Missie Afghanistan geen mislukking
De NAVO-missie in Afghanistan is ondanks alle tegenslagen waardevol, stellen Maarten Haverkamp en Raymond Knops in reactie op een artikel van Dick Leurdijk op deze pagina op 17 oktober.
Dick Leurdijk schetst in zijn artikel naast een somber beeld van de NAVO-inspanningen in Afghanistan ook de grote inzet en de goede bedoelingen van de missie. Volgens hem staat de NAVO in Afghanistan op drie vlakken onder druk.Allereerst is het volgens hem de vraag of we de strijd tegen de taliban wel kunnen winnen. Deze strijd is inderdaad taai en gaat gepaard met tegenslagen. De veiligheidssituatie varieert sterk. We betreuren een groot aantal gesneuvelde ISAF-militairen, onder wie zeventien Nederlanders. Dat er flink gevochten zou moeten worden stond voor de missie ook vast en is dus, helaas, geen verrassing. Voor de CDA-fractie blijft dan ook het adagium: opbouwen waar het kan, vechten waar het moet. Over onderhandelingen met de taliban is de CDA-fractie duidelijk geweest. Het is niet aan Nederland, maar aan de democratisch gekozen regering van president Karzai om gesprekspartners te kiezen. Verslaan van de taliban is nooit het doel van ISAF c.q. de Nederlanders geweest. Het doel was en is van hen een irrelevante factor te maken. Dat een deel van het brede palet dat taliban wordt genoemd onder voorwaarden aan tafel met Karzai zal zitten, is inderdaad denkbeeldig. Wanneer de tijd daarvoor rijp is, is echter niet aan ons.
Steun
Leurdijk vraagt zich af hoelang de publieke opinie de NAVO-missie blijft steunen. Het is inderdaad van belang dat zo’n gevaarlijke missie breed gesteund wordt in de samenleving. Over de missie wordt in het parlement en in het land veel gesproken. Waar Leurdijk enigszins cynisch zegt dat de NAVO gebruikmaakt van ”strategic messaging” om de publieke opinie uit leggen wat zij doet, vindt de CDA-fractie het verstandig dat ook de NAVO het publiek inlicht over de doelen van de missie. De CDA-fractie gelooft in nut en noodzaak van deze missie en legt dat ook zo veel mogelijk aan de bevolking uit. We zijn daarbij dankbaar voor het grote respect dat er in de Nederlandse samenleving is voor onze militairen. Ook rondom de wederopbouw.
Nederland voert een integraal beleid waarin defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking hand in hand moeten gaan. De integratie van deze drie verloopt niet perfect, maar wint aan belang. Langzaamaan nemen diplomaten en ontwikkelingswerkers de leidende rol van militairen over (bijvoorbeeld in het Provinciaal Reconstructieteam). Vooruitgang is zichtbaar. Zoals bij de verbetering van medische zorg, het stijgende aantal kinderen dat naar school gaat en de beschikbaarheid van elektriciteit. Het is echter onrealistisch om te veronderstellen dat Nederland Afghanistan in vier jaar op ’westerse’ rails zet. Die suggestie is ook niet door ons of de regering gewekt.
Complex
Ten slotte verwijt Leurdijk de politiek dat die te gemakkelijk is voorbijgegaan aan de complexe situatie in Afghanistan. Integendeel, bij de niet eenvoudige beslissing in te stemmen met deze missie was het CDA zich bewust van het onderontwikkelde niveau van het land, na decennialange oorlogsvoering.
Dit en alle risico’s in achtnemend vond de CDA-fractie dat Nederland, op verzoek van de VN en Afghanistan, een bijdrage diende te leveren aan veiligheid, stabiliteit en (weder)opbouw in Uruzgan, voor een betere toekomst van de Afghanen.
Dat dit in vier jaar zou lukken, verwachtten we ook niet. Nederlandse militairen moeten in 2010 dan ook door manschappen van NAVO-partners opgevolgd worden. Nederland moet echter betrokken blijven bij de wederopbouw van Afghanistan, die, zoals Leurdijk terecht stelt, wellicht één of twee generaties gaat duren. De CDA-fractie erkent dit en loopt hier niet voor weg.
De auteurs zijn woordvoerders buitenlandse zaken en defensie van de CDA-Tweede Kamerfractie.