Nadere Reformatie
De afsluiting van het herdenken van de Nadere Reformatie in het RD (24-11) door het plaatsen van een artikel van prof. F. A. van Lieburg, vind ik bijzonder ongelukkig. Zijn gedachten over een „uitgevonden traditie” zijn kerkhistorisch zeer aanvechtbaar. De naam Nadere Reformatie zou later over die periode heen zijn gelegd.
Een bewijs van het tegendeel, dat ik gaf in mijn lezing over het ”Concept van Nader Reformatie”, dat in 1682 in Goes is opgesteld, doet hij in zijn reactie af als een „denkfout”, omdat hij van mening is dat het hier niet om een specifieke historische beweging gaat. Hij is van mening dat heel de kerk toen gericht was op zo’n doorgaande reformatie, maar ik zou hem willen vragen dat eens beter te bestuderen. Een goed begin zou zijn dit ”Concept” te lezen. Veel te gemakkelijk spreekt hij over de eenheid die er zou zijn in „leer, kerkorde en ethiek.” Met zijn kennis van de kerkgeschiedenis moet hij weten dat over de ethiek toch echt niet eender gedacht werd (en wordt) onder allen die zich „gereformeerd” noemden. De bewijzen zullen zich voor hem opstapelen bij het lezen van meer werken van de voorstanders van de Nadere Reformatie als hij ze leggen wil naast de tegenstand van andere „gereformeerden” in hun dagen.Zijn poging om vervolgens de hele beweging van de Nadere Reformatie af te doen als een „microscopische indeling”, die van weinig betekenis is in het licht van de gemeenschappelijke context van de Reformatie, zie ik als een droevig afscheid van Van Lieburg van zijn bestudering van een rijke kerkhistorische erfenis. Hij moet ze dan niet gaan bagatelliseren, zoals we ook het Engelse en Schotse puritanisme niet moeten bagatelliseren. Wetenschappelijk is dat incorrect. Doen we het innerlijk, dan kiezen we voor een verschralend geestelijk leven. Laten we geen van beide doen.
Ds. C. J. Meeuse
Patijnweg 16
4461 LP Goes
Goede doelen
Een steekproef uit de jaarverslagen over 2007 laat zien dat goede doelen honderden miljoenen aan vermogen hebben, aldus ook RD 4-12. Nu kan het vertekende beeld ontstaan dat alle stichtingen voldoende middelen bezitten. Echter: minder bekende en kleinere stichtingen moeten dag in dag uit vechten voor een bestaansrecht. Schouderklopjes worden regelmatig ontvangen, maar een financiële ondersteuning door overheidsorganen, bedrijfsleven enzovoort voor gezamenlijke inspanningen blijft nagenoeg altijd uit. Sinds september 1997 probeer ik met de Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld, bekend van het lieveheersbeestje, mensen ervan bewust te maken dat iedereen zijn eigen leefomgeving kan verbeteren en altijd een bijdrage kan leveren aan het verminderen van onveiligheidsgevoelens, pesten, agressie en ’zinloos’ geweld. Het lieveheersbeestje heeft weliswaar een bekendheid van 94 procent en is overal in het land met activiteiten en projecten aanwezig, maar voldoende middelen en reserves zijn bij ons in ieder geval niet aanwezig als spaarpot voor moeilijke tijden. Met deze brief probeer ik te voorkomen dat iedereen nu gaat denken dat alle goede doelen vermogende organisaties zijn. Wel bezit het merendeel een onuitputtelijk vermogen om te blijven geloven in het tot stand brengen van een betrokken samenleving. Worden, nadat de heer Balkenende heeft bevestigd dat de kredietcrisis ook in Nederland haar intrede doet, veel kleine stichtingen nu gestraft omdat ze liever betrokkenheid vragen in plaats van geld? De website van het Centraal Bureau Fondsenwerving, keurmerk voor goede doelen, helpt mensen aan meer inzicht over minder bekende en minder vermogende stichtingen. Laat iedereen zich de vraag stellen: Wat ligt er in mijn vermogen?
Bart Wisbrun
LSTZG
Prins Bernhardstraat 88
2202 LR Noordwijk
Toetsing
Gaarne zou ik in het kort willen reageren op het interessante artikel ”Toetsing wet door rechter tast positie koning aan” van drs. F. A. J. Th. Kalberg in RD 8-12.
Het komt mij voor dat uit dit artikel spreekt: a) een wantrouwen tegen de rechter en b) vrees voor aantasting van de positie van de koning.
Ad a) Omdat de meeste grondrechten ook zijn vastgelegd in internationale verdragen, waaraan de rechter wel wetten mag toetsen, zal het in de praktijk, althans wat toetsing aan de grondrechten betreft, niet zo veel verschil maken of de rechter nu aan verdragen dan wel aan de Grondwet toetst. Bovendien strekken grondrechten ertoe om minderheden te beschermen, zodat er ook uit dien hoofde niet zo veel bezwaar behoeft te bestaan tegen toekenning aan de rechter van het toetsingsrecht.
Ad b) Omdat de koning blijkens de indiening van een wetsontwerp van mening is dat het niet in strijd is met de Grondwet, zou het een vreemde indruk maken indien hij aan het einde van het wetgevingsproces zou verklaren dat het wel in strijd is met de Grondwet, tenzij het wetsontwerp tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zodanig geamendeerd is dat de vraag rijst of het nog wel door de grondwettelijke beugel kan. In dat geval kan de verantwoordelijke minister echter gewoon het amendement onaanvaardbaar verklaren en tot intrekking van het wetsontwerp overgaan. De koning behoeft er dan niet aan te pas te komen.
Toch kan mijns inziens beantwoording van de vraag of een wetsontwerp inconstitutioneel is, omdat grondwetsartikelen vaak het resultaat zijn van een politiek compromis, beter, zoals thans reeds het geval is, aan de Staten-Generaal worden overgelaten, die daarvoor als gekozen orgaan meer zijn gelegitimeerd dan een benoemd orgaan als de rechterlijke macht.
Bovendien bestaat bij toekenning van het toetsingsrecht aan de rechter het gevaar dat hij het grondwettelijk recht creatief gaat uitleggen. Dat dit gevaar niet denkbeeldig is, bewijst de jurisprudentie van het Amerikaanse hooggerechtshof.
Mr. L. Westerhof
Else Mauhslaan 149
2597 HD Den Haag
Darwinjaar (IV)
Dr. Gerdien de Jong gebruikt in haar artikel in RD 10-12 nogal grote woorden. Mijn ervaring is tegengesteld. De feiten die De Jong aanduidt (ouderdom van aarde en heelal) zijn geen feiten, maar conclusies aan het eind van een lange redeneertrein, waarvan alle elementen anders interpreteerbaar zijn. Het onderzoek van de RATE-groep van het Amerikaanse Institute for Creation Research geeft aan waarom dat zo is, en laat ook zien dat andere interpretaties beter gefundeerd zijn, bijvoorbeeld de diffusiesnelheid van helium uit zirkoonkristallen die uranium bevatten, en de aanwezigheid van meetbaar radiokoolstof in steenkoolpakketten uit het carboon en zelfs in diamanten die diep in de aarde gevormd zijn. Ik ken de standaardtegenwerpingen die routinematig worden aangedragen, maar nooit met bewijs onderbouwd. Bovendien is uit onderzoek van de laatste decennia gebleken dat de basis voor de Big Bang (de roodverschuiving van sterrenlicht) twijfelachtig is. Die roodverschuiving vertoont periodieke waarden en is niet continu, dus een uitdijend heelal is onwaarschijnlijk. Pioniers van de kwantummechanica -Louis de Broglie en vele anderen- en andere fysici werken aan een nieuwe natuurkunde, die voor de leeftijd van heelal en aarde tot geheel andere conclusies leidt. Het ziet ernaar uit dat de vermeende macro-evolutie uitgezwaaid kan worden door gebrek aan tijd. Het mooie is dat christenen in deze ontwikkeling aan het front staan. De Amerikaan Barry Setterfield heeft in de loop der jaren deze nieuwe gegevens verwerkt tot een kosmologisch model, dat alle kritiek heeft doorstaan en waarvan alle gegevens verwijzen naar een heelal dat hoogstens 8000 jaar oud is. Dit zijn door ieder geïnteresseerde te controleren wetenschappelijke gegevens. Ik zou dit geen misbruik van het verstand durven noemen.
M. P. (Rinus) Kiel
Hof van Portland 79
3162 WK Rhoon
Darwinjaar (V)
Ik ben zeer ongelukkig met de onderkop ”Bijbel laat veel vragen over wording wereld onbeantwoord, maar evolutietheorie ook” boven mijn artikel in RD 12-12. In het artikel zelf schrijf ik dat ik geen antwoord weet op alle vragen. Boven het artikel staat dat vele vragen onbeantwoord worden gelaten. Dat geldt echter blijkens mijn artikel juist niet. Ik noem al heel nadrukkelijk de staat der rechtheid, de historiciteit van de zondeval, de unieke schepping van de mens.
Dr. P. de Vries
Jenneke E. Bijlhof 6
3466 NW Waarder
Darwinjaar (VI)
Ik twijfel niet aan evolutie, maar daarmee bedoel ik iets anders dan mevrouw De Jong (RD 10-12). Onder evolutie versta ik de ontwikkelingen binnen alle dieren naar hun aard zoals die in de ark zaten: dus bijvoorbeeld hondachtigen, katachtigen enzovoorts. Zodra je met evolutie meer zegt dan dit, ga je buiten de empirische wetenschap staan. Het verbaast mij als theoloog-historicus en taalkundige dat De Jong als evolutiebiologe precies weet hoe de Bijbel gelezen moet worden. Het feit dat Genesis 1 geen natuurkundig verslag is, maakt nog niet dat Genesis 1 niet wordt gezien als historisch verslag, en de door haar genoemde Bijbeluitleg is echt niet gangbaar. Deze uitleg is er pas halverwege vorige eeuw onder druk van de evolutietheorie gekomen. Daarvóór is altijd gezegd dat Genesis 1 meer zegt dan een natuurkundig verslag. Bovendien is de evolutietheorie geboren uit zuiver verzet tegen God. Darwin bewijst niets in zijn ”Origin of species”. Hij poneert slechts veronderstellingen, of anders gezegd, hij heeft wetenschappers een bril gegeven om de werkelijkheid door te bekijken.
Dit is iets totaal anders dan dat de evolutietheorie onomstotelijk empirisch bewezen is. Bovendien heeft de evolutietheorie ook de theologie met verwoestende gevolgen bestookt. Wie als student de bril van Darwin niet opzet, kan gewoon wetenschap blijven bedrijven. Geen evolutionist kan beweren dat zijn bril beter is. Ik stel hier wel dat de bril van Darwin geloofsverwoestend is, want God wordt niet meer op Zijn Woord geloofd: niemand die Genesis 1 onbevangen leest, denkt anders dan in zes scheppingsdagen.
M. W. Muilwijk
Heijmansweer 28
3371 RJ Hardinxveld-Giessendam
Darwinjaar (VII)
„De vreze des Heeren is het begin der wetenschap.” De Bijbel is duidelijk, alles is radicaal in de Bijbel: het is dood of leven, het is ja of nee. Wie als wetenschapper de Bijbel verlaat of loslaat, verspeelt elke basis om zijn wetenschap op te vestigen of aan te toetsen. De Bijbel leert de wetenschap, de wetenschap moet uit de Bijbel zijn. Wat weet een mens nu van zichzelf („Ik denk, dus ik ben”)? Hij kan niet eens van zichzelf zijn en toch plaatst hij zich boven Dat Wat eeuwig is en eeuwig blijven zal: de drie-enige, almachtige God (Ps. 33:9). Wat heeft een wetenschapper van zichzelf? Hij onderzoekt, leest en raadpleegt vele andere wetenschappers. De Heere zegt echter in Spr. 8:14 dat Hij het Verstand is.
Wanneer we de evolutietheorie beschouwen, moeten we op de eerste plaats ons verstand op nul zetten, en dit van een zo laag niveau achten om te denken dat er iets van zichzelf kan ontstaan, buiten God. Op de tweede plaats aannemen dat de mensheid wijzer is dan haar Schepper. Ten derde wetenschap een andere interpretatie geven (Spr. 8:14). Laten we eens die 4,6 miljard jaar teruggaan (volgens deze theorie). Er zou een oerknal zijn ontstaan: Wie deed dit? Hoe kon dit? Waar kwam die knal vandaan? Zie Ex. 20:11, Gen. 1-2, Openb. 4:11 en 10:6. De Tijdloze heeft een tijd gesteld, de schepping is in zes dagen voltooid, elke scheppingsdag is afgesloten met deze woorden: „Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste (t/m de zesde) dag. Toen was het niet duizendmaal avond geweest, nee, naar de oosterse berekening één dag, 24 uur.
Maar zoals de mens de herschepping niet kan bevatten, zo ook de schepping uit het niets niet (Job 36:26). Christus heeft Zelf de Vader gedankt voor de bedekking van de ware wetenschap (Matth. 11: 25-26). En voor ons allen geldt Jak. 1:5.
Thomas Rodenburg
Juweelstraat 54
2403 BM Alphen a/d Rijn