Binnenland

Bosniëveteraan: Nog dagelijks last van gevolgen uitzending

Een gevoel van machteloosheid, angst en verlatenheid maakte zich van hem en zijn zes kameraden meester, die nacht in Bosnië. Met hun groepje stonden ze in de wildernis tegenover een overmacht van zestig -gewapende, zo bleek achteraf- oud-strijders van Servische, extreem gewelddadige milities. Die ervaring bleef voor soldaat eerste klasse Marc Hoekstra (31) niet zonder gevolgen. Nog dagelijks kampt hij met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). „De militaire leiding is ons volkomen kwijt geweest.”

31 October 2008 10:28Gewijzigd op 14 November 2020 06:38Leestijd 11 minuten
Bosniëveteraan Marc Hoekstra (31). Foto Sjaak Verboom
Bosniëveteraan Marc Hoekstra (31). Foto Sjaak Verboom

Met twee Mercedes Benzterreinwagens en zes verkenners van het 17e pantserinfanteriebataljon rijdt soldaat eerste klasse Marc Hoekstra, 19 jaar oud, op vrijdag 13 september 1996 richting het Bosnische plaatsje Jaice. Hun opdracht is even kort als eenvoudig: ze moeten de begeleiding van een konvooi van zestig oud-strijders van de Bosnische Serviërs overnemen van de Britten. Vlak bij Sarajevo zal een Franse eenheid het konvooi van de Nederlanders overnemen.Eitje, constateren de Nederlandse militairen met elkaar. Ze fronsen hun wenkbrauwen als ze zien dat de Britten twee touringcars en twee geblindeerde jeeps begeleiden met tanks. Kennelijk vinden de Engelsen de zware bewaking niet overbodig. Hoekstra: „Later, pas na de uitvoering van onze opdracht, hoorden we dat het om voormalige Arkantijgers ging.” Dat waren Servische milities die tussen 1991 en 1995 etnische zuiveringen uitvoerden in Kroatië en Bosnië.

De Nederlandse militairen wisselen wat formaliteiten uit met de Britten en het konvooi zet zich in gang naar de plek waar de Fransen de begeleiding overnemen tot in de Bosnische hoofdstad Sarajevo. Op het punt waar volgens plan de overdracht moet plaatshebben, is in de wijde omgeving echter geen Franse militair te bespeuren. Hoekstra en zijn mannen proberen via radiocontact aan de militaire leiding duidelijk te maken dat niemand hen op de afgesproken plaats opwacht.

Waarschuwingsschoten
De communicatie met het centrale commando gaat over veel schijven, waardoor veel tijd verloren gaat. De Servische oud-strijders in de jeeps en touringcars worden het oponthoud beu. Slechts een van hen spreekt een beetje Engels. Zo goed en zo kwaad als het gaat, proberen de Nederlanders hen gerust te stellen dat het allemaal goed komt.

Het mag niet baten. De bussen en jeeps zetten zich in beweging en gaan ervandoor. „Daar stonden we dan”, zegt Hoekstra. „We kregen opdracht ze tegen te houden, desnoods met waarschuwingsschoten.” De verkenners ontdekken de vluchters niet veel later op een parkeerplaats langs de weg. De Nederlanders houden wat afstand.

Opnieuw is de verbinding met de militaire leiding waardeloos. Een van de Nederlandse Mercedesjeeps moet steeds een paar kilometer terugrijden om contact te krijgen met de dichtstbijzijnde compagnie.

De situatie wordt intussen steeds grimmiger. Hoekstra: „Een van die Servische figuren speelde achteloos met een riotgun. We knepen hem. Wij waren met zeven man, zij met zestig. Later hoorden we dat er in die touringcars, zonder dat wij het wisten, nog veel meer wapens lagen.”

Lijkzakken
Intussen is het nacht geworden. Via de radio vragen de verkenners om een tolk. Die wordt beloofd, maar komt niet. Ook roepen ze de hulp in van een snellereactiemacht met YPR-pantservoertuigen die de beschikking hebben over een boordkanon. Maar ook die assistentie blijft uit. Ook de Fransen laten niets van zich horen.

De sergeant van Hoekstra besluit dan maar zelf het konvooi naar Sarajevo te begeleiden. De Nederlandse eenheid brengt de oud-strijders tot de rand van de Bosnische hoofdstad en maakt dan rechtsomkeert, terug naar de basis.

„Ze zijn ons volkomen kwijt geweest”, zegt Hoekstra. In zijn stem klinkt woede. „De militaire leiding beloofde ons van alles, maar er kwam niets van terecht. Mijn maatje vertelde me later dat hij bij het omruilen van een infuuszak op de basis zeven lijkzakken had zien klaarliggen. Toen hij vroeg waar die voor waren, kreeg hij als antwoord: „Er schijnen acht van onze jongens vermist te zijn.”

De zondag na de angstige ogenblikken in de Bosnische bergen zoekt het groepje verkenners elkaar op de basis op. Sommigen huilen. Hoekstra: „We hebben onze woede en frustratie aangekaart bij bataljonscommandant luitenant-kolonel Van der Louw. Hij had ten tijde van onze hachelijke situatie alle gesprekken via de radio kunnen volgen. Hij moet de toezeggingen aan ons voor versterking hebben gehoord. Maar mensen die toen in zijn buurt waren, vertelden ons later dat hij die nacht gewoon naar bed is gegaan.”

Een poging van een legerpredikant en een aalmoezenier om Van der Louw ertoe te bewegen met zijn manschappen in gesprek te gaan, strandt. Ook de pelotonscommandant gaat gesprekken met de gefrustreerde verkenners uit de weg. Hij sluit zich op in zijn kamer. Een paar dagen later mag Hoekstra, opmerkelijk genoeg als enige van de bewuste eenheid verkenners, een weekje op vakantie.

„We waren woedend”, zegt Hoekstra. „Niemand van de leiding heeft durven of willen erkennen dat we totaal in de steek zijn gelaten. Niemand sprak er met ons over, niemand bood een luisterend oor. Van pure frustratie stichtten we brand op het kamp. Bovendien deden we ons tegoed aan grote hoeveelheden bier die we stiekem het kamp binnensmokkelden.”

Ontslag
In december 1996 keert Hoekstra terug uit Bosnië. De missie zit erop, maar hij en zijn kameraden wachten nog steeds op een gesprek met bataljonscommandant Van der Louw. Voortdurend krijgen ze de belofte met de man te mogen praten, maar tot een daadwerkelijk gesprek komt het nooit.

Op oefening in Polen gooit Hoekstra de handdoek in de ring. „Ik stop ermee, heb ik gezegd. Vreemd genoeg repte niemand over het contract dat ik nog had en dat je normaal gesproken moet uitdienen. Ik kreeg eervol ontslag. In augustus 1997 trad ik uit dienst.”

De IJmuidenaar vindt een baan bij een vishandel en maakt weken van tachtig uur. De tijd die hij nog over heeft vult hij met feesten, uitgaan en meisjes. De sigaret en de drank worden zijn grootste rustgevers. „Voortdurend stond ik op scherp. Als iemand me op de snelweg afsneed, drukte ik hem gelijk naar de kant. Als iemand in de winkelstraat tegen me aan botste, was ik direct woedend.”

Een jaar later krijgt Hoekstra een brief en een vragenlijst van het ministerie van Defensie. Een jonge psycholoog voert naar aanleiding daarvan een gesprek met de Bosniëveteraan. „Hij vroeg me wat ik zou doen als Van der Louw op dat moment de kamer zou binnenkomen. Ik wees de man op een stuk hout in de hoek van het vertrek en zei: „Ik zou hem daarmee zijn hersens inslaan.” Van dat gesprek heb ik nooit meer iets gehoord. Dat was de nazorg van Defensie.”

Black-out
Hoekstra begint vreemd gedrag te vertonen, maar heeft dat zelf nog niet door. Zo vermoedt hij in 2000 dat zijn toenmalige vriendin vreemd gaat. Hij trekt zijn camouflagetenue aan en posteert zich met een verrekijker in een half gesloopte flat tegenover haar woning. Hoekstra heeft het bij het rechte eind en wijst zijn vriendin de deur.

Hij stapt uit de vishandel, begint in 2001 een opleiding tot beveiliger en krijgt een baan als beveiliger van bedrijfsterreinen. Toch mist hij de kameraadschap die hij in het leger zo sterk ervoer. Hij krijgt heimwee naar zijn oude werkgever en bezoekt in 2002 een banenmarkt. „Daar werd een film vertoond over het werk van de krijgsmacht. Ik zat in die zaal en kreeg een complete black-out. Het zweet droop van mijn hoofd, ik kreeg hartkloppingen en viel uiteindelijk flauw. Ik weet niet hoe ik ben thuisgekomen.”

Hoekstra mijdt het openbare leven. Hij vertoont zich niet buiten en komt niet in winkels of op andere plekken waar veel mensen zijn. Zijn moeder ziet dat het niet goed met hem gaat en zoekt hulp voor hem.

Ze belt naar de militaire vakbond ACOM. Die adviseert de Bosniëveteraan psychotherapie te gaan volgen bij kolonel Martens in Amersfoort. Dan volgt een periode van onzekerheid waarin Hoekstra van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Martens verwijst hem voor antidepressiva naar de huisarts, maar die wil hem die pillen niet zomaar geven. Hoekstra zoekt het wanhopig in angst- en ademhalingstherapie, maar niets lijkt te helpen. „Niemand had door wat ik precies had en ik kon er zelf ook geen naam aan geven.”

Diverse keren overweegt de oud-militair een einde aan zijn leven te maken. „Voor mij had het leven geen zin meer.”

De ACOM adviseerde zijn moeder een brief te schrijven aan Martens waarin hij duidelijk uiteenzet wat hem mankeert. Een gesprek met een psychiater volgt. Diagnose: agorafobie (pleinvrees, BM) en posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van zijn uitzending naar Bosnië. Hoekstra: „Ik heb me daar in die nacht in Bosnië machteloos, angstig en in de steek gelaten gevoeld. Net als mijn kameraden.”

Zeker drie anderen van de groep verkenners waarvan Hoekstra deel uitmaakte, kampen volgens hem met geestelijke en emotionele problemen. In ieder geval een van hen staat daarvoor nog steeds onder dagbehandeling.

Tatoeage
De diagnose dat agorafobie en PTSS minimaal voor 50 procent zijn veroorzaakt door zijn uitzending naar Bosnië geeft Hoekstra -intussen verhuisd naar Zeeuws-Vlaanderen vanwege de rust die er heerst- het recht op militair invaliditeitspensioen. Elke twee jaar moet hij worden herkeurd. Zowel in 2004 als in 2006 luidt het oordeel van deskundigen hetzelfde. Het ministerie van Defensie kent Hoekstra in 2005 het Draaginsigne Gewonden toe. Het bewijs ervan hangt ingelijst aan de muur in zijn huiskamer. Op zijn linkeronderarm draagt de psychisch verwonde militair het kruisvormige symbool in een tatoeage.

Net voor de zomer van dit jaar echter volgt voor de IJmuidenaar -intussen op therapeutische basis werkzaam in de grafische sector- opnieuw een medische keuring door een arts van het Zorgloket Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers. De man vertelt hem tot zijn grote verbazing dat hij geen PTSS heeft en ook geen pleinvrees. Hoekstra zou volgens de man kampen met een persoonlijkheidsproblematiek die niets te maken heeft met zijn uitzending naar Bosnië. „Het zit in de genen”, zo voegt de arts hem nog toe.

De meest recente diagnose zou betekenen dat de Bosniëveteraan geen recht meer heeft op invaliditeitspensioen. Een beroepszaak loopt nog. Hoekstra is de wanhoop nabij: „Zaten dokter Martens, andere deskundigen en de minister van Defensie -die me in 2005 het Draaginsigne Gewonden toekende- er dan allemaal naast?”


„Een op de twintig militairen krijgt PTSS”

Een woordvoerder van het ministerie van Defensie weigert in te gaan op het dossier van veteraan Hoekstra. „We kunnen niet met derden over individuele zaken spreken omdat deze vertrouwelijk zijn.”

Exacte cijfers van het aantal militairen dat met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kampt, heeft het ministerie van Defensie niet. Het gaat er, evenals het Veteraneninstituut, van uit dat 5 procent van de militairen die op missie zijn geweest PTSS zal krijgen. Tot 2010 zullen in Uruzgan zo’n 20.000 Nederlandse militairen dienen. In het gunstigste geval zullen dus zo’n 1000 militairen PTSS overhouden aan hun uitzending. Oud commandant der strijdkrachten Dick Berlijn noemde dat aantal recent echter „te laag voor de missie in Uruzgan.”

Defensie zegt de laatste jaren een inhaalslag te maken in de nazorg voor militairen en veteranen. „Wij voelen ons verantwoordelijk voor militairen en veteranen die zich geconfronteerd zien met de gevolgen van de uitoefening van hun dienst voor de krijgsmacht. Zij kunnen daarom altijd een beroep doen op de professionele zorg en voorzieningen van Defensie”, aldus de woordvoerder.

Hij benadrukt dat het van belang is dat militairen en veteranen actief meewerken aan het tijdig signaleren van klachten. Behalve bij de zorgvoorzieningen binnen Defensie kunnen militairen en veteranen voor hulp aankloppen bij het Veteraneninstituut, het zorgloket bij het ABP en reguliere civiele zorgverleners, zoals de eigen huisarts.


Draaginsigne Gewonden

Alle militairen en veteranen die tijdens hun inzet onder oorlogsomstandigheden of daarmee overeenkomende situaties lichamelijk of psychisch letsel hebben opgelopen, krijgen van het ministerie van Defensie een Draaginsigne Gewonden.

Bij psychisch letsel krijgt een militair pas een Draaginsigne Gewonden op basis van een medische verklaring of als achteraf PTSS is geconstateerd met een invaliditeit van ten minste 10 procent als gevolg.

In de periode 2001 2007 zijn in totaal 438 draaginsignes uitgereikt. In bijna driekwart van de gevallen ging het om psychisch letsel, bij 22 procent om lichamelijke verwondingen en bij een vijfde deel om een combinatie van lichamelijk en psychisch letsel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer