Cultuur & boeken

De wereld is een speeltoneel

Titel: ”Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur”
Auteur: Johan Huizinga; met een voorwoord van Willem Otterspeer
Uitgeverij: Athenaeum Boekhandel Canon, Amsterdam, 2008, ISBN 978 90 8964 003 1
Pagina’s: 232
Prijs: € 27,50.

Dr. Ewald Mackay
22 October 2008 09:00Gewijzigd op 14 November 2020 06:35

Johan Huizinga (1872-1945) geldt algemeen als de grootste Nederlandse historicus uit de twintigste eeuw. Dit heeft iets ironisch: in feite is hij helemaal geen historicus maar sanskritist. Bovendien zou hij, wanneer hij vandaag zou hebben geleefd, in de kaartenbakken van het arbeidsbureau hebben gezeten: met zijn kunstzinnige spel en moreel-religieuze ernst valt hij buiten de canon van de geschiedwetenschap. De auteur van ”Homo ludens” zou dit alles een geweldige speling van het lot hebben gevonden, een nieuwe ”Lof der zotheid” waardig. Het beroemde boek ”Homo ludens” (De spelende mens) is recent uitgegeven in een handzaam, prettig bandje in de serie Athenaeum Boekhandel Canon. Ik juich het toe dat dergelijke klassiekers opnieuw toegankelijk worden gemaakt. Ik zou dan wel wensen dat de ”Inleiding” -van de hand van Willem Otterspeer- een echte inleiding zou zijn, die het boek plaatst binnen leven en werk van Huizinga. Nu treffen wij enkele bladzijden over de relatie tussen Erasmus en Huizinga en over de commentaren op het boek van Huizinga, die alleen interessant zijn wanneer je Huizinga al kent.

Maar dan opent zich het boek zelf en meteen word je als lezer meegenomen in de wondere geesteswereld van Huizinga. Je moet wel Huizinga zijn om oog te hebben voor het spelelement als een wezenlijk bestanddeel van de hele werkelijkheid. Het spelelement verbergt zich als het ware in alle dingen, en weinig schrijvers hebben er apart studie van gemaakt. Diep in de fijnzinnige geest van Huizinga zelf zat ook de notie van het spel van vorm en wezen, dat als het ware de biografische dispositie vormt tot het schrijven van dit boek.

Vreugde
Het boek is mijns inziens te typeren binnen de wijsgerige stroming van de fenomenologie. Deze stroming dringt door tot het wezen der dingen door de verschijnselen van de werkelijkheid heel aandachtig en intuïtief te aanschouwen; in dit aanschouwen onthult zich hun wezen. In dat licht is ”Homo ludens” een fenomenologie van het spel: de mens is niet alleen een denkend wezen (”homo sapiens”) of een arbeidend wezen (”homo faber”), maar hij is wezenlijk ook een spelend wezen (”homo ludens”).

Spelen is ouder dan de cultuur, immers, de dieren spelen ook. Hoewel het bij dieren functioneel en biologisch is -voorbereiding op de jacht- ’speelt’ er in hun spel reeds iets van de vreugde zelf mee en doorbreekt het de grenzen van het fysieke. Bij mensen is dat in veel sterkere mate het geval. „Het bestaan van het spel bevestigt voortdurend het supralogisch karakter van onze situatie in de kosmos.”

Alle menselijk handelen is doorweven van spel. In de taal is er het woordspel, in mythe en religie het cultische spel, in de kunst het toneelspel, in de politiek de spelletjes van de heren politici, in de wetenschap het spel der geesten, in de kunst het muziekspel en het toneel en ten slotte in de sport een heel scala van spelen. Spel staat, intuïtief gevat, tegenover ernst. Waar het komische bij dwaasheid hoort, is het spel echter niet dwaas. Het spel, zelfs het sportieve spel, heeft een hoge ernst: er zijn wel moorden gepleegd om voetbalwedstrijden. Waar de ernst meestal het spel uitsluit, en daar kwaad over wordt, is het spel vol van ernst.

Het spel heeft altijd iets competitiefs in zich: men wil winnen. Zelfs wanneer het competitieve agonie (strijd) wordt, heeft het vaak een spelvorm, denk aan het oorlogsspel. Het spel voedt creativiteit, behendigheid, slimheid en kracht. In archaïsche maar ook in hoge beschavingen is alle cultuur sterk ludiek agonaal. De soldaat bewijst zijn kunnen in het krijgsspel, de artiest in een concours, de atleet in de spelen, de retor in een debat. Ook de rechtsspraak heeft veelal een spelvorm: de advocaat speelt met de aanklager het juridische spel. In de oude wereld is de wijsheid dikwijls een spel, zo bij het raadsel (Simson!) dat de wijze opgeeft en waar twee partijen het antwoord op zoeken. Ook poëzie heeft iets van het spel: voordracht, competitie -wie kan uit het hoofd de hele ”Ilias” opzeggen?- et cetera.

Het spel wordt in de religie verheven tot heiligheid en is dan hoge ernst. In de cultus drukken we spelenderwijs de hoogste strijd van goed en kwaad en van de goden uit. We spreken, wat dat religieuze aspect betreft, opmerkelijk genoeg ook van een ’viering’: heilig spel. In de grote wendingen van het leven zit altijd een spelelement: de geboorte, het huwelijk en zelfs de dood zijn vaak hiermee omgeven.

Ernst
Spel en wedijver hebben een cultuurscheppende functie. Ze voeden de verbeelding. Bij uitstek in muziek en dans is het spel dominant; letterlijk ook spreken we van ”een rol spelen” en ”pianospelen”. Spel schept door zijn vorm vaak schoonheid in het alledaagse. De cultuurgeschiedenis laat zien dat elke tijd zijn eigen bepaling van het spel heeft. Volgens Huizinga staat tegenover het spel van middeleeuwen en renaissance de ernst van Luther en Calvijn, die het ludieke spreken van Erasmus niet verdroeg.

De barok is weer speels, de verlichting ernstig, de huidige tijd verliest het sacrale spelen en overwaardeert het sportieve spel, zelfs zo dat de ernst het spel gaat overheersen. Het spel is, ook al valt het zelf buiten het ethische gebied, altijd verbonden met ethiek: het gaat in elk spel uiteindelijk om het ware, het goede en het schone. het gaat om het wezen van de wereld, en daartoe behoort ook het spel. Zei Shakespeare het al niet: „All the world is a stage”, wat -Vondeliaans vertaald- betekent: „De wereld is een speeltoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.”

Huizinga’s boek is prachtig. Hij is een knap fenomenoloog, zij het dat Luther meer gevoel voor humor had dan Huizinga hem toedicht. Ik mis aandacht voor een religieuze duiding van het spel: het laat mijns inziens iets zien van de ongelofelijke subtiliteit van de schepping en dus ook van haar Schepper, Die ”speelt met de Leviathan”: ”Deus ludens!” Na lezing van het boek moet het spel -anders wordt het te groot- wel weer worden teruggegeven aan zijn natuurlijke, terloopse plaats in de wereld: die van een facet van de ernst van de werkelijkheid, dat die ernst draagbaar maakt: in misère hebben mensen vaak door hun geloof maar ook door het spel van de humor overleefd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer