Mensenrechten
Een feestje is te veel van het goede, maar het is wel van belang stil te staan bij de zestigste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Het stuk verrees uit de as van Auschwitz en was bedoeld om de wereld in de toekomst te behoeden voor een Derde Wereldoorlog. Wanneer landen en volken het samen eens zouden zijn dat elk mens vrije, onvervreemdbare rechten heeft, konden conflicten binnen de perken van het redelijke worden opgelost.Dat optimisme is inmiddels wel omgeslagen in pessimisme. Sinds 1945 zijn vele meningsverschillen tussen naties en etnische groepen uitgelopen op bloedige tonelen. Nooit meer oorlog bleek voortdurend oorlog te zijn. Dat alleen al is reden genoeg om vandaag niet euforisch te zijn.
Daarnaast blijken de verschillende rechten die in de verklaring zijn vastgelegd met voeten te worden getreden. Volken in Azië en Afrika zuchten nog steeds onder regimes die de mensenrechtenregels naar hun hand zetten. De recente gruwelijkheden in Congo zijn daarvoor een bewijs.
Ook de christenvervolging in islamitische landen en in China laat zien dat de verklaring op flagrante wijze geschonden wordt.
Al staat de handtekening van regeringen onder de overeenkomst uit 1948, in de praktijk blijkt opgedroogde inkt weinig waard. Dat roept geen feeststemming op, maar eerder een gevoel van treurnis.
Met die mislukkingen en overtredingen van de afspraken, is de verklaring als zodanig echter niet waardeloos geworden. Ze biedt de internationale gemeenschap de mogelijkheid regeringen, landen en volken aan te spreken op hun handelen. Dat morele appel wordt wellicht vaak in de wind geslagen, maar het moet wel worden gehoord. Anders woekert het kwaad zonder een protest voort.
Het is ook van belang dat er afspraken onder volken zijn hoe mensen met elkaar behoren om te gaan en welke vrijheden onvervreemdbaar bij hen horen. De erkenning daarvan biedt mensen de ruimte om te leven. Daarom worden die vrijheden ook omschreven in de constituties van de individuele lidstaten.
Het probleem is echter dat de verklaring geen ijkpunt biedt voor die vrijheden zelf. Zo krijgen ze het karakter van onaantastbaarheid in zichzelf. De vrijheid van meningsuiting is bijvoorbeeld een groot goed. Maar als die niet begrensd wordt, dan biedt ze alle ruimte om te kwetsen. De lopende discussie over godslastering die woensdag in de Kamer wordt gevoerd, is daar een sprekend voorbeeld van.
Van Nederlandse zijde is in 1948 geprobeerd om in de preambule van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens een passage op te nemen waarin de Naam van God werd genoemd. Dat voorstel is gesneuveld. Maar daarmee is ook een ijkpunt voor de individuele vrijheden verloren gegaan.
Op grond van de Bijbel kan worden gezegd dat mensen tegenover elkaar rechten en vrijheden hebben. Maar die zijn altijd onderworpen aan Gods wet. Dat element wordt node in de verklaring gemist. Daarom vandaag geen oproep tot een feest, maar wel tot de noodzaak tot bezinning.