Belastingadviseur loopt risico onder nieuwe regeling
Medeplegers van een strafbaar feit kunnen naar verwachting vanaf 1 januari een fiscale boete opgelegd krijgen. Belastingadviseurs en aangiftemedewerkers lopen onder deze nieuwe regeling een risico, stellen mr. Arjo van Eijsden en mr. Carl van Suchtelen. De regering moet daarover snel duidelijkheid verschaffen.
Het is de bedoeling dat op 1 januari het wetsvoorstel Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking treedt. Dit wetsvoorstel beoogt te komen tot een verdere uniformering van het bestuursrecht, waarvan ook het belastingrecht deel uitmaakt.In de Vierde tranche Awb wordt onder meer het boeterecht geregeld. Een van de opvallende onderdelen hiervan is het voorstel om ook aan medeplegers van een strafbaar feit een fiscale boete te kunnen opleggen. In de toelichting op het wetsvoorstel is in dit kader onder meer de belastingadviseur als voorbeeld genoemd. Als bijvoorbeeld een belastingadviseur samen met de klant opzettelijk een onjuiste aangifte indient, krijgt niet alleen de klant een boete, maar ook de belastingadviseur.
Hier zal niemand iets op tegen hebben, maar het pijnpunt zit met name in de minder duidelijke situaties. Met name rond belastingaangiften kan deze nieuwe regeling in de praktijk voor veel problemen gaan zorgen. In de nadere memorie van antwoord aan de Eerste Kamer heeft minister Hirsch Ballin van Justitie bevestigd dat hier mogelijk een knelpunt zit.
Een van de vragen die aan de minister is gesteld is in hoeverre relevant is of de belastingadviseur de door de belastingplichtige aangeleverde gegevens voor het indienen van de aangifte op hun juistheid controleert. Veel belastingadvieskantoren gaan er bij het opstellen van de aangifte voor hun klanten van uit dat de aangeleverde informatie juist is. Ook wordt in bepaalde gevallen op basis van aannames gewerkt, bijvoorbeeld wat betreft ”transfer pricing”, de prijzen van goederen, diensten en rechten die gelieerde ondernemingen aan elkaar leveren.
Deze praktijk blijkt echter niet zonder risico te zijn. Dat volgt uit het antwoord dat de minister van Justitie geeft. In feite zegt de minister dat belastingadviseurs in veel gevallen wel degelijk de aangeleverde informatie moeten controleren. Werken op basis van aannames is er niet meer bij.
Wordt dit toch gedaan, dan loopt de belastingadviseur, als later blijkt dat de aangifte onjuist is, het risico dat aan hem een boete wordt opgelegd. Hem kan dan immers verweten worden dat hij zich bewust is geweest van het feit dat hij mogelijk een onjuiste aangifte indiende, maar dat hij er niets aan heeft gedaan om dit te voorkomen. Dat dit nogal ver gaat, behoeft geen toelichting. Niettemin lijkt dit een reëel risico.
Reikwijdte
De minister van Justitie zegt verder dat de boete niet alleen aan het kantoor kan worden opgelegd, maar ook aan de aangiftemedewerker die de aangifte heeft ingevuld. En aan de belastingadviseur die de aangifte heeft nagekeken of ondertekend. Dit leidt voor veel kantoren en hun medewerkers tot een zorgelijke situatie, temeer omdat de minister eerder heeft verklaard dat de boetes geen absoluut maximum zullen kennen.
Het grootste probleem van dit alles is dat de minister van Justitie, en in zijn kielzog de staatssecretaris van Financiën, nog nauwelijks concreet is geworden over de precieze reikwijdte van de Vierde tranche Awb, met name in relatie tot de belastingaangifte. We constateren dat de onrust hierover onder belastingadviseurs en aangiftemedewerkers toeneemt. Het is daarom noodzakelijk dat de verantwoordelijke bewindslieden hier op korte termijn duidelijkheid over geven.
De auteurs zijn partner bij Ernst & Young Belastingadviseurs.