door Jakob van Bruggen; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2008; ISBN 978 90 239 9240 0; 126 blz.; € 13,90.
Paardenstorm
Hij stond achter de net geopende baanderdeur en keek uit over de brink. De harde, bevorste grond onder de kale bomen was die dag verzamelplaats voor jonge mannen. Hun met papieren bloemen versierde paarden hinnikten, schraapten met de hoeven over de grond. Hier en daar steigerde er een; gegil van jonge meiden, lachende, stoere gezichten bij de jongens. Een enkele jongen zag hij betekenisvol naar een meisje kijken: Straks kom ik terug. Dan pik ik je op, ik hijs je achter op mijn paard. Sta klaar!
Het gedruis op de brink zwol aan. Kinderen schreeuwden, meerdere baanderdeuren werden geopend, vaders en moeders, ooms en tantes, buren kwamen naar buiten. Iedereen was in afwachting van de vliegende storm van jongens en paarden, die op het punt stond van losbreken over de woeste gronden buiten de buurtschap. (…).
Hij bleef staan waar hij stond. Ik hoor niet bij de jonge mannen, niet bij de oudjes, niet bij de vaders met elk hun gezin.
Janne IJmker, ”Het zusje”. Uit: ”Langverwacht”.
Geuzentijd
Maarten Gelijnse woont in Berkoop, een dorp in Drenthe dat tussen twee rivieren ligt: de Tjonger en de Linde.
Maarten kent alle plekjes in de omtrek. Samen met Janpieter gaat hij er vaak op uit. Janpieter is zijn beste vriend. Ze zoeken een goed plekje bij het water en hopen dat ze een flinke snoek zullen vangen. Ze trekken ook door de bossen en zwerven over de uitgestrekte heidevelden. (…)
In de zomer helpen veel kinderen bij het werk op het land. Daar krijgen ze iedere dag een paar duiten voor en die kunnen hun ouders goed gebruiken. In de winter hebben ze geen werk. Dan leren ze lezen en schrijven en staat meester Janszoon voor de klas.
Maarten en Janpieter vinden dat niet leuk. Zij zouden wel willen dat het altijd zomer bleef.
Het is de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Alva heeft een landvoogd naar Holland gestuurd. Parma, zijn neef, moet daar maar eens orde scheppen. De ketters die daar wonen worden hem te gevaarlijk. Ze zijn trouw aan Prins Willem van Oranje en belijden een nieuwe, ketterse leer. Ze lezen in de Bijbel en dat is verboden. De roomse kerk moet één zijn en blijven. Hij zal ze leren, die Hollanders!
R. Hoogerwerf-Holleman, ”Het Kerstlicht in de kerktoren”. Uit: ”Zijn spoor volgen”.
Kleurenblind
„Alles heeft zijn eigen kleur”, zei vader Sergius tegen de jongeman die zwijgend voor hem zat. „Ook Kerst heeft een kleur.”
Nu kwam Alexei in beweging. „Waarom zou Kerst een kleur hebben”, mopperde hij, „ik zie er niets in en al helemaal geen kleur.”
Hij zweeg met een ontevreden grijns op zijn gezicht.
Vader Sergius streek langs zijn dichte baard.
„Jij ziet geen kleur”, zei hij, „omdat je er niets in ziet. En je ziet er niets in omdat je de kleur niet kunt zien.”
„Leuk raadseltje”, mompelde Alexei, „echt wat voor u als monnik, maar daar kan ík toch niks mee?”
„Je zou erover kunnen nadenken”, antwoordde vader Sergius. En nadat hij een poosje gezwegen had, zei hij: „Zal ik het verhaal van de kleurenblinden eens vertellen?”
„U kunt het proberen”, zei Alexei verveeld, maar hij bleef toch luisteren.
Jakob van Bruggen, ”De kleur van Kerst”. Uit: ”De kleur van Kerst”.