Die kritiek kwam maandag bij een hoorzitting van de Tweede Kamer van de milieubeweging, van de producenten van duurzame energie zoals eigenaren van windmolens en van grote energiebedrijven zoals Nuon.

Het mildst in hun oordeel waren de organisaties van de werkgevers, die vooral oog hebben voor de vraag of ons land zich niet door te hoge energieprijzen uit de internationale markt plaatst. De ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland noemen het wetsvoorstel Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) „in beginsel goed”, maar plaatsen vraagtekens bij de uitwerking. Zo stelde VNO-NCW dat de stimulering van de bouw van windmolens op land onvoldoende is.

Het kabinet schrapt als gevolg van het strategische akkoord ongeveer 500 miljoen euro aan subsidies en belastingaftrek om schone energie te produceren. Dat krijgt onder meer gestalte in het schrappen van de productenkorting in de ecotaks op energie, of wel de regulerende energiebelasting (REB), en vermindering van deze REB voor de consument. Dit was weliswaar een goed middel om de vraag naar groene stroom te stimuleren, maar veel van dat geld komt tot dusver in feite ten goede aan bestaande opwekking van stroom met waterkracht in het buitenland of aan opwekking van stroom met biomassa, hetgeen volgens critici niet in alle gevallen even „groen” is.

Het kabinet stelt er de MEP voor in de plaats, die ten goede moet komen aan bedrijven die in ons land groene stroom opwekken. Dat geld moet gaan naar windmolens op zee, windmolens op land, stroom uit „schone” biomassa en energiezuinige opwekking, de zogeheten warmtekrachtkoppeling bij industrie en tuinders.

Hiervoor zijn grote investeringen nodig en het kabinet wil de zogeheten onrendabele top daarvan wegwerken door een bijdrage per kilowattuur groene stroom, die voor wind op land 2,4 eurocent is en voor wind op zee 5 eurocent is. Volgens de energiebedrijven is dat veel te weinig om de investeringen goed van de grond te krijgen. Ze dringen aan op hogere tarieven.