Cultuur & boeken

De dichter van ”Paradise Lost”

Het schrijven van een biografie over John Milton (1608-1674), auteur van het grootse epos ”Paradise Lost” en onvermoeibaar strijder voor politieke vrijheid, is geen sinecure. Brieven en dagboeken liet Milton niet na, meer dan de helft van zijn poëzie schreef hij in het Latijn en de receptiegeschiedenis van zijn literaire nalatenschap is uiterst divers.

Dr. Henk Dijkgraaf
10 December 2008 07:33Gewijzigd op 14 November 2020 06:53
Tijdens de burgeroorlogen in de jaren veertig van de zeventiende eeuw en tijdens het bewind van Cromwell in de jaren vijftig wierp de dichter John Milton zich op als hoeder van de politieke en religieuze vrijheden van de Engelse natie. Aan de lopende band
Tijdens de burgeroorlogen in de jaren veertig van de zeventiende eeuw en tijdens het bewind van Cromwell in de jaren vijftig wierp de dichter John Milton zich op als hoeder van de politieke en religieuze vrijheden van de Engelse natie. Aan de lopende band

Het vergt ook enige moed om aan de vijf biografieën die er sinds 2000 (!) reeds verschenen een zesde toe te voegen. En dan is er ook nog de afstand in tijd: Milton kwam 400 jaar geleden ter wereld. Zoals Samuel Johnson schreef in zijn ”Life of Milton”: „Zij die slechts in staat zijn het verleden te beoordelen aan de hand van het heden, moeten hun eigen conclusies in twijfel trekken.”Anna Beer trok toch de stoute schoenen aan en publiceerde eerder dit jaar ”Milton. Poet, Pamphleteer & Patriot”. Nieuwe feiten staan er niet in, maar het is wel een erudiet boek, met verve geschreven en gelardeerd met (soms) briljante analyses van Miltons dichtwerken. Maar de biografie vertoont ook ernstige gebreken.

John Milton werd op 9 december 1608 geboren te Londen, als zoon van een geldmakelaar. Hij studeerde aan Christ’s College, Cambridge. Zijn weelderige, krullende haarlokken leverden hem -volgens de overlevering- de bijnaam ”Lady of Christ” op. Reeds in zijn studententijd schreef hij poëzie, in het Engels, het Latijn en het Italiaans, waaronder het prachtige ”On the Morning of Christ’s Nativity”.

Na zijn studie trok hij zich terug in het landhuis van zijn vader in Buckinghamshire, waar hij zich van 1632 tot 1638 volledig richtte op de studie van de klassieken. Onderwijl schreef hij enkele gedichten die we nog steeds in elke bloemlezing van de Engelse poëzie aantreffen, zoals het liefelijke ”L’Allegro” en het melancholieke ”Il Penseroso”.

De dood van zijn studievriend Edward King in 1637 luidde het einde van zijn retraite in en zette hem aan tot het schrijven van het pastorale gedicht ”Lycidas”, waarin hij uiting geeft aan zijn roeping tot het dichterschap.

Pamfletten
Het volgende jaar reisde hij door Italië, waar hij verwijlde met kunstenaars en intellectuelen. In 1639 ontviel hem zijn beste vriend, Charles Diodati, en in hetzelfde jaar riep het aanzwellende conflict tussen Karel I en zijn parlement hem terug naar Engeland.

Tijdens de burgeroorlogen in de jaren veertig en tijdens het bewind van Cromwell in de jaren vijftig wierp Milton zich op als hoeder van de politieke en religieuze vrijheden van de Engelse natie. Hij publiceerde aan de lopende band pamfletten: tegen de censuur (het meesterlijke ”Areopagitica” in 1644) en tegen de episcopale kerkregering, maar ook pamfletten voor het recht op scheiding (ongetwijfeld ingegeven door zijn ongelukkige eerste huwelijk) en voor de doodstraf voor tirannen (Karel I werd in 1649 onthoofd). Onder Cromwell diende hij als Latijns secretaris, ondanks dat hij ergens tussen 1651 en 1652 blind was geworden.

Met de restauratie van de monarchie in 1660 was het republikeinse experiment ten einde en een zwaar teleurgestelde Milton was gedwongen zich terug te trekken uit het publieke leven. Hij verweet zijn landgenoten slaafse vrees, intellectuele nalatigheid en een gebrek aan mentale veerkracht. Een gelukkige bijkomstigheid was wel dat hij zich eindelijk kon wijden aan zijn roeping tot het dichterschap.

Reeds rond 1655 had Milton besloten een epos te schrijven. Hij dacht daarbij in eerste instantie aan de Arthurlegende, maar al spoedig koos hij voor een universeler thematiek: de zondeval. Het resulteerde in 1667 in de publicatie van ”Paradise Lost”, een gedicht van meer dan 20.000 regels waarover literaire critici al eeuwenlang verdeeld zijn.

Dankzij een ijzeren ritme (hij ging om negen uur ’s avonds naar bed, stond ’s zomers om vier uur en ’s winters om vijf uur op), publiceerde Milton, ondanks blindheid en jicht, nog belangrijke werken als ”Paradise Regained” en ”Samson Agonistes”. Milton overleed in 1674 en werd begraven in zijn parochiekerk, St. Giles Cripplegate.

Gevoeligheid
Het oplepelen van bovenstaande feiten is uiteraard niet Anna Beers verdienste. Die zijn in elke serieuze encyclopedie aan te treffen. De mens John Milton leren we ook niet echt kennen, daarvoor zijn er te weinig privédocumenten beschikbaar.

Anna Beers verdienste zit ’m in haar uitzonderlijke kennis van de politieke en sociale geschiedenis. Daaraan danken wij een portret van Milton dat slechts in het Engeland van de zeventiende eeuw gestalte kon krijgen.

Daarbij bezit Anna Beer een fijnzinnige gevoeligheid voor poëzie. Haar analyse van ”Paradise Lost” heeft helaas iets onbestemds, wat op zich niet vreemd is voor zo’n lang gedicht, maar na lezing herinner je je er niet veel van. Te zeer leest ze ”Paradise Lost” vanuit het perspectief van Miltons politieke desillusies. Daarmee raakt ze natuurlijk een gevoelige snaar, omdat de Satan als alter ego voor Milton zou kunnen doorgaan. Dichterlijke roeping veronderstelt echter dat niet de omstandigheden, maar het visionaire een dichtwerk bepalen. Wellicht ben ik te veel platonist en romanticus, maar ik weiger toe te geven aan historicisme.

Indrukwekkend is Beers interpretatie van ”Paradise Regained” en ”Samson Agonistes”. In ”Paradise Regained” weet de Satan geen raad met de Zoon, terwijl de Zoon zich niet volledig bewust is van Zijn status. Dankzij de verleidingen van de Satan komt de Zoon tot het bewustzijn van Zijn roeping om te zijn de Heiland der wereld te zijn. Tegelijkertijd opent de Zoon een nieuw venster: de mens die zichzelf regeert. Optimistisch gedacht, wellicht, maar de ultieme gerechtigheid heeft zich in de geschiedenis geopenbaard.

Politieke agenda
Helaas blijkt Anna Beer ook een politieke agenda te hebben. Vooreerst blijkt dat uit haar weergave van de vriendschap tussen Milton en Charles Diodati. Ze interpreteert die ronduit als homo-erotisch. Dat Milton aan zijn vriendschap uiting geeft in termen van herenliefde is evident. Maar dat Milton een idioom hanteert dat wel eens metaforisch van aard zou kunnen zijn, lijkt aan Beer voorbij te gaan.

Voorts geeft ze wel buitensporig veel aandacht aan het lot van Miltons dochters. Werden ze het huis uitgejaagd door Miltons derde vrouw? Was Milton zelf misschien een weinig beminnelijke vader? We zullen het nooit weten, maar Beer kan het maar niet verkroppen dat Milton zijn dochters geen betere opleiding bezorgde. Dat is merkwaardig want waarom zou het de dochters van Milton anders vergaan zijn dan andere vrouwen in de zeventiende eeuw? Trouwens, als Beer Miltons ”Of Education” beter gelezen had, dan had ze de kwestie een stuk eenvoudiger kunnen uitleggen.

Beer geeft er blijk van de zeventiende eeuw als haar broekzak te kennen, maar ze lijkt zich er niet in thuis te voelen. Dat hoeft natuurlijk ook niet, maar het verleden de maatstaven van de eenentwintigste eeuw opleggen geeft geen pas. Daardoor ervaart de lezer een voortdurend gevoel van vervreemding dat de kennismaking met John Milton in de weg staat.

N.a.v. ”Milton. Poet, Pamphleteer & Patriot”, door Anna Beer; uitg. Bloomsbury, Londen, 2008; 978 07 4758 425 4; 480 blz.; £ 15,-.


Opvoeden tot standvastige pilaren van de staat

Met het schrijven van het traktaat ”Of Education” (1644) voegde Milton zich in een lange rij van Europese denkers die zich over onderwijs hadden uitgelaten. Milton kon bogen op eigen ervaring, zowel praktisch als theoretisch. Op het praktische vlak had hij zich ontfermd over de opvoeding van twee van zijn neefjes en op het theoretische vlak mengde hij zich in de toenmalige discussies over de onderwijsmethode van de Moravische geleerde Comenius, die in 1641 Engeland had bezocht en tot wiens vriendenkring een zekere Samuel Hartlib behoorde. Het was deze Samuel Hartlib die zich tot Milton wendde voor een verhandeling over ”true learning”.

Van meet af aan is duidelijk dat Milton zich laat leiden door het grootse ideaal van de renaissance en het humanisme: de universele mens. Van meet af aan is eveneens duidelijk dat, wat Milton betreft, onderwijs iets is voor jongens en mannen. Onderwijs is er uiteindelijk ten dienste van het publieke leven en is erop gericht ”standvastige pilaren van de staat” voort te brengen.

Maar hoewel onderwijs het publieke leven dient, dient het allereerst persoonlijkheden te vormen. Een gezonde samenleving breng je nu eenmaal niet met externe middelen en politieke besluiten tot stand.

Het doel, daarom, van kennis is het herstellen van de ruïne van onze eerste ouders, door God opnieuw recht te leren kennen en vanuit die kennis Hem lief te hebben, Hem na te volgen, Hem gelijk te zijn, zo veel als ons mogelijk is, door onze ziel te bezitten in ware deugd, die, verenigd met de hemelse genade van het geloof, de hoogste volmaaktheid uitmaakt.

Pas wanneer Milton uitgangspunt en doelstelling heeft geformuleerd, wijdt hij zich aan de inhoud van het curriculum, iets waarvan mensen die zich heden ten dage onderwijskundigen noemen nog iets kunnen leren.

In lijn met de ideeën van Comenius zoekt Milton aan te sluiten bij de vermogens van het kind – wat nog iets anders is dan het kind centraal stellen, zoals Anna Beer suggereert in haar biografie. De kinderen Grieks en Latijn leren, jawel, maar niet door hen dingen uit het hoofd te laten leren of te laten opschrijven die ze niet begrijpen. Dat is als het plukken van onrijp fruit.

Niet minder desastreus is het volgens Milton kinderen kennis te laten maken met de abstracties van logica en metafysica terwijl ze nog zozeer steunen op hun zintuigen. Dat leidt onvermijdelijk tot afkeer en minachting van wijsheid en wetenschap. Het resultaat zijn dominees die grossieren in onkunde, rechters die uit zijn op gewin, politici die zich laten leiden door vleierij en luie buiken voor wie gemakzucht de hoogste deugd is.

Wat dan wel? Milton herhaalt nog maar eens wat hij onder ”genereus” onderwijs verstaat: „dat wat een mens in staat stelt alle plichten, beide privaat en publiek, van oorlog en vrede rechtvaardig, bekwaam en grootmoedig te vervullen.”

Vervolgens ontvouwt Milton een duizelingwekkend curriculum, te beginnen natuurlijk met een goede grammatica van het Latijn (wel graag op z’n Italiaans uitgesproken). Lezen vormt daarna de hoofdmoot, maar het leesprogramma moet wel zorgvuldig opgebouwd worden. Eerst een „easy and delightful” boek, Plutarchus of Quintilianus bijvoorbeeld, dan klassieke werken over de natuurfilosofie –van geografie tot astronomie– en daarna de eenvoudiger dichtwerken. ’s Avonds is er tijd om de Schrift te bestuderen. Ondertussen hebben de leerlingen zich natuurlijk ook het Grieks eigen gemaakt.

Dan is het moment aangebroken om de „nog jonge en plooibare affecten” te leiden door de moraalfilosofische boeken van Plato, Xenofon, Cicero, Laertius en anderen. Leerlingen zijn nu oud en wijs genoeg om ingewijd te worden in „de kennis van de deugd en de afkeer van de ondeugd.”

Is die basis gelegd, dan is het tijd om leerlingen de grondbeginselen van politiek, economie en recht bij te brengen, uiteraard aan de hand van de klassieke schrijvers. Milton gaat ervan uit dat leerlingen in een verloren uur Italiaans geleerd hebben, zoals hij er ook van uitgaat dat ze bij het bestuderen van de theologie het Hebreeuws bij de hand hebben.

Daarna volgen de heldendichten van Homerus en Vergilius en de grote tragedies van Euripides en Sofokles, afgewisseld met een enkele komedie.
Pas nadat de leerlingen geoefend zijn in de regels van de logica en de retorica mogen de leerlingen zich wagen aan eigen composities. Grenzeloos experimenteren is er niet bij; het schrijven van een gedegen stuk vereist nu eenmaal een „universeel inzicht.”

Maar ook zaken van praktischer aard horen bij goed onderwijs. Leerlingen moet het zwaard leren hanteren, leren paardrijden, musiceren, genieten van de natuur, alles te weten komen over de landbouw, de bouw van steden en de constructie van havens. In tijden van oorlog moeten ze een leger kunnen aanvoeren, in tijden van vrede moeten ze het land kunnen besturen.

Dit veelomvattende programma moet worden afgewerkt tussen het twaalfde en het eenentwintigste levensjaar, onder leiding van een inspirerende leraar. Niet iedereen, waarschuwt Milton, is hiervoor geschikt. Om „met deze boog te schieten” zijn „zenuwen” vereist die eens Homerus gaf aan Odysseus.


„De ware christenpelgrim wordt beproefd”

”Areopagitica” van de Engelse dichter John Milton is een klassieker. Het boek ademt een klassieke geest, en tegelijkertijd is het de geboorteakte van een modern verworven recht.

Al in 1644 begon Milton te twijfelen aan de intenties van het parlement in zijn strijd tegen Karel I. De burgeroorlog was nog verre van beslist en het republikeinse ideaal leek aan allure in te boeten. In september 1643 had het parlement een overeenkomst gesloten met de gestaalde Schotse covenanters, wat de positie van de presbyterianen in het parlement versterkte en de kans op een rigide vorm van kerkregering aanmerkelijk vergrootte. Diezelfde presbyterianen hadden Milton openlijk aangevallen vanwege zijn pamfletten ten faveure van het recht op echtscheiding. Deze ontwikkelingen deden Milton het ergste vrezen: dat de vrijheid van meningsuiting aan banden zou worden gelegd en dat met de intrede van censuur het republikeinse ideaal zou vervliegen.

Daarom publiceerde Milton in 1644 zijn ”Areopagitica”, een hartstochtelijk pleidooi voor de vrijheid van het woord, geschreven in wonderschoon proza. Hij schreef het „om dit actieve mysterie van onwetendheid en kerkelijke slavernij te voorkomen, dat onder nieuwe vormen en vermommingen opnieuw onder ons begint te groeien.” Censuur was voor Milton onlosmakelijk verbonden met ”onwetendheid”, een beladen woord omdat het verwees naar paaps obscurantisme. Kerkelijke slavernij lag dus op de loer, en was het conflict tussen koning en parlement niet tot uitbarsting gekomen toen Karel I de Kerk van Engeland een naar Rome riekende liturgie wilde opleggen?

De leidende gedachte in de ”Areopagitica” is dat leven nooit volmaakt zal zijn, dat er gebreken kleven aan elk politiek systeem, „maar wanneer klachten vrijelijk worden gehoord, zorgvuldig overwogen en snellijk hervormd, dan is de uiterste grens van burgerlijke vrijheid bereikt waar wijze mensen naar streven.” Censuur daarentegen leidt onverbiddelijk tot „grove conformistische stompzinnigheid” en „onnadenkende gemakzucht.” Deze dociliteit speelt machtswellustige politici in de kaart, types als Karel I dus. Daarbij, een wijs mens zal beter gebruikmaken van een lichtzinnig pamflet dan een dwaas van een theologisch traktaat.

Men moet bedenken, aldus Milton, dat boeken geen dode dingen zijn. Boeken „hebben een potentie van leven in zich die even actief is als de ziel wier nakomelingen ze zijn.” Met dit argument lijkt Milton zijn tegenstanders van vuurwerk te voorzien, maar dat is slechts schijn. Natuurlijk kunnen boeken gevaarlijk zijn, maar het middel van censuur is erger dan de kwaal: „men zou bijkans net zo goed een mens kunnen doden als een goed boek.” Het vernietigen van een boek is een vorm van doodslag of zelfs martelaarschap. Het vernietigen van een hele editie is niet minder dan een bloedbad! Boeken bevatten de „adem van de rede zelf” en overstijgen daarmee het leven in onsterfelijkheid.

Tijdens de jaren van de Engelse burgeroorlog kwam er een stortvloed van pamfletten en traktaten op de markt, niet het minst van radicale groeperingen als de diggers en de levellers. Waar halen de autoriteiten eigenlijk de mensen vandaan om al deze geschriften vooraf te screenen? En wie beoordeelt of deze mensen de wijsheid bezitten om elk geschrift op zijn merites te beoordelen? Bovendien, iedereen weet dat het vooral de „ongeschreven tradities” zijn waarin radicale of sektarische ideeën floreren. Verspreidde het christelijk geloof zich niet over heel Azië nog voor dat er een evangelie of apostolische brief geschreven was?
Censuur of geen censuur, het goede en het kwade, de deugd en de ondeugd zullen er altijd zijn. En hier laat Milton zijn pragmatische argumenten achter zich en komt hij tot de pointe van zijn verhaal:

„Hij die het kwaad met al zijn verlokkingen en schijnbare genoegens kan doorgronden en in acht nemen, en niettemin afwijst, en niettemin onderscheidt, en niettemin datgene prefereert wat werkelijk beter is, hij is de ware christenpelgrim. (…) Voorzeker, wij brengen geen onschuld mee in deze wereld, wij brengen veeleer onzuiverheid. Dat wat ons zuivert is beproeving, en beproeving is er dankzij haar tegendeel.”

Dit is Milton op z’n best. Mochten de presbyterianen Milton ervan verdenken een te optimistisch mensbeeld te koesteren, dan neemt Milton hen de wind uit de zeilen: „Wij brengen veeleer onzuiverheid mee.”

De weg van de „ware christenpelgrim” is er een van beproeving en ”mannelijke” deugdzaamheid wordt niet in een klooster geboren. Milton eindigt zijn ”Areopagitica” dan ook met een visioen van een door beproeving gezuiverde Engelse natie: „Mij dunkt dat ik mijn geest een edele en machtige natie zie die zich als een sterke man wakker schudt uit zijn slaap, heen en weer schuddend met zijn onoverwinnelijke lokken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer