„Tweeverdiener kan tegenslag niet aan”
De sociale zekerheid moet nodig op de schop. „We maken een grote omslag van een eenverdieners- naar een tweeverdienersmaatschappij. Onze werksituatie is er helemaal niet op ingericht dat er calamiteiten in de privé-sfeer gebeuren”, stelde directeur S. Dekker van de werkgeversorganisatie AWVN dinsdag.
Als een werknemer plotseling voor een ziek kind of partner moet zorgen, is dat volgens Dekker binnen een bedrijf en voor de werknemer algauw een organisatorisch probleem.
Tijdens het congres ”Het nieuwe werken” in Amsterdam kreeg Dekker dinsdag bijval van vice-voorzitter K. Roozemond van de FNV. „We hebben te maken met nieuwe sociale risico’s. De moeilijkheid draait vooral om verdeling van de tijd voor werken, leren, zorg en de financiering daarvan.”
Het huidige sociale stelsel past niet meer bij de levensloop van de huidige werknemer, meende ook professor F. Leijnse. Hij is hoogleraar openbaar bestuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en tevens kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER). De bedoeling is dat werknemers- en werkgeversorganisaties in de SER begin volgend jaar met een advies komen over nieuw levensloopbeleid aan het kabinet.
Volgens de professor kende tot 1970 de gemiddelde werknemer nog een vast arbeidspatroon dat bestond uit: eerst naar school om te leren, dan werken en vervolgens rusten met je pensioen. Anno 2002 is nauwelijks meer een gemiddelde werknemer te vinden en lopen leren, werken en rusten veel meer door elkaar heen: werken tijdens de studie, een sabbitical leave, zorgverlof en bijscholing in de werkzame periode.
Leijnse pleit voor een zogeheten driepijlermodel -vergelijkbaar met de wijze waarop pensioenen in Nederland zijn geregeld- om meer in te spelen op de individuele levenslopen van mensen.
In de eerste pijler zou de overheid alleen nog moeten zorgen voor een basisvangnet tegen bijvoorbeeld werkloosheid en ziekte. De tweede poot is meer een mengvorm van sparen en verzekeren, waarbij de werknemer en werkgever samen proberen via bijvoorbeeld CAO-afspraken in te spelen op onvoorziene situaties. Bij de derde voorziening bepaalt de werknemer zelf of hij zich wil bijverzekeren voor ziekte of dat hij wil sparen voor verlofdagen.