Cultuur & boeken

Jan Siebelink schrijft wrange schoolroman

Titel: ”Suezkade”
Auteur: Jan Siebelink
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam, 2008
ISBN 978 90 234 2880 0
Pagina’s: 382
Prijs: € 19,90.

Enny de Bruijn
22 October 2008 08:56Gewijzigd op 14 November 2020 06:35

Na ”Knielen op een bed violen” is het een onmogelijke opgave: een nieuw boek schrijven dat evenveel succes heeft. Jan Siebelink liet zich door die gedachte niet weerhouden en publiceerde ”Suezkade”. Geen verstild verhaal over een bevindelijke bloemenkweker, maar een schoolroman vol chaos, erotiek en met een steeds beklemmender en surrealistischer sfeer. Siebelink schrijft verhalen in soorten. De kwekerij, de rondreizende oefenaars, de vader met zijn hang naar mystiek, de ervaring onder de appelboom - die elementen komen niet alleen terug in ”Knielen op een bed violen” maar ook in ”De overkant van de rivier”, ”Nachtschade” en ”De bloemen van Oscar Kristelijn”. Maar er is ook een andere kant aan zijn werk, met boeken als ”Vera”, ”Ereprijs” en ”Schaduwen in de middag”, waarin de chaos van het schoolleven centraal staat. Alsof de schrijver zijn thema’s steeds opnieuw uitprobeert, steeds weer van een andere kant bekijkt.

Zijn jongste boek past in de reeks van schoolromans - zelfs de details herinneren aan vorige verhalen. In ”Suezkade” treffen we opnieuw een overspelige rector, gekonkel in de lerarenkamer, een spelfout in het docentenboek, een leraar die zijn collega in elkaar slaat, een hoofdpersoon die zichzelf buiten de gemeenschap plaatst en met een toenemend gevoel van vervreemding het schoolleven beschouwt.

Ondergang
Siebelink vertelt het verhaal van Marc, een jonge docent Frans met linnen pakken, zijden dassen en Italiaanse schoenen, die hoge idealen over het lesgeven koestert. Maar hoe enthousiast hij zijn baan ook mag beginnen, hij eindigt als uitgestotene: hij is te intelligent en te onafhankelijk, weet te veel, schrijft te mooi, zoekt aansluiting bij de verkeerde collega’s en raakt bovendien min of meer verliefd op een leerlinge, het Marokkaanse meisje Najoua.

Zijn ondergang is onvermijdelijk, een ondergang die zich met veel bombarie aankondigt: anorexia en ziekenhuisopname van Najoua, een bloedig gevecht met een treiterige collega, een morele executie door de rector in bijzijn van de voltallige lerarenvergadering, de vernieling van zijn met veel liefde ingerichte lokaal, de moord op zijn kat. Siebelink lijkt te zwelgen in drama en zwarte romantiek, en dat geeft het verhaal iets onwerkelijks, iets al te overdadigs. Het past natuurlijk helemaal bij de traditie van decadentisme waardoor de schrijver beïnvloed is, maar dat is geen excuus. Door al die zwaar aangezette rampen word je als lezer bijna immuun, kan het schrijnende slot van het verhaal je veel minder raken dan anders misschien het geval zou zijn geweest.

Dat slot is ook in andere opzichten merkwaardig. Het hele verhaal lang is er nauwelijks sprake van enig religieus bewustzijn bij de hoofdpersoon, maar op de laatste pagina’s komt dan ineens, vanuit een duistere laag van het onderbewustzijn, naar boven wat rest in de hele onhoudbare, uitzichtloze toestand: „Uit de diepte roep ik U aan, o Heer. (Tot wie moet ik mij anders wenden?)” Dat zijn Marcs laatste woorden, neergeschreven op het schoolbord, vlak voordat hij zijn leven beëindigt.

Zo’n zin is wrang, schrijnend, aangrijpend, maar waarom komt die gedachte aan het eind van het boek zo uit de lucht vallen, waarom denkt Marc in de loop van het verhaal nooit eens over Gods aanwezigheid na? Wat voor betekenis heeft religie hier eigenlijk? Uiting van onmacht van de totaal verloren mens, of toch een ultiem beroep op God? Het verhaal eindigt duister, dat is alles wat erover te zeggen valt.

Cultuurkritiek
Toch is er ook een andere kant aan dit boek. Siebelink weet de lezer wel degelijk op allerlei manieren aan het denken te zetten. Over de teloorgang van het onderwijs in de humanistische traditie, over de verplatting en versmalling van het lesgeven, over de kleinmenselijke motieven en gedragingen die het schoolleven -als miniatuursamenleving- beheersen. In die zin is ”Suezkade” een onverbloemd stukje cultuurkritiek.

De auteur tekent geen romantisch beeld van het schoolleven. Elk van de personages is bezig om op zijn eigen manier de chaos te bezweren. De een zoekt het in een nauwgezet rechtzetten van tafels en stoelen na elke schooldag, in het oprapen van propjes en het smetteloos achterlaten van gangen en schoolborden. Orde moet er zijn. De ander reciteert Latijnse volzinnen om zijn gokverslaving in bedwang te houden. De derde zit (doorbetaald) thuis na een niet-bestaand conflict. Er is volop overspel, gekonkel, minachting en geroddel. Intussen blijft de schone schijn bestaan, vergaderen de docenten eindeloos over futiliteiten, wordt er een bloemetje gestuurd naar een zieke, worden kwesties onder de tafel geschoven.

Marc bekijkt het allemaal met verbazing, als individu dat er maar niet in slaagt deel van de gemeenschap te worden - hoe graag hij dat in het begin ook wil. Hij is een zonderling, met zijn dandyeske verschijning, zijn eruditie, zijn verlangen om erbij te horen. In feite is hij een eenzaam jongetje, in de steek gelaten door zijn moeder - het beheerst zijn herinnering hoe zij is meegetrokken in een auto met vier mannen, hem achterlatend bij de kinderwagen. Hij woont alleen, sinds de oudtante die hem opvoedde is overleden. Familie heeft hij niet, vrienden en kennissen evenmin.

Hij wil ontzettend graag contact, maar voelt er steeds weer zo weinig bij. Van alle collega’s die zijn gezelschap zoeken is er maar één die hem echt raakt, en die ene verdwijnt uiteindelijk naar een ver land en laat nooit meer iets van zich horen. Van alle vrouwen die verliefd op hem worden, vlucht hij weg, bang voor seksualiteit, bang om verzwolgen te worden. Alleen Najoua blijft over - zolang de relatie platonisch kan blijven, zolang hij slechts dromen kan. Als dat niet meer gaat, en als bovendien alle schoonheid in zijn leven vernietigd wordt, heeft hij geen uitzicht meer.

”Suezkade” kent veel losse eindjes, er hangt af en toe een zwoel sfeertje in het verhaal, erotiek en seksualiteit spelen een nogal nadrukkelijke rol, het accent ligt op de nachtzijde van het leven. Daar word je als lezer niet vrolijk van. Toch heeft Siebelink het onalledaagse, zoekende, beschadigde, afstandelijke, verlangende karakter van zijn hoofdpersoon met heel veel liefde en mededogen getekend, en dat is een verdienste. Hij heeft hem alleen geen uitzicht, geen hoop gelaten. Dit boek is als een vraag zonder antwoord.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer