Klassieker Van der Meer heruitgegeven
’s-HERTOGENBOSCH - De klassieker van Frits van der Meer over ”Augustinus de zielzorger” (1947) is opnieuw uitgegeven. In ’s-Hertogenbosch werd het boek gisteren door oud-premier Van Agt aangeboden aan kardinaal Simonis.
Het woord werd verder gevoerd door dr. P. M. le Blanc en de augustijn dr. M. Schrama.Van der Meers boek ”Augustinus de zielzorger” geeft een uitvoerig beeld van de veertig jaar dat de kerkvader heeft gewerkt: eerst als jonge monnik, daarna als priester en ten slotte als bisschop.
Prof. F. G. L. (Frits) van der Meer (1904-1994) was archeoloog, cultuurhistoricus en priester. In 1964 ontving hij de P. C. Hooftprijs. Met ”Augustinus de zielzorger” verwierf hij internationale faam. Het boek werd in diverse talen vertaald.
In de nieuwe uitgave (Kok, Kampen) typeert dr. S. de Boer Van der Meer als een man met grote gaven, een geleerde en een kunstenaar, een leraar en een priester. „Hij kende de vroegchristelijke en de middeleeuwse wereld niet alleen als kunsthistoricus, maar ook door zijn directe kennis van de belangrijkste teksten die in de loop van die ver van ons afgelegen eeuwen verschenen. Hij bewoog zich met hetzelfde gemak dat hem op eigen terrein eigen was, in de wereld van patristici en cultuurhistorici van de late oudheid en van de middeleeuwen.”
Het is volgens De Boer de grote verdienste van Van der Meer dat hij in dit boek een deel van het oude Europa op een bijzondere manier heeft doen oplichten, „de cultuur van die tijd en het leven van christenen daarin, in het hart of aan de rand van een jonge kerk, beziggehouden door het wel en wee van alledag.” Maar vooral heeft hij het geheim ontraadseld „dat verklaart hoe deze zielzorger, Augustinus, met al zijn geleerdheid, geletterden en ongeletterden, medestanders en tegenstanders, wist te bereiken. Zijn tijdgenoten hebben het verstaan.”
Enthousiasme
Dr. W. A. H. M. Kusters geeft in de nieuwe uitgave een uitvoerige inleiding op het leven en het werk van Van der Meer. De Vlaamse Augustinuskenner T. J. van Bavel gaat in op het karakter van de Augustinusmonografie van Van der Meer. „Voor mij was dit boek als het ware een openbaring in zover ik daarin Augustinus ontdekte als een persoon van vlees en bloed, een mens om van te houden. Inmiddels zijn er zestig jaar verstreken en nog steeds beschouw ik het als de beste algemene inleiding op Augustinus die ik ken.”
Van der Meers boek heeft een heel eigen karakter, aldus Van Bavel. „Het is geen levensbeschrijving, geen historisch onderzoek, geen filologische analyse, geen theologische studie. Het is een herschepping van de dagelijkse praktijk van de bisschop van Hippo aan de hand van de vele details gezaaid vooral tussen teksten uit preken en brieven. Zoiets vraagt niet alleen een bepaalde gevoelige waarneming, maar ook een gedegen kennis van de teksten.”
Als geen ander wist Van der Meer de persoon van Augustinus levendig te „herscheppen” door een aanschouwelijke reconstructie van het dagelijkse leven van een bisschop uit de vierde, begin vijfde eeuw. Daarbij steunt hij sterk op de archeologische kennis over Noord-Afrika van die tijd en zijn vertrouwdheid met vele, vooral Franse, schrijvers.
De stijl van het boek noemt Van Bavel postklassiek. De auteur moet zijn gegevens vooral halen uit de details of de terloopse opmerkingen van een tekst. „Hij moest bijna tussen de lijnen lezen.”
Van der Meer was een meester in het actualiseren van de teksten van Augustinus. „Hij doet dit vooral door er een dialogale vorm aan te geven. We horen hoe de bisschop van Hippo in dialoog komt met zijn volk, en we ervaren tegelijk hoe wij in dialoog komen met die bisschop als zielzorger.”