Ontslaan personeel mogelijk (nog) duurder
Het gerechtshof Den Haag heeft dinsdag zeven arresten gewezen die van groot belang zijn voor de ontslagpraktijk, schrijft mr. L. B. de Graaf. Dit kan tot gevolg hebben dat ontslag werkgevers meer gaat kosten.
Het gerechtshof Den Haag heeft dinsdag in zeven -niet gerelateerde- zaken geoordeeld dat er sprake was van ”kennelijk onredelijk ontslag”. Vervolgens kende het hof een vergoeding toe aan de werknemers, waarbij het zich liet leiden door de zogenaamde kantonrechtersformule.In een ontslagprocedure kunnen werkgevers twee routes bewandelen. De eerste route loopt via de kantonrechter in een ontbindingsprocedure. De rechter kan bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding aan de werknemer toekennen. Hij hanteert hierbij de kantonrechtersformule. Door het toepassen van deze formule kunnen hoge vergoedingen worden toegekend, omdat de formule deels is gebaseerd op de trouwe dienst van de werknemer.
De tweede route loopt via het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Als de werkgever daar een ontslagvergunning krijgt, zegt hij in de regel zonder vergoeding de arbeidsovereenkomst op. De werknemer kan het ontslag aanvechten door te stellen dat het ontslag ”kennelijk onredelijk” is. Indien de rechter deze stelling volgt, kan hij schadevergoeding toekennen.
De vraag was jarenlang of de rechter in een procedure over kennelijk onredelijk ontslag (de tweede route) de kantonrechtersformule uit de ontbindingsprocedure (de eerste route) mag toepassen. De gerechtshoven weigerden deze zogenaamde reflexwerking echter te erkennen. Dit werd door velen onjuist geacht. De vergoedingen op grond van de kantonrechtersformule vallen namelijk regelmatig door het eerdergenoemde ”trouwedienstprincipe” hoog uit. Waarom zou dit principe geen rol spelen indien de CWI-route is gekozen en het ontslag kennelijk onredelijk wordt geacht?
Dinsdag besliste het Haagse hof dat het de kantonrechtersformule ook in de procedures voor kennelijk onredelijk ontslag gaat hanteren. Het hof oordeelde dat voortaan ontslagen kennelijk onredelijk worden geacht indien aan de ontslagen werknemer niet ten minste de vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule is aangeboden, minus 30 procent. Deze 30 procent wordt afgetrokken omdat de werknemer in de CWI-route meer tijd krijgt dan in de ontbindingsroute om zich op het naderende ontslag voor te bereiden.
In de praktijk zal dit betekenen dat werknemers een vergoeding mee moeten krijgen, zelfs indien de CWI-route wordt gevolgd. Het betekent echter niet dat deze vergoeding altijd hoog moet zijn. In de kantonrechtersformule bepaalt de mate van verwijtbaarheid van het ontslag, de zogenoemde ”C-factor”. Indien het ontslag vooral aan de werknemer is te wijten zal een lage C-factor van toepassing zijn en daarmee een lage vergoeding afdoende zijn. Echter, indien het ontslag overwegend aan de werkgever is te wijten, zal het aanbieden van een hoge vergoeding wel degelijk vereist zijn.
Uit deze zeven (!) arresten volgt dat de kantonrechtersformule voortaan van toepassing zal zijn in kennelijk onredelijke ontslagprocedures. De andere hoven zullen waarschijnlijk volgen. Het gevolg is enerzijds dat het niet te rechtvaardigen onderscheid tussen de uitkomst van de twee verschillende ontslagroutes zal afnemen. Anderzijds valt het te verwachten dat meer ontslagen werknemers kennelijk onredelijke ontslagprocedures zullen starten, omdat zij menen recht te hebben op een (hogere) vergoeding. Ontslag kan daarom (nog) duurder worden.
Tijdstip
Overigens is het tijdstip waarop het hof deze lijn uitzet opmerkelijk. Hoewel de discussie over de versoepeling van het ontslag al ruim vijftig jaar muurvast zit, ziet het er momenteel naar uit dat met name de hoogte van ontslagvergoedingen binnenkort zal worden ingeperkt. In het najaarsakkoord hebben de sociale partners immers besloten in de toekomst de ontslagvergoeding voor salarissen hoger dan 75.000 euro te maximeren op één jaarsalaris. De arresten van het hof gaan tegen deze trend in om de ontslagvergoedingen te beperken.
Daarbij komt nog dat het zeer waarschijnlijk is dat de kantonrechtersformule binnen twee weken wordt herzien. Denkbaar zou zijn geweest dat het hof de uitkomst van deze ontwikkelingen af had gewacht, alvorens het deze nieuwe lijn uitzette.
De auteur is werkzaam op de sectie arbeidsrecht bij BarentsKrans advocaten en notarissen in Den Haag.