Religieus verbond tegen aids
In de kathedraal van de Nigeriaanse stad Jos hangen bij de ingang twee bordjes onder elkaar. Het eerste is een ”gsm-alert”: ”Doe uw mobiele telefoon uit. U bent nu voor het aangezicht van God. Geef Hem respect, Habakuk 2:20”. Het tweede is een oproep aan de gemeenteleden zich te laten testen op aids. De kerk en de moskee zijn in Nigeria niet weg te denken als schakels voor aidsprogramma’s. „Iedereen in Nigeria is religieus”, zegt de Amerikaanse hoogleraar Danny McCain. Hij ontwikkelde een op geloof gebaseerd aidsprogramma. Voor christenen én moslims.
Het eerste geval van besmetting met het hiv-virus kwam in Nigeria in 1986 aan het licht. Inmiddels zijn zeker 2,6 miljoen mensen in het land met het virus besmet. Dat is absoluut gezien een zeer groot aantal, maar het is toch niet meer dan 3,1 procent van de bevolking tussen de 15 en de 49 jaar en daarmee spant het 140 miljoen inwoners tellende land zeker niet de kroon in Afrika. Volgens cijfers van Unaids is in Swaziland niet minder dan 26,1 procent van de 15- tot 49-jarigen met het virus besmet en in Botswana 23,9 procent. In die landen heeft het virus het hardst toegeslagen, maar ook een groot land als Zuid-Afrika kent een percentage van 18,1 procent.Opmerkelijk is dat de noordelijke islamitische landen van Afrika vrijwel allemaal bijzonder lage percentages hiv/aidsslachtoffers kennen. Ook in Nigeria liggen de staten met de hoogste percentages slachtoffers in het christelijk-animistische zuiden. „Toch is het beslist niet zo dat aids onder moslims niet voorkomt”, zegt Umar Farouk, die als aidsvoorlichter actief is in met name de noordelijke moslimgemeenschappen in het land. Farouk werkt als moslim samen met christenen in een „op geloof gebaseerd aidsprogramma.”
In een vergaderzaal van de Grote Moskee in de stad Jos, Midden-Nigeria, erkent Farouk dat er lange tijd sprake was van grote scepsis in de moslimgemeenschap over de ziekte aids. „Wij dachten dat het concept aids een uitvinding van het Westen was om invloed te krijgen in de islamitische wereld. Het Westen zou zo de seksuele moraal van de moslims willen veranderen om de bevolkingsgroei in islamitische landen terug te dringen.”
Farouk ondervond de nodige weerstand toen hij acht jaar geleden met zijn werk begon en onomwonden zei dat dergelijke gedachten onzin waren. „Het begin was heel moeilijk. Ik werkte ook nog eens samen met westerse mensen. Dus voor velen was het duidelijk: dat kan niet goed zijn, die Farouk is betoverd.” Farouk werd zelfs acht maanden uit zijn functie in de moskee ontheven.
De aidswerker liet zich echter niet uit het veld slaan en probeerde ingang te krijgen via het islamitische gedachtegoed. „In de traditie van de profeet Mohammed, zijn naam zij gezegend, zeggen we dat er voor elke ziekte, uitgezonderd de dood, een medicijn is. We kunnen dan nog wel een verschillende visie hebben op het ontstaan van de ziekte, maar negeren is voor een goede moslim geen optie.”
Voor Farouk is het duidelijk dat het aidswerk in een land als Nigeria niet buiten de religies om kan. „Je moet hier naar een argument in de heilige boeken zoeken, anders luistert er niemand. Daarvoor is dus diepgaande studie van die boeken nodig.”
Vrouwen
Farouk geeft aan dat er in acht jaar tijd zeer veel is veranderd. „In de meeste moskees in het noorden, zeker in de stedelijke gebieden, kan ik openlijk komen spreken over seksualiteit.” Traditioneel ligt het gesprek over seksualiteit zeer gevoelig in de moslimgemeenschap, evenals het aankaarten van de positie van de vrouw. „We zijn er nog niet, maar ik durf te zeggen dat de vrouw mondiger is geworden.” Doordat een moslimman in Nigeria vier vrouwen mag hebben, kan de besmetting van de man snel overgaan op alle vrouwen. Farouk: „Als de status van de man bekend is, moet de vrouw de kennis en de mondigheid hebben gemeenschap te weigeren.”
Steeds meer moslims laten zich testen op aids, aldus de aidswerker. „Aanvankelijk weigerden de meesten dat. Toch is er vanuit het moslimgeloof veel voor te zeggen. Zo is gezondheid in de islamitische wereld een van de voorwaarden voor het huwelijk. Daar proberen we op in te haken door te zeggen dat er dan toch ook getest moet worden op hiv/aids. Dat blijkt te werken.”
Farouk zegt dat zijn werk inmiddels zo geaccepteerd is, dat mensen zelf naar hem toekomen voor informatie of hem vragen voor de moskeegemeenschap te komen spreken. Hij heeft de indruk dat de grote meerderheid -hij schat 70 procent- van de Nigeriaanse moslims het probleem van hiv/aids inmiddels erkent.
Het aidswerk onder Nigeriaanse moslims staat niet op zichzelf, geeft Farouk aan. Er zijn contacten met islamitische aidswerkers in landen als Zuid-Afrika, Algerije en Ethiopië om ervaringen en ideeën uit te wisselen.
Moraal
De stuwende kracht achter het op geloof gebaseerde aidsprogramma waarbij Farouk betrokken is, is de Amerikaanse hoogleraar McCain, die al meer dan twintig jaar in Nigeria woont. Hij is als hoogleraar godsdienst en Nieuwe Testament verbonden aan de universiteit van Jos, maar reist ook door heel Nigeria voor ’zijn’ aidsprogramma.
In een restaurantje aan de hoofdstraat van Jos vertelt hij enthousiast over zijn project. Hij heeft een lesmethode over aids ontwikkeld die godsdienstleraren op middelbare scholen in hun lessen kunnen gebruiken. McCain: „Op alle openbare scholen wordt godsdienstonderwijs gegeven. Er zijn lessen voor protestanten en katholieken samen en voor moslims. Daarom hebben we twee methodes ontwikkeld: een islamitische en een christelijke.”
De kern van de programma’s komt overeen, zegt McCain. „We denken op dit gebied in moreel opzicht vrijwel hetzelfde. Alleen zijn er in de islamitische methode Koranteksten geciteerd en stukken van imams, en in de christelijke variant Bijbelteksten en verdiepingsmateriaal van christelijke auteurs.”
McCain signaleerde dat een groot deel van de aidsproblematiek teruggevoerd kan worden op de moraal. „Wanneer we de jeugd zover krijgen dat ze seksualiteit alleen binnen het huwelijk een plaats geven, kunnen we het aantal gevallen met 50 procent terugdringen”, stelt de hoogleraar. „Daarmee vertellen we alleen maar iets dat aansluit bij de godsdienstige achtergrond van de jongeren. Nigeria is door en door religieus.”
Over condooms wordt tijdens de lessen dan ook niet gepraat. „Dat zou alleen maar als een excuus fungeren om anders met seksualiteit om te gaan.” McCain erkent dat een deel van de jeugd toch seksueel actief is, maar dat rechtvaardigt volgens hem niet om over condooms uit te weiden. „Allereerst moeten we niet vergeten dat jongeren veel meer weten dan we denken. De nadruk op condoomgebruik is bij veel organisaties overgeaccentueerd. Daarnaast leren wij dat onthouding het beste is en dat sluit ook het meest aan bij de cultuur hier. Het is zelfs wettelijk verboden op scholen te leren hoe een condoom gebruikt moet worden. Ik ben niet absoluut tegen het gebruik van condooms, maar het is onze boodschap niet.”
Vooroordelen
De boodschap van McCain lijkt in Nigeria nog niet diep doorgedrongen. De Amerikaanse voorganger in de dienst van de Church of Christ in Jos, ontstaan vanuit zendingswerk van de Amerikaanse Christian Reformed Church, last een kleine anekdote in zijn preek in. Hij vertelt dat er pas een pastor bij hem kwam om zich te laten testen op hiv/aids. „Ik dacht dat het een overbodige vraag zou zijn, maar vroeg hem toch voorzichtig of hij misschien met andere vrouwen dan met zijn eigen vrouw geslapen had. Weet u wat hij zei?” vraagt de voorganger zijn gemeente retorisch. „Weet u wat hij zei? Ja, natuurlijk!” Hij is even stil. „Ik ben van nature een vreedzaam mens, maar had de neiging hem bij zijn nekvel te pakken en flink door elkaar te rammelen. Hoe kun je dat nu doen?” De gemeente lacht om het voorval, het is blijkbaar herkenbaar.
McCain is zich ervan bewust dat er nog een lange weg te gaan is. „Er zijn nogal wat vooroordelen over aids. Het wordt wel gekscherend weergegeven als ”American Initiative to Discourage Sex”.” De hoogleraar krijgt echter overheidssteun voor zijn programma en geeft op kosten van de staat overal in het land trainingen aan leraren. „Dat zijn gezamenlijke trainingen van christelijke en islamitische godsdienstdocenten. Een bijkomstig voordeel is dat christenen en moslims dichter bij elkaar komen. Het is een initiatief voorbij de dialoog. We werken concreet samen en dat gaat ontzettend goed.”