Een rijk belijdenisgeschrift
Titel:
”Door U alleen. De Dordtse Leerregels in hedendaags Nederlands, toegelicht voor jongeren”
Auteur: H. van Dam
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2002
ISBN 90 331 1662 6
Pagina’s: 62
Prijs: € 5,95; Titel: ”Opent uwe mond. Het onze Vader aan kinderen uitgelegd”
Auteur: H. van Dam
Uitgeverij: Den Hertog, Houten; 2002
ISBN 90 331 1691 X
Pagina’s: 60
Prijs: € 5,95.
De kennis van de belijdenisgeschriften wordt in onze tijd steeds geringer. Niet alleen bij mensen die niet deelnemen aan het kerkelijk leven of die bij de groepen en bewegingen buiten de kerk komen, maar ook bij hen die tot een kerk behoren. Onlangs verscheen van de hand van H. van Dam een boekje over de Dordtse Leerregels, getiteld ”Door U alleen”. Het is een boeiend boekje geworden dat dit belijdenisgeschrift op een eenvoudige manier uitlegt.
Ook bij de jeugd die bij de kerk wordt opgevoed blijkt de kennis van de belijdenisgeschriften vaak onthutsend klein te zijn. De namen van bepaalde belijdenissen kennen we nog wel. Maar de inhoud is meestal nauwelijks bekend. Het was daarom een goed initiatief om de Dordtse Leerregels begrijpelijk voor te stellen voor de jongeren door de taal aan te passen aan het hedendaags Nederlands en de tekst kort toe te lichten. Terecht schrijft de auteur in zijn voorwoord dat de Dordtse Leerregels een belijdenisgeschrift vormen dat actueel blijft en onze aandacht en bestudering ten volle waard is.
Enkele kritische opmerkingen wil ik maken over de inhoud. Op verschillende plaatsen veronderstelt de schrijver nog te veel kennis van de geloofsleer bij de jongeren uit de gereformeerde gezindte. Zo zegt hij op blz. 11: „Adam was ook het hoofd van het verbond, het werkverbond dat God sloot.” Naar mijn overtuiging is de onderscheiding werkverbond en genadeverbond lang niet bij alle jongeren bekend. Als de auteur dan toch de term werkverbond wil gebruiken, zou hij die onderscheiding ook moeten uitleggen!
Wanneer Van Dam naar aanleiding van een passage over de wedergeboorte spreekt van de verandering van de wil van de mens, zegt hij letterlijk: „Die nieuwe gehoorzaamheid en gewilligheid is sterker dan die ongehoorzaamheid en onwil” (blz. 49). Die laatste woorden kunnen misverstand oproepen. Van een vrije wil spreken we immers alleen bij de mens in het paradijs voor de zondeval. Terwijl de remonstranten leren dat de mens een vrije wil heeft ook na de zondeval, namelijk om voor Gods genade te kiezen.
Wat de auteur waarschijnlijk bedoelt, is: een mens die wedergeboren wordt, wordt in de vrijheid van Christus gesteld. En gaat in beginsel weer Gods geboden dienen, aan Gods bedoeling beantwoorden. Maar dit is iets anders.
Wanneer we de Dordtse Leerregels weer lezen, komen we onder de indruk van de rijkdom van dit belijdenisgeschrift. Vooral de passages over de volharding der heiligen hebben mij getroffen.
Van harte juich ik het initiatief van de schrijver dan ook toe en spreek ik de wens uit dat dit boekje door velen mag worden gelezen. De kern van de belijdenis van Dordt is: „Het is genade om genade te ontvangen.” En: „De stromen van Gods heil ontspringen aan Gods eeuwig welbehagen.”
Bidden
Van dezelfde auteur verscheen ook een boekje over het volmaakte gebed. Het is een toelichting op het ”Onze Vader” en heeft als titel: ”Opent uwe mond”.
Dit boek is vooral voor kinderen bestemd. Het bevat allereerst een hoofdstuk over het bidden in het algemeen. Vervolgens legt de schrijver alle beden van het Onze Vader op een eenvoudige wijze uit.
Naar aanleiding van de aanhef maakt hij het onderscheid van God de Vader als Schepper; als Vader van de Zoon en als Vader van de gelovigen. Terecht merkt hij op dat we God alleen Vader kunnen noemen door het geloof en in de wedergeboorte.
Toch zegt hij ook: „En als we (nog) niet wedergeboren zijn? Mogen we dan dit gebed, dit ”onze Vader”, niet bidden? Jawel hoor, maar laten we er dan naar verlangen om echt een kind van God te mogen worden. Dan mogen we daarbij bidden: Heere, wilt U mijn Vader weer worden? Mag ik ook wedergeboren worden?” (blz. 14).
Wanneer Van Dam de bede ”Leid ons niet in verzoeking” behandelt, zegt hij letterlijk: „Er zijn veel plaatsen waar zondige dingen gedaan worden of te zien zijn, bijvoorbeeld bioscopen of disco’s. Daar mogen we niet komen. Dat zijn gevaarlijke plaatsen. Daar verleidt de duivel tot zonde” (blz. 51). Op zich kan ik de waarheid van die woorden volledig onderschrijven. Maar het is te goedkoop om alleen op deze verzoekingen te wijzen. Zeker in een boekje dat voor kinderen bestemd is. Waarom niet gesproken van stripverhalen die occulte elementen bevatten?!
Deze kritische kanttekening neemt mijn waardering voor de inzet van de auteur niet weg. Ik hoop dat velen ook dit boek zullen lezen!