Ik ben kuyperiaan in hart en nieren
Kuyper loopt als een rode draad door mijn leven, aldus mr. dr. J. P. Balkenende, gisteren bij de onthulling van het standbeeld van Abraham Kuyper in Maassluis. Een samenvatting van zijn toespraak.
Mocht u er nog aan twijfelen: ik ben een kuyperiaan in hart en nieren. Dat heeft te maken met mijn opvoeding, opleiding en carrièrepad. Maar ik ben het vooral uit overtuiging.Ik groeide op in de gereformeerde traditie en studeerde aan de Vrije Universiteit. Later promoveerde ik op een dissertatie waarin het gedachtegoed van Kuyper luid en duidelijk doorklonk. Ik was hoogleraar christelijk sociaal denken aan de VU en ik werkte in het Kuyperhuis, het voormalige partijbureau van het CDA. Een persoonlijk hoogtepunt beleefde ik in 2004, toen ik in Princeton de Abraham Kuyper Prijs in ontvangst mocht nemen. Kortom, Kuyper loopt als een rode draad door mijn leven.
Ik bewonder Kuypers op het geloof geïnspireerde gedachtegoed en deel zijn visie op staat en maatschappij. Niet dat Kuypers denkbeelden een-op-een toepasbaar zijn op het moderne Nederland, maar de kern van zijn denken is nog steeds van grote betekenis voor de huidige samenleving.
Het belangrijkste wat Kuyper ons leert, is dat een samenleving niet goed kan functioneren zonder een moreel kompas en een juiste verdeling van verantwoordelijkheden. Het leven van Kuyper zelf laat dat als het ware zien. Alles wat hij tot stand bracht -en dat was heel veel- rustte op een paar pijlers: het anker van het geloof, maatschappelijk engagement, de overtuiging dat niemand alleen voor zichzelf leeft, en de wil om maatschappelijke verantwoordelijkheid te dragen.
Kuyper geloofde sterk in de kracht van maatschappelijke verbanden en de „veerkracht van de burgerij”, zoals hij dat zelf noemde. De staat moest daarvoor de voorwaarden scheppen. En de staat moest ook zorgen voor een goed functionerend rechtssysteem, gebaseerd op gemeenschappelijke waarden. Daarmee gaf Kuyper de overheid een afgebakende, maar belangrijke rol.
Driedubbele moed
Zo moeten we het leerstuk van de ”soevereiniteit in eigen kring” ook begrijpen. Niet als een eenzijdig pleidooi voor afscheiding en isolement, maar als een manier om vanuit de kracht van de eigen groep een bijdrage te leveren aan het grote geheel van de Nederlandse samenleving.
Vertaald naar onze tijd geeft dit richting aan de ideeënvorming over eenheid in verscheidenheid. Voor mij persoonlijk is dat een kernthema. Een pluriforme samenleving kan alleen bestaan bij de gratie van vier dingen: verantwoordelijke burgers, een krachtig maatschappelijk middenveld, gemeenschappelijke basiswaarden en rechtsstatelijkheid. Zonder dat fundament slaat tolerantie al snel om in vrijblijvendheid of -nog erger- in vervreemding. Dat is een heel actueel kuyperiaans standpunt.
Kuyper is ook wel eens getypeerd als een „man van overtuiging” met driedubbele moed. „Moed om tot de kern door te dringen, moed om te beginnen en moed om te volharden.” En zo was het. Het woord ”bang” kende hij niet. Hij heeft dat zelf ooit mooi geformuleerd, toen er kritiek kwam op het feit dat er bij het openingsfeest van de VU alcohol was geschonken. „Bij den chocoladeketel en de water- en melkkaraf kweekt ge geen geslacht van kloeke calvinisten.”
Kuyper zelf heeft aangetoond dat juist onverzettelijke mensen tot uitzonderlijke prestaties in staat zijn. Voor die prestaties verdient hij zonder meer een standbeeld. Dat beeld is in de beste kuyperiaanse traditie tot stand gekomen: niet zonder strijd en polemiek en zonder één cent overheidssubsidie. Kuyper zelf zou dat prachtig hebben gevonden!
De auteur is minister-president van Nederland.