Aanbevelingen over re-integratie de moeite waard
De kosten voor re-integratietrajecten zijn veel te hoog, aldus het instituut Nicis (RD van donderdag). Staatssecretaris Aboutaleb, die het onderzoek afdeed als „broddelwerk”, moet de aanbevelingen van het onderzoek ter harte nemen, vindt Margaretha Buurman, ook al is er op het onderzoek het nodige af te dingen.
Het instituut Nicis haalde vorige week de krant met onderzoek waaruit zou blijken dat de kosten van re-integratietrajecten per naar werk gere-integreerde persoon wel 537.000 euro bedragen. Van de jaarlijkse kosten van re-integratie had ook een Zuiderzeespoorlijn aangelegd kunnen worden, aldus het Nicis.„Broddelwerk”, was de reactie van staatssecretaris Aboutaleb op het onderzoek. De Tweede Kamer deed onmiddellijk een duit in het zakje en wil het onderwerp deze week bespreken tijdens de begrotingsbehandeling.
Nicis, het kennisinstituut voor grotestedenbeleid, heeft zichzelf in ieder geval geen dienst bewezen door zo kort door de bocht het punt te willen maken dat de kosten van re-integratie niet altijd opwegen tegen de baten. Immers op dergelijke berekeningen is altijd wel wat af te dingen.
Zo heeft Nicis niet de baten meegenomen van re-integratie, namelijk de bespaarde uitkeringen. Verder baseert men zich op cijfers van een paar jaar geleden. UWV en gemeenten hebben ondertussen meer ervaring opgedaan met het uitbesteden en uitvoeren van re-integratietrajecten en daar lessen uit getrokken die naar verwachting bijdragen aan een betere effectiviteit van de trajecten.
Bovendien stammen de cijfers uit een periode waarin iedere uitkeringsgerechtigde naar een re-integratietraject werd gestuurd. Tegenwoordig hoeft UWV voor werklozen met goede kansen niet meer direct een heel re-integratietraject in te zetten.
Maar ondanks deze kanttekeningen bij de Nicis-berekeningen is de conclusie wel degelijk gerechtvaardigd dat de baten van re-integratie niet altijd voor iedereen opwegen tegen de kosten. Dat is al eerder uit onderzoek gebleken. Het zou jammer zijn als Aboutaleb de aanbevelingen van het Nicis over re-integratie niet zou lezen. Die zijn namelijk best verstandig.
Zo wil Nicis allereerst re-integratie toespitsen op mensen die er baat bij hebben. Dat is wijs, want het gaat bij re-integratie om wat nu eigenlijk voor wie werkt. In tegenstelling tot de aanleg van een Zuiderzeespoorlijn, waarbij je slechts kunt kiezen tussen wel en niet aanleggen, kun je bij re-integratie veel meer verschillende keuzes maken in de inzet van instrumenten en doelgroepen. Dat is in het verleden veel te weinig gebeurd.
Ten tweede pleit Nicis voor een meer ”evidence based” inzet van re-integratie, betere onderzoeksmethoden en zelfs de inzet van experimenten. Re-integratie moet dus meer aangepakt worden op een manier die in de praktijk blijkt te werken. Wetenschappers beschouwen experimenteel onderzoek als de gouden standaard. In Nederland is deze methode bij re-integratie echter nauwelijks toegepast.
Toegevoegde waarde
De reden hiervoor is dat het als onrechtvaardig wordt beschouwd om mensen een werkzame behandeling te onthouden. Bij een wetenschappelijk verantwoord experiment is er altijd een controlegroep nodig waarbij de te onderzoeken aanpak juist niet wordt toegepast. Nu we weten dat re-integratie niet altijd voor iedereen werkt, is het tijd om dat bezwaar overboord te zetten. In de VS is experimenteren al langer gebruikelijk. ”Evidence based” therapie is in de gezondheidszorg heel gewoon, dus waarom niet bij re-integratie?
Ten derde stelt Nicis voor om voortaan in de beleidsvoorbereiding en -verantwoording gebruik te maken van nettoplaatsingscijfers (hoeveel mensen vinden werk door een re-integratietraject), in plaats van de brutoplaatsingscijfers (hoeveel mensen vinden werk na een re-integratietraject). Ook dat is een prima voorstel. Nettocijfers laten de toegevoegde waarde van het traject zien, omdat kansrijke werklozen ook zonder traject wel een baan hadden kunnen vinden.
Ten slotte wil Nicis gelukkig niet het uitgespaarde re-integratiegeld alsnog uitgeven aan de Zuiderzeespoorlijn, maar inzetten voor maatregelen gericht op arbeidsparticipatie van mensen die aangewezen zijn op langdurige ondersteuning, zoals onlangs voorgesteld door de commissie-De Vries in het advies over modernisering van de Wet sociale werkvoorziening. Op zijn minst de moeite van het bestuderen waard, zou ik zeggen.
De auteur is universitair docent in opleiding aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze bijdrage is een bewerking van een artikel op economieopinie.nl, het opinieplatform van de Erasmus School of Economics.