Greep op Bachs Goldbergvariaties
Een prachtige titel, een prachtig omslag, en een prachtig gegeven: Anna Enquist liet zich bij haar nieuwste roman inspireren door de Goldbergvariaties van Bach. Langzaam maar zeker, variatie voor variatie, ontvouwt zich het leven van de vrouw, en door de variaties met ijzeren discipline te spelen, krijgt ze innerlijke rust.
”Contrapunt” (dat tegenmelodie of tegenstem betekent) is de neerslag van de verwerking van het verlies van haar dochter, die op zeer jonge leeftijd om het leven kwam. Literatuur is door de eeuwen heen altijd al een geëigend middel gebleken om verlies of verdriet te verwerken. Thomeses ”Schaduwkind” is ook zo’n voorbeeld, zijn jonggestorven kindje leverde prachtig proza op.Bij Enquist is het niet alleen het schrijven dat troost biedt, zij heeft nog een extra middel dat helpt om verdriet te verzachten: de muziek. Ze beschrijft hoe ze met grote toewijding dagelijks de Goldbergvariaties oefende, hoe ze vocht om moeilijke passages te bedwingen en hoe ze door hard te werken een zekere mate van vrede met de dingen kreeg. ”Contrapunt” is een verslag van met name het proces: hoe krijg ik de Goldbergvariaties in mijn vingers. Als een soort sport. Om dingen op een rijtje te zetten, de juiste vingers op de juiste toetsen. Hoe houd ik alles in de hand? Hoe behoud ik de regie? Het is de troost van de structuur, van de vaste vormen. En pas daarna om er schoonheid voor terug te krijgen. Waar de piano in Enquists eerste roman (”Het geheim”) nog een soort ondergeschikte functie had in het verhaal, heeft dit instrument in ”Contrapunt” een prominente plek gekregen. Wie het boek opendoet ziet meteen muziekfragmenten staan.
Dertig variaties
De roman telt evenveel hoofdstukken als er Goldbergvariaties zijn, dertig dus. En elk hoofdstuk heeft exact de titel van de desbetreffende variatie en begint dan ook met de eerste maten van een nieuwe variatie. De lezer die een piano in de buurt heeft, kan dus proefondervindelijk vaststellen hoe de variaties klinken en zo deelgenoot worden van de muziek. Het is allemaal heel mooi bedacht. Zo veel troost en schoonheid samen.
En dan is er ook nog het romanverhaal zelf. Over haar leven, haar gezin. Over haar dochter, verhalen van een voorbij leven. Maar Enquist vertelt vooral over Bach, en over Glenn Gould (1932-1982), de Canadese pianist die wereldwijd bekend werd met zijn vertolkingen van de Goldbergvariaties; hij was een van de beste vertolkers ooit. Ze vertelt hoe Bach leefde, hoe Glenn Gould speelde, in een poging deze twee grootheden te begrijpen. Over Bach: „Zwetend lag de grote Bach doodstil in zijn gastenbed in de stad Dresden, zonder houvast en zonder overzicht”, en over Glenn Gould: „Dit is wanhoop, dacht de vrouw, wat ik hier zie is iemand die weet en niet-weet tegelijk, die met het weten radeloos is, die probeert zich te verbergen in de krap gesneden wanhoopsmantel die Bach voor hem openhoudt.”
Projectie ligt hier gevaarlijk op de loer. De psycholoog, die Enquist ook is, loopt af en toe haar personages voor de voeten en interpreteert meer dan de lezer lief is.
Wanhoopsdaad
Het is een valkuil, uit willen leggen wat iemand drijft, zeker als het over grootheden als Bach en Glenn Gould gaat. Daarmee is het mysterie snel weg, en worden deze groten der aarde, die veel meer zijn dan ”wanhoop”, kleiner dan ze zijn. De beschrijvingen van componist en de vertolker zijn onderdeel geworden van een soort romantisch idee (Weltschmerz) van de schrijfster. Aan de oprechte bedoelingen van Enquist valt niet te twijfelen, maar het perspectief van verdriet en rouw beperkt de muziek van Bach tot een soort wanhoopsdaad, en voor deze romantische benadering is Bach toch echt te vroeg geboren.
Enquists pogingen Bach te doorgronden zijn oprecht: „De wens om dichter bij Bach te komen had tot een leeswoede geleid. Het resultaat was in zekere zin gespleten. Het feit dat Bach op school de redevoeringen van Cicero in het Latijn had gelezen gaf een onverwacht gevoel van verwantschap, want dat had de vrouw ook gedaan, in de vierde klas. Maar de berichten over Bachs virtuoze klaviertechniek brachten vervreemding teweeg. De vrouw bezat die begaafdheid niet. Zij moest daarvoor vechten, elke dag opnieuw.” En dat lees je ook op elke bladzijde, het gevecht om beheersing: „Het obsessief studeren had ervoor gezorgd dat zij de variaties kon spelen, beter dan ooit tevoren, beter dan toen ze gezond en compleet was. Dat verbaasde haar, het zou onmogelijk moeten zijn dat een geschonden en geamputeerde pianist dit gecompliceerde werk in zijn vingers kon krijgen. Het was gelukt, ondanks de verwonding. Het inprenten van de noten en het ontwarren van melodieën had haar beschadigde brein in beslag genomen. Op de maat van de muziek had ze iedere dag een tijd onbevangen kunnen ademhalen.”
Rust in God
”Contrapunt” beschrijft het geloof in de zuiverende werking van het spelen van Goldbergvariaties. Het reinigt de ziel. In noten verstouwen ligt troost. Wie zich echter intensief met Bach bezighoudt, stuit op een gegeven moment op zijn Godsgeloof. Wie Bach maar een heel klein beetje kent, weet dat de componist met zijn werk God wilde eren. Een spade dieper en Enquist had ontdekt dat Bach behalve in zijn muziek, rust vond in God. Hoe kan het dat iemand die zich zo heeft ingelezen in Bach zijn diepreligieuze gedachtegoed over het hoofd ziet? Of was de vervreemding te groot en heeft de auteur dit laten liggen?
Wie de muziekgeschiedenis een beetje kent, weet dat het niet de wanhoop was die Bach dreef tot troostvolle muziek, maar zijn plicht zijn werk goed te doen, voor de kerk, de nauwgezetheid om God te eren (getuige het Soli Deo Gloria onder talloze composities). En zelfs als Bach vormstukken schreef, en dat is met de Goldbergvariaties het geval, blijven zijn stukken onmiskenbaar iets religieus behouden, mede doordat de structuur van de composities bij Bach verwijst naar hemelse ordeningen.
Hoe kan het dat Enquist, die alles over Bach wil weten en alles wil verklaren, dit niet benoemt? Eigenlijk maakt het deze roman extra interessant; terwijl Enquist niet schrijft over deze diepgelovige dimensie van de componist, heeft de lezer alle gelegenheid dit zelf te bedenken. Het zal niet zo zijn bedoeld, maar als je over Bach leest en schrijft is het onmogelijk zijn mystiek-spirituele kant te missen. Dat Enquist zich zeer tot Bach aangetrokken voelt zegt misschien meer dan ze ons wil doen geloven.
Sterk
Hoe goed alles in deze roman ook is bedacht, de muziek van Bach is zo sterk, feitelijk kan daar geen verhaal tegenop. Muziek van zulk een grote schoonheid kan eigenlijk geen verhaal verdragen. En wint het van alles van wat er nadien nog over gezegd en geschreven wordt.
N.a.v. ”Contrapunt”, door Anna Enquist; uitg. De Arbeiderspers Amsterdam/Antwerpen, 2008; ISBN 978 90 295 6675 9; 205 blz.; € 18,95.