Grenzen aan stimuleringsbeleid
De monetaire en fiscale autoriteiten doen er alles aan om de recessie een halt toe te roepen. Maar langzamerhand stuiten zij op grenzen. Zij hebben op sommige terreinen straks alle kruit verschoten.
De Europese Centrale Bank (ECB) besloot donderdag tot opnieuw een verlaging van de officiële rente. Die staat nu op 2,5 procent. In de VS bedraagt hij 1,0 procent en in Japan slechts 0,3 procent. Met laatstgenoemde percentages nadert daar snel de absolute bodem. Overigens: door de moeilijke positie waarin de banken verkeren, hapert de effectiviteit van het rentewapen toch al.Overheden van hun kant proberen de groei aan te zwengelen via uitgavenvergroting en lastenverlichting. Keynes, de vermaarde econoom die in de jaren dertig het stimuleringsrecept uitschreef om de crisis van toen te overwinnen, is terug op het politieke toneel. De EU-ministers van Financiën schaarden zich enkele dagen geleden achter het noodplan van Brussel dat voorziet in een injectie van 200 miljard euro. De regeringsleiders doen volgende week op hun decembertop hetzelfde.
Ze hoeven daar niet lang over te kibbelen, want strikt genomen vloeit er voor hen geen enkele verplichting uit voort. De Unie beschikt op dit beleidsgebied namelijk niet over dwingende bevoegdheden. Het door de Europese Commissie vervaardigde conjunctuurprogramma oogt een grootse actie, maar het behelst weinig meer dan de optelsom van de maatregelen die de afzonderlijke lidstaten treffen. In hoeverre het wat voorstelt, hangt helemaal af van de bereidwilligheid van elk van de 27 om er, afgestemd op hun specifieke individuele situatie, concrete invulling aan te geven.
Ook hier zijn er grenzen. De komende jaren zullen landen ongetwijfeld flinke problemen krijgen om het huishoudboekje van de staat op orde te houden. Minder economische activiteit betekent minder belastingopbrengsten. Financiële tegenvallers zijn onvermijdelijk. In Nederland bijvoorbeeld zijn de uitgangspunten van de op Prinsjesdag gepresenteerde begroting, onder meer wat betreft de prognose van groei en olieprijs, volledig achterhaald.
Als plafond voor het tekort fungeert het stabiliteitspact. Dat is geïntroduceerd toen de euro zijn intrede deed, bedoeld om het vertrouwen in de soliditeit van de munteenheid te waarborgen. Volgens de daarin opgenomen voorschriften mag het negatieve saldo niet stijgen tot boven de 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
Deze spelregels blijven intact, althans dat hebben de ministers afgesproken. De EU zal alleen bij de beoordeling enige soepelheid betrachten, maar die ruimte bieden de bepalingen op dit vlak; in uitzonderlijke omstandigheden, zoals het heet, is dat mogelijk. Inmiddels raamt Frankrijk echter voor 2009 al een tekort van 3,9 procent, liet het een dezer dagen weten. Dan praten we toch eigenlijk niet meer over een beperkte overschrijding.
Maar goed, voorlopig wijzigt het regime formeel dus niet en dat lijkt een verstandige aanpak. We kunnen nu wel veel geld inzetten om de bedrijvigheid aan te jagen, maar daar betalen we later met z’n allen de rekening voor. Zo’n stimuleringsbeleid is niet gratis. Uiteindelijk moet het opgebracht worden door de burgers.
We herinneren aan het verleden. Na de enorme tekorten in de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig volgde er een lange periode van voortdurend forse bezuinigingen om de collectieve financiën te saneren. Het verdient aanbeveling een herhaling hiervan te vermijden.
Wat we in ieder geval weer eens leren, is dat we in gunstige tijden moeten zorgen voor een overschot. Dan beschikken we als het slechter gaat over voldoende reserves om wat extra’s te doen. Diverse landen, zoals Frankrijk, hebben dat principe in de voorbije jaren helaas genegeerd.