Een Sinaï in heiligheid
Sinaï is zowel de naam van een woestijn als van een berg. Ondanks de belangrijke rol van Horeb in het Oude Testament zwijgt de Bijbel over de precieze locatie van de berg Gods. In Exodus wordt simpelweg gezegd dat de berg in de woestijn Sinaï ligt, op de route die het volk Israël uit Egypte aflegde. Zo blijft ook de plek van de Schelfzee (een vertaling van het Hebreeuwse ”Yam Suph”, Rietzee) een mysterie. De Bittere Meren ten zuiden van Sukkoth waren begroeid met schelf of riet en zouden het water kunnen zijn waar God de Israëlieten doorheen leidde.
Niet minder dan 22 bergen zijn inmiddels naar voren geschoven als de echte berg Sinaï, wat de verwarring alleen maar groter maakt. Hun afzonderlijke pleitbezorgers voeren van alles als bewijs aan, zoals grondmonsters, rotsblokken, inscripties en klimaatomstandigheden. Het zou de Jebel Sin Bisher in het noorden van de Sinaï moeten zijn, net hoog genoeg om door de tachtigjarige Mozes beklommen te kunnen worden. Het moet de Serabit el-Khadim zijn, in Centraal-Sinaï, omdat daar allerlei rotstekeningen naar gewichtige godsdienstige rituelen verwijzen. Het moet de Jebel Serbal in het zuiden van de Sinaï zijn, voor bedoeïen een heilige plek. Het moet de berg Seir in Saudi-Arabië zijn, omdat de schriftgeleerde Paulus in Galaten 4:25 de Sinaï als een berg in Arabië aanduidde. En dan is er professor Anati die Har Karkom naar voren schuift. Zo buitelen de geleerden over elkaar heen. Voor alle locaties geldt dat steekhoudende archeologische bewijzen ontbreken. Met de vaagheid over de precieze plek had God mogelijk een bedoeling. Moest de Sinaï niet heilig blijven? Zijn berg?