Boellaard wilde Bernhards aanzien redden
N.a.v. ”Weest manlijk, zijt sterk - Pim Boellaard (1903-2001). Het leven van een verzetsheld”, door Jolande Withuis; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90234 2783 4; 382 blz., € 29,90.
De Greet Hofmansaffaire was een sneu gebeuren waaraan niemand schuld had, een conflict tussen een „wat mystieke moeder die haar kind gezond wil bidden” versus een „vader die deze sfeer ongezond vindt in zijn huis. De kinderen die de vader kiezen. De wereldpers die schunnige copy snuift.”Dat was de visie van verzetsheld Boellaard, vriend van prins Bernhard, op de perikelen binnen de koninklijke familie die in 1956 escaleerden. Voor Boellaard was vooral belangrijk hoe het aanzien van het Koninklijk Huis gered kon worden. Met F. Röell, adjunct-directeur van het Kabinet der Koningin, overlegde hij over de invulling van Bernhards verjaardag op 29 juni. Het leek hen raadzaam als „echtpaar en gezin” goed zichtbaar „sámen” zou uitgaan.
Het liep anders. Er kwam geen verjaardagspartijtje. Wel een onderzoekscommissie. Ironisch noteerde Boellaard in zijn dagboek: „Een oplossing ware Juffr. H. door de Secret Service de nek om te laten draaien. Merkwaardig dat geen enkele vrijgezel zich daarvoor meldt.” Hofmans’ nek werd niet letterlijk omgedraaid. Ze ging wel de paleislaan uit; het koninklijk huwelijk werd ternauwernood gered.
De prins was „openhartig” en „strijdbaar” toen hij Boellaard telefonisch bedankte voor zijn verjaardagsfelicitatie. Bernhard had de publiciteit niet gewild, zei hij, maar ditmaal vertelde hij zijn vertrouweling niet de waarheid.
Na de Hofmansaffaire heeft het tussen Boellaard en de koningin nooit meer echt geboterd. Twintig jaar later zette de Lockheedaffaire ook de contacten tussen Boellaard en Bernhard onder druk. Naar buiten toe bleef Boellaard loyaal; binnenskamers moet hij de prins ongezouten de waarheid gezegd hebben.
Op stand
De contacten met het koningshuis typeerden het leven op vooraanstaande posten van Willem Anton Hendrik Cornelius (Pim) Boellaard. Uit de nu verschenen biografie van deze verzetsheld rijst het beeld op van een dominante doordouwer, die veel voor anderen betekende, maar ook veel van hen vroeg. Hij had mensenkennis, maar „was ziende blind voor het gebrek aan integriteit en diepgang van zijn vriend Bernhard”, vindt biografe dr. J. Withuis.
Haar boek over Boellaards leven leest als een roman. De sociologe van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) groef zich een weg door het archief van een man die zijn eigen statuur kende en zelf vorm probeerde te geven aan de wijze waarop de mensen zich hem zouden herinneren.
In de eerste hoofdstukken ontrolt zich het beeld van een officierenfamilie die in de standenmaatschappij van begin twintigste eeuw alle moeite deed bij de ’betere’ kringen te behoren, al miste men blauw bloed en soms ook het nodige fortuin. Stand en status leken het hoogste levensdoel, en er was een afkeer van al wat plat en burgerlijk leek. De Boellaards staken veel energie in het uitpluizen van hun genealogie, het ontmoeten van vooraanstaande mensen en het in dagboeken en brieven beschrijven van de persoonlijke ontplooiing.
Geestkracht
Halverwege de jaren dertig doorzag Boellaard het nazisme nog niet echt; later des te meer. Voor hem was de mobilisatietijd geen vervelende onderbreking van het dagelijks leven, maar een periode waarin hij zich als reserveofficier kon ontplooien. Na het begin van de Duitse bezetting was hij al snel actief in de Ordedienst (OD), de verzetsorganisatie waarin ook andere officieren een grote rol speelden.
Na een periode als onderduiker werd Boellaard door verraad alsnog gearresteerd. Het was 5 mei 1942. Uniek waren de aantekeningen die hij uit de Scheveningse gevangenis wist te smokkelen, inclusief een verslag van de al even unieke verhoren die de gevreesde nazi’s Heydrich en Himmler hem afnamen. Na de bevrijding werden de rollen omgedraaid en verhoorde Boellaard oorlogsmisdadigers.
Boellaard behield tijdens zijn opsluiting in het ’Oranjehotel’ zijn geestkracht, al ging hij ervan uit dat de doodstraf hem wachtte. Onverwacht werd hij niet tot het vuurpeloton, maar tot gevangenschap veroordeeld. Het vonnis voerde hem naar de concentratiekampen Amersfoort, Natzweiler en Dachau.
Tijdens de drie jaren van zijn gevangenschap was Boellaard anderen tot grote steun. Zijn natuurlijke overwicht en organisatietalent gaven hem een vooraanstaande plaats in de kampen. Zijn zelfverzekerde houding en de wijze waarop hij medegevangenen moed gaf, maakten indruk, zelfs op de bewakers. Wie weigerde een medegevangene te mishandelen, werd ter dood gebracht. Boellaard weigerde, en overleefde: de Duitsers waren geïntimideerd door zijn houding.
Beeldvorming
Na de bevrijding bleef de oorlog Boellaard bezighouden, in de zorg voor de ex-gevangenen en in zuiverings- en wederopbouwcommissies. Daarnaast eisten zijn zakencarrière, tal van bestuursfuncties en de contacten met prins Bernhard en andere hooggeplaatsten zijn tijd op. Boellaard deed zijn invloed op tal van terreinen gelden. „De wederopbouweconomie en daarna de toenemende welvaart boden krachtige en ietwat autoritaire mannen als hij veel kansen en weinig tegenwerking”, observeert Withuis. Het overvolle leven knaagde wel aan zijn humeur. Hij bereikte veel, maar werd er niet gelukkiger van.
Een politieke loopbaan ambieerde Boellaard niet; zijn VVD-Statenlidmaatschap in Utrecht gaf hij na één zittingsperiode op en later was hij zelfs partijloos. Hij legde zich wel toe op het documenteren en reconstrueren van het verleden. Dat diende niet alleen tot meerdere glorie van het eerbiedwaardige militaire geslacht Boellaard en van zijn eigen (verzets)leven, maar ook tot het bijsturen van beeldvorming van het verleden die hij onjuist vond, zoals de bewering van dr. L. de Jong en anderen dat de militairen in de OD geen nuttige bijdrage aan het verzet zouden hebben geleverd.
Formaat
Boellaard werd 97 jaar. Het christelijk geloof had in de naoorlogse jaren een steeds geringere plaats in zijn leven. Het gezinsleven waarnaar hij tijdens zijn gevangenschap hartstochtelijk verlangde, speelde nadien ook een vrij marginale rol in het bestaan van een man die opgeslokt werd door zijn werk.
Withuis heeft het leven van de verzetsheld met invoelingsvermogen beschreven, ook al geeft ze zelf aan mijlenver bij zijn gedachtegoed vandaan te staan: „Wat moet een hedendaagse onderzoekster die zichzelf beschouwt als feminist en republikein en die bij het woord ’held’ ietwat achterdochtig wordt, met zo’n mannetjesputter van God, Nederland en Oranje?” Het is de zoektocht naar de betekenis van de oorlogsjaren voor iemands identiteit en levensstijl die haar intrigeerde.
Bij Boellaard springt de combinatie van stoere mannelijkheid en zorgzaamheid in het oog. De NIOD-sociologe schildert de oud-OD’er uit als een man van staal met onverwachte zachte kanten. Ze verzwijgt zijn negatieve karaktertrekken niet, maar noemt hem uiteindelijk toch „een man van een zeldzaam formaat en een zeldzame allure.”
De drie jaren als gevangene beschouwt Withuis als het hoogtepunt van Boellaards leven, omdat zijn capaciteiten toen maximaal tot uiting kwamen.
De omslagfoto is ontleend aan een filmpje dat op 6 mei 1945 in het pasbevrijde kamp Dachau is opgenomen. Dit opnieuw ontdekte filmpje is nu op de website van het NIOD te zien.